Week 8 Flashcards

1
Q

Wat is ondermijning?

A

Het is een term zonder officiële definitie in het strafrecht off strafprocesrecht en zonder eenduidige wetenschappelijke betekenis. Taalkundig betekent het “ondergraven” en het verwijst naar een proces dat de fundamenten van een systeem aantast. In het maatschappelijk en politiek debat wordt ondermijning vaak in verband gebracht met criminaliteit, en met name georganiseerde misdaad. Volgens Huisman kan ondermijning als georganiseerde criminaliteit worden beschouwd wanneer deze de rechtsorde en democratie bedreigt door sluipende aantasting van de maatschappelijke integriteit. Volgens hem is ‘De essentie van georganiseerde ondermijnende criminaliteit is dat de ‘reguliere samenleving’ doordrenkt raakt met criminele activiteiten en actoren, die de bestaande gezagsstructuren vervangen of beïnvloeden. Gerekend is de vermeende vermenging van onderwereld en bovenwereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zegt Brinkhoff over Nederland/narcostaat?

A

Volgens Brinkhoff voldoet Nederland aan de definitie van een narcostaat: een staat waarin 1) grootschalige productie en/of handel in dan wel doorvoer van narcotica plaatsvindt 2) die gepaard met nietsontziend (onderling) geweld en 3) leidt tot een corrumperende vermenging van boven- en onderwereld. Aan deze componenten moet (in overwegende mate) cumulatief zijn voldaan wil een land daadwerkelijk het predicaat narcostaat krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zegt Huisman over de Narcostaat

A

Huisman pleit voor de term narcostaat 2.0: een schijnbaar goed functionerende staat met alle onderliggende kenmerken van een narcostaat.
De politie definieert ondermijning als: “het verzwakken of misbruiken van de structuur van onze maatschappij, leidend tot een aantasting van haar fundamenten en/of van de legitimiteit van het stelsel dat haar beschermt”. De docent denkt aan cocaïne handel bij ondermijning.

Georganiseerde criminaliteit wordt gezien als een directe bedreiging voor de democratische rechtsstaat, omdat het niet alleen criminele activiteiten omvat, maar ook sociale, economische en juridische structuren aantast die van belang zijn voor een goed functionerende samenleving. Om deze dreiging tegen te gaan, wordt de aanpak van georganiseerde criminaliteit op verschillende fronten versterkt. Er wordt bijvoorbeeld meer aandacht besteed aan preventieve maatregelen en de beveiliging van kwetsbare personen en locaties. Ook blijft er aandacht voor het voorkomen van criminaliteit, met name door jongeren weg te houden van zware criminaliteit. Tot slot wordt er blijvend geïnvesteerd in zichtbare aanwezigheid van politie op straat om veiligheid en vertrouwen te vergroten.

De impact van ondermijning op de democratische rechtsstaat is groot, omdat deze criminaliteit het vertrouwen in de overheid en de rechtsorde aantast. Het tast de basisprincipes van een democratische samenleving aan, zoals rechtvaardigheid en gelijkheid voor de wet. Ook in de maatschappij veroorzaakt ondermijning veel schade: het vergroot de onveiligheid en onzekerheid. Veel van deze criminele activiteiten zijn drugsgerelateerd. De handel in en productie van drugs vormt vaak de basis van georganiseerde misdaad, wat criminelen in staat stelt om verder invloed uit tee oefenen en zich te mengen in andere illegale activiteiten, zoals witwassen en geweld. Het verband tussen drugs en ondermijning benadrukt de brede en schadelijke impact die dit soort criminaliteit heef top de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ondermijning in de wet en elementen

A

Ondermijning omvat diverse strafbare feiten die de rechtsorde aantasten, zoals opiumwetdelicten, witwassen (420bis Sr), deelname aan een criminele organisatie (art. 140 Sr), mensenhandel (art. 273f Sr) en bedreiging (art. 285 Sr). Het betreft ook misdrijven zoals wamenhandel (WWM), geweldsmisdrijven (artt. 300, 302, 387 en 289 Sr), en mensensmokkel (art. 197a Sr). Andere delicten die ondermijning vertegenwoordigen, zijn het teweegbrengen van ontploffingen (art. 157 Sr) en de voorbereiding van misdrijven (art. 46 Sr).

De elementen zijn:
1. Nadruk op de georganiseerde criminaliteit;
2. Verwevenheid met bovenwereld
3. Impact op de democratische impact in de maatschappij
4. Veelal drugsgerelateerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kritiekpunt huisman ondermijning

A

Een van de kritiekpunten van Huisman is: er kan van alles onder ondermijning vallen, dat is een nadeel en vaag. Aan de andere kant heeft het een mobiliserende werking, en misschien is dat ook goed. Er komt urgentie om maatregelen te treffen:

