Spelling & Syntaxis Flashcards
Beginsel van de standaarduitspraak
We spellen een woord met de klanken die we horen in de standaarduitspraak van dat woord. De spelling is dus fonologisch.
Dit principe wordt ingeperkt door drie nevenbeginselen: dat van de gelijkvormigheid, dat van de analogie en dat van de etymologie.
Standaarduitspraak
Een uitspraak die niet gekleurd is door de woonplaats, leeftijd of andere kenmerken van een bepaalde spreker.
Beginsel van de gelijkvormigheid
We spellen een woord of woorddeel zo veel mogelijk op dezelfde wijze. We proberen een woord of een deel van een woord altijd op dezelfde manier te schrijven, ook al spreken we het soms anders uit.
Beginsel van de analogie of de overeenkomst
Je schrijft een woord naar overeenkomst met een ander woord.
Beginsel van de etymologie
De spelling van een woord wordt soms bepaald door zijn herkomst. De spelling van een woord kan sporen bevatten van zijn geschiedenis of etymologie.
Semantiek
Semantiek of betekenisleer is een tak van de wetenschap die zich bezighoudt met de betekenis van symbolen, maar ook van natuurlijke taal.
Constituent
Een constituent is een groep woorden die samen een betekenisvol geheel vormen binnen een zin. Het kan een zinsdeel of een deel van een zinsdeel zijn. Via vooropplaatsing kun je nagaan welke woorden tot een bepaalde woordgroep behoren. Afhankelijk van de kern krijg je een andere soort constituent.
SVO of SOV
De SVO-volgorde ( subject-verbum-object ) is de meest gebruikelijke woordvolgorde in het Nederlands. Meer dan 75% van alle talen hanteert als standaardnorm de SOV-volgorde of SVO-volgorde.
De SVO-volgorde is ook het meest gebruikelijk in talen die voor het overige tot totaal verschillende taalfamilies behoren. Zo is de SVO-volgorde de standaard in zowel de West-Germaanse talen als het Fins, Swahili en de Chinese talen.
Predicaat
Het predicaat is wat er gezegd wordt over het onderwerp.
Voorwerp of bepaling?
Een voorwerp of object hoort bij het werkwoord of het gezegde. Zonder een voorwerp lijkt je zin onvolledig.
Een bepaling is optioneel en kan je weglaten.
Betrekkelijke bijzin
Een relatieve of betrekkelijke bijzin begint met een betrekkelijk voornaamwoord of een bijwoord dat verwijst naar iets of iemand in de hoofdzin. Het woord waarnaar het betrekkelijk voornaamwoord verwijst, noem je het antecedent. In een relatieve bijzin is het ‘voegwoord’ een deel van de zin. Het kan bijvoorbeeld het onderwerp zijn, het lijdend voorwerp of een indicatie van tijd.
Een relatieve bijzin heeft dezelfde woordvolgorde als een ondergeschikte bijzin.
Recursiviteitsprincipe
Volgens Noam Chomsky is het recursiviteitsprincipe een belangrijk onderdeel van de universele grammatica. Recurvisiteit betekent dat een structuur zich eindeloos kan herhalen. Zo is het in principe mogelijk om aan een willlekeurige zin een oneindig aantal bijzinnen toe te voegen.
Theoretisch is de lengte van een zin in principe oneindig; ons kortetermijngeheugen levert echter wel een beperking op voor het produceren en begrijpen van ‘oneindige’ zinnen.
Beknopte bijzin
Een beknopte bijzin is een bijzin waarin het onderwerp en de persoonsvorm ontbreken. De plaats van de persoonsvorm wordt door een deelwoord of infinitief ingenomen.