Theater in de oudheid Flashcards

1
Q

De proloog

A

De proloog is het inleidende en situerende eerste tafereel van een toneelstuk: het is de schetsing van de beginsituatie of achtergrondsituatie en de voorstelling van de hoofdpersonages en hun opvallende karaktertrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Oxymoron

A

Oxymoron zijn twee termen die niet bij elkaar horen ( Heilige misdaad )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De parados

A

De parados is het intredelied van het koor. Vaak treedt het koor op in een combinatie van functies; het koor kruipt a. h. w. in de huid van verschillende personages.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Epeisodion

A

Akte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het stasimon

A

Het stasimon is een standlied van het koor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het ritueel

A
  • Godsdienstige rituelen om goden gunstig te stemmen of te bedanken
  • Door traditie overgeleverde handelingen, gebruiken in een bepaalde gemeenschap
  • Alledaagse handelingen die herhaald worden volgens een min of meer vast patroon, die voldoen aan maatschappelijk, cultureel of individueel bepaalde regels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De orchestra

A

Ronde dansplaats rond het altaar ( Het orkest )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het theatron

A

Zitplaatsen voor het publiek ( het theater )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De skènè

A

Gebouwtje met drie deuren, kleedkamer en bergplaats voor de machinerie ( Scène )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De parodos

A

Zijingang waarlangs het koor opkwam ( de parade )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het proskenion

A

verhoog voor de skènè waarop de acteurs speelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het proscenium

A

(= voortoneel ): Drie deuren worden 1 opening met nog slechts de prosceniumboog als scheidingslijn, zodat scène en voortoneel één geheel vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De expositie

A

Kennismaking met de voorgeschiedenis en de personages.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het motorisch moment

A

Het moment waarop - door een gebeurtenis, uitspraak of beslissing - het conflict, dat de kern en motor van het stuk is, wordt aangestoken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De climax

A

Het hoogtepunt, de crisis die beslist over het lot van de held.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De peripetie

A

De ommekeer, de wending, de afwijking van de ingeslagen richting, het grote inzicht.

17
Q

De catastrofe

A

De ontknoping, de afwikkeling naar het eindpunt.