’Een andere, en wellicht belangrijkste, kanttekening bij de begrippen ondermijning en ondermijnende criminaliteit betreft de breedte en het ontbreken van een eenduidige, scherpe definitie. Dat heeft een aantal gevolgen. Ten eerste maakt dat het zeer lastig, zo niet onmogelijk, om de aard en omvang van ondermijnende criminaliteit te bepalen en het effect van een aanpak te meten. Dit is extra bezwaarlijk nu het ministerie van Veiligheid en Justitie de ambitie heeft dat criminaliteitsbeleid ‘evidence based’ is, dus gebaseerd op een valide beleidstheorie en bij voorkeur wetenschappelijk bewezen effectief. Ten tweede brengt de ongerichtheid het risico dat alle bij de geïntegreerde aanpak samenwerkende partijen onder deze brede noemer eigen doelen blijven nastreven. Dat verklaart wellicht mede de populariteit van het begrip: onder deze brede paraplu kan ieder zijn eigen gang blijven gaan. En dat terwijl volgens de Inspectie Veiligheid en Justitie individuele doelstellingen en de integrale doelstelling beter afgestemd moeten worden.’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De wet ondermijning 2022 maatregelen

A

De ontwikkelingen in het strafrecht rondom ondermijning zijn gerecht op het versterken van de wetgeving om georganiseerde criminaliteit tegen te gaan. De Wet Ondermijning I (2022) introduceerde verschillende maatregelen. Zo werd art. 138aa Sr aangepast, waardoor het strafbaar werd gesteld om cocaïne uit havens te halen (uithalers). Daarnaast werd de maximumstraf voor bedreiging (art. 285 Sr) verhoogd, wat de strafmaat vergrootte voor dit delict. Ook werd het strafrechtelijk executie-onderzoek uitgebreid, waardoor het makkelijker wordt om criminele goederen, zoals vermogen, in beslag te nemen.

Momenteel is er een Wetsvoorstel Ondermijning II in behandeling, dat verdere stappen voorziet in de strijd tegen ondermijning. Dit wetsvoorstel beoogt onder andere de strafbaarstelling van verborgen ruimten (art. 189a Sr), wat het gemakkelijker maakt om drugssmokkel te bestrijden door voertuigen te onderzoeken op verborgen opbergplaatsen. Bovendien wordt de uitbreiding van de ontzetting van rechten voorgesteld, bijvoorbeeld de ontzegging van het recht om een bepaald beroep uit te oefenen (art. 152 Sr), wat kan helpen bij het voorkomen van criminele activiteiten in legale sectoren.

Verder is er een wijziging van de Penitiaire beginselenwet in behandeling, die aanvullende maatregelen mogelijk maakt tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie. Dit houdt in dat het contact van gedetineerden met de buitenwereld, vooral met andere criminelen, verder beperkt kan worden om criminele activiteiten vanuit de gevangenis te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ondermijning in het bestuursrecht

A

Naast het strafrecht speelt ook het bestuursrecht een rol in bet bestrijden van ondermijning. De Wet Bibob (2002) biedt bestuursorganen de mogelijkheid om vergunningen in te trekken of te weigeren wanneer er “ernstig gevaar” bestaat dat deze vergunningen zullen worden gebruikt voor criminele activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als uitstrafbare feiten verkregen voordelen op geld waardeerbare wijze worden benut, of wanneer er een risico bestaat op het plegen van strafbare feiten (art. 3 lid 1 Wet Bibob). De Wet Bibob wordt ondersteund door de screening van het Centraal Bureau Bibob, dat zowel open als gesloten bronnen, zoals politiegegevens, gebruikt om te bepalen of er risico’s verbonden zijn aan de verstrekking van vergunningen.

Daarnaast is per 2024 een wijziging in de Gemeentewet (art. 174a) die de sluitingsbevoegdheid van de burgermeester uitbreidt. Waar deze bevoegdheid voorheen alleen gold bij ernstige verstoringen van de openbare orde binnen een woning, erf of lokaal, kunnen gemeenten nu ook ingrijpen bij gedragingen rondom panden. Dit betreft situaties zoals de dreiging van ernstig geweld of het aantreffen van wapens (art. 2 WMM). Deze wijzigingen vergroten de mogelijkheden voor lokale autoriteiten om effectief in te grijpen bij locaties die bijdragen aan ondermijning en zo de openbare orde te waarborgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ondermijning in EU artikel 81 lid 1 VEU

A

De Confiscatierichtlijn (richtlijn 2024/1260) heeft als doel crimineel vermogen in te nemen zonder dat er voorafgaand een veroordeling hoeft plaats te vinden. Deze richtlijn is specifiek gericht op bepaalde strafbare feiten, waaronder handel in drugs, vervalsing van betaalmiddelen, mensenhandel en corruptie. De richtlijn voorziet in twee situaties waarin confiscatie mogelijk is: ten eerste, wanneer vervolging niet kan worden voortgezet, bijvoorbeeld door ziekte van de verdachte of doordat de verdachte voortvluchtig is; ten tweede, wanneer er sprake is van onverklaarbaar vermogen dat in verband staat met georganiseerde criminaliteit. In het laatste geval moet worden vastgesteld dat het vermogen aannemelijk afkomstig is van crimineel handelen. Deze richtlijn stelt de mogelijkheid om vermogen af te nemen zonder een veroordeling, wat een krachtige maatregel is tegen georganiseerde misdaad. Het doel is om criminele netwerken financieel te verzwakker door het afpakken van onterecht verkregen middelen. De implementatietermijn voor de richtlijn is vastgesteld op 30 maanden w t de lidstaten de tijd geeft om de nodige wetgeving en procedures aan te passen om de richtlijn effectief toe te passen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Oplossingen tegen ondermijning?

A

De aanpak van strafrecht is steeds meer gericht op zowel vergelding als preventie van toekomstige criminaliteit. Dit wordt onder meer vormgegeven door verhoging van strafmaxima en de versobering van het detentieregime, wat de nadruk legt op strengere straffen en het afschrikken van potentiële criminelen (generale preventie). De gedachte hierachter is dat zwaarder straffen de kans verkleinen dat mensen opnieuw in de criminaliteit vervallen en de samenleving beschermen tegen misdaad. Daarnaast is er aandacht voor speciale preventie, wat gericht is op de individuele situatie van de verdachte. Het concept van STMK (toekomstgericht vergelden) speelt hierbij een rol, waarbij het strafbeleid meer gericht is op het voorkomen van recidive door de dader te rehabiliteren en zijn gedrag op lange termijn te beïnvloeden. Het burgerinitiatiefwetsvoorstel slimmer straffen biedt een alternatief voor traditionele straffen door meer maatwerk toe te passen, zoals het invoeren van elektronische detentie als een zelfstandige hoofdstraf, wat de dader in staat stelt om onder controle te blijven, maar buiten de gevangenis te verblijven. Een andere ontwikkeling is de invoering van de vervangende taakstraf en vervangende elektronische detentie, die als alternatieven voor de traditionele gevangenisstraf kunnen dienen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nitrauws aanpak ondermijning

A

Nitrauw identificeert drie kernproblemen:
1. De lokroep van snel geld: de aantrekkelijkheid van hoge inkomsten op korte termijn overschaduwt elk aanbod van hulp of alternatieven;
2. Lage drempels in kwetsbare wijken; een cultuur waarin cocaïnehandel genormaliseerd wordt, maakt het moeilijk voor jongeren om weerstand te bieden.
3. Een lage pakkans en lichte straf: beperkte opsporingscapaciteiten en vaak milde straffen versterken de perceptie dat cocaïnehandel loont.

In de Trouw had OvJ Nitrauw een opmerking gemaakt over speciale preventie: “Kansloos en dus blijft over als strafdoel: generale preventie – afstraffen met onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Nee, de dealer wordt niet beter van opsluiten, maar door hun gevangenisstraf worden jongens in hun buurt afgeschrikt doordat ze zien, ja, het geld is snel gemaakt, maar je wordt gepakt en vastgezet. Toepassing van de ouderwetse, afschrikkende werking van het strafrecht, dat is het middel waar ik in dit soort zaken voor pleit”.

Op het gebied van drugshandel is er het experiment “gesloten keten coffeeshops”, waarbij coffeeshops tijdelijk worden gesloten om de handel in harddrugs beter te reguleren. Dit experiment is bedoeld om te onderzoeken of strengere controle en sluiting van coffeeshops kan helpen bij het tegengaan van de illegaliteit rondom de harddrugsmarkt. De vraag of harddrugs gelegaliseerd moeten worden, blijft daarbij onderwerp van discussie. Voorstanders van legalisatie wijzen op de voordelen van regulering, terwijl tegenstanders vrezen voor een toename van gebruik en de impact op de volksgezondheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Is Nederland een narcostaat volgens Sven Brinkhoff?

A

Volgens Sven Brinkhoff wel.
Hij omschrijft een narcosstaat met drie componenten.

Een narcostaat is een staat waarin
1) grootschalige productie van en/of handel in dan wel doorvoer van narcotica plaatsvindt

2) die gepaard gaat met nietsontziend (onderling) geweld en;

3) leidt tot een corrumperende vermenging van boven- en onderwereld. Aan deze componenten moet (in overwegende mate) cumulatief zijn voldaan wil een land daadwerkelijk het predicaat narcostaat krijgen

Volgens Sven moet een land aan twee van de componenten voldoen.

Sven toetst de componenten vervolgens aan Nederland.
Component 1: De eerste component ziet op de vraag of Nederland een land is waar grootschalige productie van en/of handel in narcotica plaatsvindt.

‘’Wat betreft de grootschalige productie van narcotica springt op de eerste plaats de productie van synthetische drugs het meest in het oog. Duidelijk is dat Nederland voor de wereldwijde synthetische drugsmarkt een tweeledige rol vervult: Nederland fungeert als een centraal distributiesysteem voor dit type narcotica en is daar- naast een belangrijk productieland van synthetische drugs.8 Dit beeld wordt bevestigd door een in 2017 gedane schatting, waaruit blijkt dat in Nederland voor ten minste 18,9 miljard euro aan xtc en amfetamine is geproduceerd en dat Nederlandse producenten wat betreft de productie van synthetische drugs tot de mondiale top behoren.’’

Component 2: De tweede component ziet erop dat de grootschalige productie en distributie van narcotica gepaard gaat met nietsontziend (onderling) geweld.

‘’ Zoals ik eerder schreef, worden al sinds jaar en dag in Nederland liquidaties gepleegd die als toonbeeld van dergelijk geweld kunnen worden gezien. Recent voorbeelden hiervan zijn de liquidaties die centraal staan in de onderzoeken Marengo en Eris en qua gewelds- toepassing vallen natuurlijk ook de aangetroffen ‘martelcontainers’ in Wouwse Plantage op: allemaal voorbeelden van geweld dat wordt gekatalyseerd door de grootschalige productie en distributie van narcotica. Sinds 2018 wordt Nederland wel geconfronteerd met een nieuw type geweld dat zich richt op onschuldige derden en zelfs professionals die op enigerlei wijze betrokken zijn bij een strafzaak die ziet op de productie en/of distributie van narcotica. Het
is evident dat ik in dit verband doel op de moord op de broer van de kroongetuige uit de Marengo-zaak in 2018, de liquidatie van strafadvocaat Derk Wiersum in 2019 en de moordaanslag op misdaadverslaggever Peter R. de Vries in 2021. De dreiging die tot op de dag van vandaag bestaat tegen andere misdaad- journalisten mag op deze plek ook niet onvermeld blijven. Dit laatste legt een extra gewicht in de schaal voor het aanduiden van Nederland als narcostaat.’’

Component 3: het feit dat in een narcostaat de grootschalige productie en distributie van narcotica tot gevolg heeft dat de georganiseerde criminaliteit de legale wereld corrumpeert.

‘’ In dit verband is het allereerst van belang dat is berekend dat jaarlijks naar schatting voor 13 miljard euro aan crimineel geld wordt witgewassen in Nederland.

In dit proces wordt de illegale opbrengst uit de onderwereld geïnvesteerd in de bovenwereld en is het dus onvermijdelijk dat ook in Nederland de bedoelde vermenging, oftewel corrumpering, op allerlei manie- ren plaatsvindt. Immers met witgewassen geld kunnen criminelen invloed krijgen op personen, legale ondernemingen en sectoren van de samenleving. Natuurlijk is niet al dit criminele geld afkomstig uit de grootschalige drugshandel, maar uit onderzoek volgt dat dit wel een aanzienlijk aandeel betreft.16 Voor een concreet voorbeeld van de corrumperende werking van de georganiseerde criminaliteit op de bovenwereld moet ik daarnaast ook denken aan de geconstateerde kwetsbaarheden in de Rotterdamse haven en het aantoonbare risico dat daardoor ontstaat op corruptie van overheidsfunctionarissen en mensen en bedrijven die vanuit een commercieel oogpunt actief zijn in deze haven. In deze context wijs ik ook op een recente oproep van de burgemeesters van Rotterdam en Antwerpen om de doorvoer van cocaïne in beide havens een halt toe te roepen.18 Overigens zijn natuurlijk ook andere sectoren van
de Nederlandse economie vatbaar voor soortgelijke corrumpering.Ten slotte noem ik in deze context nog de geconstateerde beïnvloeding van politici door de georganiseerde misdaad. Ook aan de derde component van het begrip narcostaat lijkt dus te worden voldaan. Al moet wel gezegd worden dat deze component veel minder aantoonbaar is dan de eerste twee.’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dave van Toor over Nederland is een Narcostaat

A
  1. Institutionele aanwezigheid

‘’ Op het eerste gezicht een van de meest logische aspecten van het begrip narcostaat is institutionele aanwezigheid van drugscriminelen. Het concept narcostaat is namelijk een samentrekking van narcotraffickers en staat,waarmee dus wordt gedoeld op de invloed (the process) van de drugscriminelen (the agents) binnen de staatsorganisatie (the target).

‘’ Buxton schrijft (in erg algemene zin) dat ‘the term ‘narco-state’ refers to those countries where criminal organizations connected to the drug trade acquire an institutionalized presence in the state’.

Hierbij wordt niet duidelijk gemaakt welke posities op welk niveau drugscriminelen zouden moeten bekleden om te kunnen spreken van institutionele aanwezigheid. Zo kunnen drugscriminelen posities binnen gemeenteraden, provinciale staten of zelfs in het parlement proberen te verkrijgen, om vanuit die positie invloed op gemeentelijke, provinciale of statelijke besluitvorming uit te oefenen.’’
2.Narco-economie
De drugshandel staat centraal bij de nationale economie, waarbij geen institutionele aanwezigheid is vereist.

Een narco-economie kan immers bestaan zonder dat significante vermenging plaats- vindt met (de organen van) de staat. Juist die verwevenheid staat in een volgende definitie centraal.

Tadzjikistan verdient veel geld aan opiatenhandel, het BBP is 30%. Dat is een narcostaat.

  1. Narcoregime
    de narco-traffickers hebben niet alleen institutionele aanwezigheid bemachtigd, maar tevens worden leidinggevende posities binnen zowel de criminele organisatie als de regering door de- zelfde personen bekleed. Hierdoor wordt de situatie gecreëerd waarbij niet wordt opgetreden tegen narco-traffickers, omdat de criminelen de hoogste posities binnen de regering bekleden.

Een ander voorbeeld van een narcoregime is het regime van Noriega in Panama. Noriega liet het Medellin-kartel drugs smokkelen via Panama, liet hen aldaar geld witwassen en nam zelf grote bedragen van drugscriminelen aan.

Dave haalt de argumenten van Sven als volgt neer:

1 Het eerste noodzakelijke aspect om volgens Brinkhoffs definitie van een narcostaat te kunnen spreken, is dat sprake moet zijn van grootschalige productie en/of handel en/of doorvoer van verdovende middelen.

‘’ Wordt de wereldwijde inbeslagname van drugsin 2020 echter nader bekeken, dan is Nederland in absolute zin een ‘kleine’ speler: van alle ecstasy die wereldwijd in beslag wordt genomen, wordt 34,6 procent in de Verenigde Staten van Amerika in beslag genomen’’

‘’ Nederland is alleen wereldleider als ‘main country of origin and of departure of ecstasy’,50 dus als productieland van één soort synthetische drugs.’’

  1. De tweede component van Brinkhoffs definitie is nietsontziend geweld. Bij de toepassing van de component op Nederland geeft Brinkhoff anekdotisch ‘bewijs’: de vele liquidaties, het vermoorden
    van onschuldige burgers en professionals en de martelcontainers.

‘’ Alhoewel geweld en drugshandel vaak hand in hand gaan, ligt een geweldscomponent bij de definitie van narcostaat niet voor de hand. We hebben het namelijk over een narcostaat, en niet over een geweldsstaat.
Zoals hierboven is aangehaald, gaat het bij het concept narcostaat om het samentrekken van de woorden narco-traffickers en de staat. In de definities in de internationale literatuur staat geweldstoepassing dan ook niet centraal. Het geweld levert op zich- zelf geen directe invloed of macht op en ook geen economisch voordeel vanuit staatsperspectief. In die zin is het niet logisch om een geweldscomponent onderdeel uit te laten maken van het concept narco- staat. Geweld hoort bij georganiseerde misdaad, maar is geen unieke of essentiële karaktereigenschap van georganiseerde drugscriminaliteit.’’

  1. De laatste component uit Brinkhoffs definitie is die van de verwevenheid tussen boven- en onderwereld.

‘’ Wederom definieert Brinkhoff deze component niet nader, waarbij het onduidelijk is of de bovenwereld ook particuliere instellingen omvat. Bij de toepassing ervan op Nederland gaat hij vooral in op de hoeveelheid geld die in Nederland wordt witgewassen en in welke mate corruptie, bijvoorbeeld binnen de Rotterdamse haven, aan de orde van de dag is. Het lijkt er dus op dat Brinkhoff zowel particuliere instellingen (witwassen) als staatsorganen (corruptie) onder het begrip bovenwereld laat vallen.’’

‘’ Bij deze component legt Brinkhoff een verband tussen twee soorten delicten, waartussen op het eerste oog inderdaad een verband te leggen is, maar waarvan het onlogisch is dat verband te gebruiken voor de definitie van het begrip narcostaat. Chouvy verwoordt het als volgt: ‘Also, most of them refer to the corruption of state and/or government officials by illegal drug funds but do not explain why speaking of narco-states rather than of corrupt states is justified.’’

‘’ Overigens lijkt witwassen slechts een klein deel van de nationale economie uit te maken: in Nederland werd in 2019 naar schatting 13 miljard euro witgewassen, goed voor 1,6 procent van de Nederlandse economie’’

‘’ Dat daarnaast verrassend is aan de definitie van Brinkhoff – en dat is misschien het grootste kritiek- punt – is dat ook bij de laatste component de invloed van narco-traffickers op de staat ontbreekt of de invloed van de staat op de drugsproductie of -handel ontbreekt. Geenszins wordt duidelijk waarom Brinkhoffs componenten aanleiding geven om te spreken van een narcostaat. Zijn definitie vereist slechts een vermenging van boven- en onderwereld, maar niet per se van onderwereld en staatsorganen.’’

Conclusie van Dave:
‘’ Hierboven is het begrip narcostaat nader besproken. Het begrip is een samentrekking van de begrippen narco-traffickers en staat. Ondanks dat een eenduidige definitie in de internationale literatuur ontbreekt, is het zonneklaar dat een relatie moet bestaan tussen de staat en drugscriminelen. Brinkhoffs definitie schiet in dat opzicht tekort, doordat juist de focus wordt gelegd op aanverwante criminaliteit (geweld en economische delicten) én omdat zijn definitie geen impact op de economie of organen van de staat vereist, maar slechts een vermenging tussen onder- en bovenwereld. Op basis van Brinkhoffs eerste en laatste component zou het beter zijn om te spreken van een narco-economie, maar de feiten die Brinkhoff aandraagt zijn ook niet overtuigend om Nederland als narco-economie te bestempelen.

Als Nederland geen narco-economie is, dan is Nederland al helemaal geen narcostaat. Als de criteria van Chouvy worden gebruikt – ‘the surface area covered by illegal drug crops; the size of the illegal drug economy relative to the overall economy and, most importantly, the state-sponsorship of illegal drug production and/or trafficking’60 – dan is de enige mogelijke conclusie dat Nederland geen narcostaat is.’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

W. Huisman, De aanpak van ondermijnende criminaliteit: oude wijn in nieuwe
zakken?, DD 2017/31, Afl. 5 - mei 2017, p. 331
Samenvatting: De opkomst van het begrip ‘ondermijning’ en de relatie met georganiseerde criminaliteit

A

De populariteit van de term ondermijning lijkt voort te komen uit haar brede toepasbaarheid en focus op de maatschappelijke impact van criminaliteit. Dit biedt een nieuw perspectief op het bestrijden van georganiseerde criminaliteit, inclusief het aanpakken van de verwevenheid met legale systemen. Tegelijkertijd roept het begrip vragen op over definities, precisie en overlap met bestaande concepten zoals georganiseerde criminaliteit. Hoewel de term meer aandacht genereert voor maatschappelijke schade door criminaliteit, blijft er behoefte aan een heldere definitie en consistent gebruik om verwarring te voorkomen.
In conclusie: ondermijning brengt een nuttig nieuw perspectief, maar de toegevoegde waarde ten opzichte van het bestaande begrip georganiseerde criminaliteit is nog onderwerp van debat.
De evaluatie van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit laat een duidelijke vooruitgang zien, maar ook enkele aandachtspunten. Uit onderzoeken in 2009, 2012 en 2016 blijkt dat het bewustzijn bij gemeenten over georganiseerde criminaliteit sterk is toegenomen (van 84% in 2012 naar 97% in 2016), met name op het gebied van hennepteelt. Dit groeiende bewustzijn heeft geleid tot betere bestuurlijke en organisatorische verankering, intensievere samenwerking binnen de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s), en een verdrievoudiging van capaciteit. Toch blijft de borging fragiel, vooral in kleinere gemeenten, en is er bij sommige gemeenten nog een gebrek aan urgentie.
Daarnaast blijft de aanpak variëren: ongeveer de helft van de gemeenten voert een actieve strategie, terwijl de rest meer reactief opereert. De Inspectie Veiligheid en Justitie benadrukt de voordelen van de RIEC-samenwerking, maar wijst ook op uitdagingen zoals de complexiteit van het effectief aanpakken van ondermijnende criminaliteit. Zij adviseert betere afspraken over gezamenlijke doelen, versterking van lokaal inzicht in problematiek en mogelijkheden, en verbetering van informatiedeling en vertrouwen, vooral bij kleinere gemeenten.
Ondanks deze uitdagingen beschrijft de minister van Veiligheid en Justitie de ontwikkelingen als positief. De subsidie voor de RIEC’s en het LIEC is verlengd, met extra middelen voor het opstellen van regionale en landelijke ondermijningsbeelden om het inzicht en de aanpak verder te versterken. Dit vormt een stap richting een beter gecoördineerde aanpak van ondermijning en georganiseerde criminaliteit in Nederland.
De term ondermijning heeft in de afgelopen jaren een prominente rol gekregen binnen het veiligheidsbeleid, mede door de bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit. Deze aanpak richt zich op het wegnemen van criminogene structuren en het vergroten van de weerbaarheid van het openbaar bestuur, bijvoorbeeld via de Wet BIBOB. Hoewel evaluaties de effectiviteit van deze aanpak onderstrepen, tonen ze ook aan dat het moeilijk blijft om georganiseerde criminaliteit vast te stellen en dat bestuursorganen vaak afhankelijk zijn van strafrechtelijke informatie. Wetenschappelijk onderzoek suggereert bovendien dat georganiseerde criminaliteit minder strak georganiseerd is dan vaak wordt aangenomen en dat veel vormen van criminaliteit onder de noemer ondermijning vallen, variërend van witteboordencriminaliteit tot kleinschalige drugshandel.
De populariteit van het begrip ondermijning komt voort uit de focus op de zichtbare gevolgen van criminaliteit, zoals het ondermijnen van het openbaar gezag, in plaats van op de vaak moeilijk zichtbare georganiseerde criminaliteit zelf. Het begrip heeft een sterke mobiliserende werking en legt nadruk op samenwerking tussen verschillende partners. Tegelijkertijd ontbreekt een scherpe definitie, wat de meting van aard, omvang en beleidsimpact bemoeilijkt. Het brede karakter van de term stelt partijen in staat hun eigen doelen na te streven onder dezelfde paraplu, maar belemmert gerichte beleidsvoering en wetenschappelijke evaluatie.
Daarnaast is de vermeende vermenging van onder- en bovenwereld een centraal thema in het debat over ondermijnende criminaliteit. Hoewel het beeld van infiltratie door criminele groepen in de bovenwereld soms wordt geschetst, wijzen onderzoeken erop dat financiële en organisatiecriminaliteit vaak juist uit de sectoren zelf voortkomen. De wet BIBOB is bedoeld om deze vermenging tegen te gaan, maar wordt in de praktijk zelden toegepast op echte georganiseerde criminaliteit.
Tot slot roept de introductie van ondermijning de vraag op of het hier daadwerkelijk om een nieuw fenomeen gaat of om een herverpakking van bestaande begrippen. Hoewel het begrip meer aandacht genereert voor de maatschappelijke schade van criminaliteit, leidt de brede toepassing ook tot begripsvervaging en een gebrek aan focus, waardoor het lastig is om beleid effectief en wetenschappelijk verantwoord te evalueren. Hierdoor dreigt de vooruitgang in onderzoek en internationale samenwerking op het gebied van georganiseerde criminaliteit verloren te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

D. van Toor, Nederland is geen Narcostaat: over de (on)zin van een omstreden
concept. Reactie op: Sven Brinkhoff, ‘Nederland Narcostaat 2.0’ (Ars Aequi
juni 2022), Ars Aequi november 2022, p. 896.

A

Het debat over georganiseerde criminaliteit in Nederland, waaronder de grootschalige productie en doorvoer van drugs, leidde tot het gebruik van het begrip narcostaat. Dit concept roept echter vragen op vanwege de beladenheid en mogelijke misbruik ervan als politiek drukmiddel om meer middelen en bevoegdheden voor justitie en politie te verkrijgen. Van Toor stelt dat een zorgvuldige analyse van het begrip essentieel is voordat conclusies worden getrokken over de status van Nederland als narcostaat. Hij richt zich daarom op de definitie van het concept, de maatschappelijke en wetenschappelijke waarde ervan en de toepasbaarheid op Nederland.

Het begrip narcostaat heeft geen eenduidige definitie in de literatuur. Drie hoofdbenaderingen worden vaak onderscheiden:
1) Institutionele aanwezigheid van drugscriminelen: hierbij verkrijgen criminelen invloed binnen staatsorganen, zoals het geval was bij Pablo Escobar in Colombia.
2) Narco-economie: hierbij heeft de drugshandel een significante economische invloed, zoals in landen waar een groot deel van het BBP afhankelijk is van de drugshandel, bijvoorbeeld Tadzjikistan.
3) Narcoregime: dit is een situatiw waarin criminele leiders ook hoge posities binnen de staat bekleden, zoals het regime van Noriega en Panama.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Chouvy’s definitie legt nadruk op drie criteria:

A

oppervlakte gebruikt voor drugteelt, economische afhankelijkheid van drugshandel en staatsbetrokkenheid bij illegale drugshandel. Volgens deze definitie is Nederland geen narcostaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het begrip narcostaat heeft geen eenduidige definitie in de literatuur. Drie hoofdbenaderingen worden vaak onderscheiden:

A

1) Institutionele aanwezigheid van drugscriminelen: hierbij verkrijgen criminelen invloed binnen staatsorganen, zoals het geval was bij Pablo Escobar in Colombia.
2) Narco-economie: hierbij heeft de drugshandel een significante economische invloed, zoals in landen waar een groot deel van het BBP afhankelijk is van de drugshandel, bijvoorbeeld Tadzjikistan.
3) Narcoregime: dit is een situatiw waarin criminele leiders ook hoge posities binnen de staat bekleden, zoals het regime van Noriega en Panama.

17
Q

Chouvy’s definitie van een narcostaat

A

Chouvy’s definitie legt nadruk op drie criteria: oppervlakte gebruikt voor drugteelt, economische afhankelijkheid van drugshandel en staatsbetrokkenheid bij illegale drugshandel. Volgens deze definitie is Nederland geen narcostaat.

18
Q

Brinkhoff definieert een narcostaat als een land waarin:

A

Brinkhoff definieert een narcostaat als een land waarin:
1. Grootschalige productie, handel of doorvoer van drugs plaatsvindt;
2. Geweld gepaard gaat met de drugshandel;
3. Vermenging van boven- en onderwereld optreedt.

19
Q

Toor wijst op meerdere problemen bij een narcostaat:

A

• Grootschaligheid: hoewel Nederland een wereldspeler in de productie van synthetische drugs zoals xtc, blijven andere cijfers, zoals de hoeveelheid in beslag genomen cocaïne, relatief klein in vergelijking met landen als Colombia en Peru.
• Geweld: Brinkhoff gebruikt geweld als criterium, maar internationaal wordt dit niet als essentieel beschouwd voor een narcostaat. Het geweld in Nederland is bovendien niet significant genoeg om als uniek kenmerk te dienen;
• Vermenging boven- en onderwereld: hoewel witwassen en corruptie voorkomen, zijn deze niet specifiek genoeg om Nederland een narcostaat te noemen. Witwassen bedraagt slecht 2% van het BBP en is niet exclusief verbonden aan drugscriminaliteit.

Toor stelt dat Brinkhoff geen significante bijdrage levert aan de wetenschappelijke discussie. Het concept narcostaat is slecht gedefinieerd en wordt niet consistent toegepast in de literatuur. Bovendien levert het gebruik ervan geen concrete inzichten voor het bestrijden van criminaliteit. Maatschappelijk gezien biedt het label narcostaat geen oplossingen voor drugscriminaliteit. Een meer specifieke analyse van criminaliteit gedrag en effectieve aanpak nodig ism in plaats van een retorisch gebruik van beladen termen.

20
Q

• P.J.J. van der Meij, Voorkomen door bestraffen. De paradox van een repressieve
aanpak van het fenomeen uithalers, Boom Strafblad, 2023, nr. 3, p. 130
(DIT KWAM IN EERSTE TENTA)

A

Het artikel van P.P.J. van der Meij behandelt de problematiek van uithalers in de georganiseerde drugscriminaliteit, met een focus op de juridische en maatschappelijke reacties op deze criminaliteit, vooral in de haven van Rotterdam.
1. Repressieve Maatregelen en Strafoplegging
• De recente rechtspraak, met name van het gerechtshof Den Haag, laat zien dat de straffen voor uithalers vaak lager zijn dan door het Openbaar Ministerie (OM) wordt geëist. Dit geldt zelfs in gevallen van recidive, waar de straffen voornamelijk bestaan uit taakstraffen en voorwaardelijke gevangenisstraffen, in plaats van onvoorwaardelijke straffen .
• De rechtbanken lijken een andere benadering te hanteren dan de wetgever en beleidsmakers, waarbij ze meer aandacht hebben voor de context van de daden van uithalers en de druk waaronder zij opereren .
2. Effectiviteit van de Nieuwe Strafbaarstelling
• De effectiviteit van de nieuwe strafbaarstelling (artikel 138aa Sr) wordt betwijfeld. De nadruk ligt op repressie, met de veronderstelling dat zwaardere straffen een afschrikwekkende werking hebben. Echter, er wordt weinig aandacht besteed aan preventieve maatregelen, zoals het ondersteunen van kwetsbare jongeren die vaak als uithalers worden ingezet .
• De minister van Justitie heeft plannen gepresenteerd om de instroom van jongeren in de criminaliteit te voorkomen, maar de uitvoering en effectiviteit van deze plannen blijven onduidelijk .
3. De Rol van Uithalers in de Criminaliteit
• Uithalers worden gezien als een relatief kleine schakel in de georganiseerde drugscriminaliteit, maar hun rol is cruciaal voor het transport van drugs. De rechtbank Rotterdam heeft geprobeerd om de aanpak van uithalers te verbeteren door sneller zittingen te organiseren en meer aandacht te besteden aan resocialisatie en preventie .
• De rechtbank erkent dat de uithalers vaak onder druk staan van criminelen en dat hun betrokkenheid niet altijd vrijwillig is. Dit wijst op de noodzaak om de bredere context van hun daden te begrijpen .
4. Paradox van Bestraffing
• Het artikel wijst op een paradox: hoewel er een sterke focus is op bestraffing, blijven de instroom van drugs en de beschikbaarheid van uithalers onverminderd hoog. De beloningen voor uithalers zijn toegenomen, wat hen aanmoedigt om door te gaan met hun activiteiten, ondanks de risico’s van zwaardere straffen .
• De huidige aanpak lijkt niet effectief te zijn in het verminderen van de drugscriminaliteit, en er is een roep om een heroverweging van de strategieën, met meer nadruk op preventie en ondersteuning van kwetsbare groepen .
5. Conclusie
• Het artikel concludeert dat de huidige juridische en beleidsmatige aanpak van de uithalersproblematiek tekortschiet. Er is behoefte aan een meer holistische benadering die niet alleen focust op straffen, maar ook op preventie en ondersteuning van jongeren in kwetsbare posities. De samenwerking tussen verschillende instanties en een beter begrip van de context van de criminaliteit zijn cruciaal voor een effectieve aanpak van dit probleem .

21
Q

• B. Nitrauw, Strafrecht is geen reparatiemiddel voor cocaïnedealers, NJB
2024/1552

A

Het artikel onderzoekt de dilemma’s en uitdagingen rondom het voorkomen van jonge aanwas in de cocaïnehandel. Het bespreekt de balans tussen repressie en preventie, de effectiviteit van hulpverlening en het maatschappelijk signaal dat strafrechtelijke vervolging geeft. Het is gebaseerd op de ervaringen van de auteur, een officier van justitie die betrokken was bij het programma Straatwaarden, onderdeel van een bredere aanpak tegen drugscriminaliteit in Midden-Nederland.
1. Achtergrond en Aanpak
De regio Midden-Nederland bleek een belangrijke rol te spelen in de nationale en internationale cocaïnehandel. Jongeren worden aangetrokken door de verleiding van snel geld en stappen vaak via straathandel in de criminele keten. Het programma Straatwaarden (2018-2023) combineerde repressieve en preventieve maatregelen:
• Repressie: Strafrechtelijke vervolging van dealers om af te schrikken en een signaal af te geven dat dealen niet loont.
• Preventie: Het creëren van barrières in kwetsbare wijken om te voorkomen dat jongeren in de cocaïnehandel belanden.
De auteur voerde strafrechtelijke onderzoeken uit en werkte mee aan interventies gericht op hulpverlening en bewustwording.

  1. Repressieve Resultaten
    In vier jaar tijd werden 56 cocaïnedealers opgepakt, met een gemiddelde leeftijd van 20,5 jaar. De meeste dealers waren al eerder veroordeeld en woonden in dezelfde wijken waar ze actief waren. Een significant aantal bleef recidiveren:
    • Bijzondere voorwaarden: 13 van de 56 kregen reclasseringstoezicht; 12 pleegden opnieuw strafbare feiten.
    • Hulpverlening: Hulptrajecten werden zelden aangenomen, omdat de meeste dealers geen hulpvraag hadden. Hun drijfveer bleek vaak puur financieel.
    Bevindingen: Hoewel gevangenisstraffen (meer dan 30 jaar in totaal) werden opgelegd, bleef de cocaïnehandel hardnekkig bestaan. Vaak vulden nieuwe dealers onmiddellijk de vrijgekomen plekken in.
  2. Preventieve Interventies
    De preventieve aanpak richtte zich op jongeren en wijken:
    • Specifieke acties: In Utrecht-Zuid werden in 2020-2023 meerdere deallijnen opgerold in acties met lik-op-stuk-beleid. Communicatiecampagnes en educatieve programma’s, zoals Kapot Sterk, informeerden bewoners en jongeren over de risico’s van drugscriminaliteit.
    • Hulpverlening aan gebruikers: Klanten van opgerolde dealers kregen via sms toegang tot schuldhulp en verslavingszorg. Jongeren in kwetsbare wijken werden benaderd met jeugdhulp en begeleiding.
    Resultaten toonden dat de gemiddelde leeftijd van opgepakte dealers opliep, wat suggereert dat de interventies mogelijk een afschrikkende werking hadden op jongere aanwas.
  3. Giftige Ingrediënten van de Cocaïnehandel
    De auteur identificeert drie structurele problemen die bijdragen aan de aanhoudende cocaïnehandel:
  4. De drijfveer: snel geld
    o Dealers kiezen bewust voor deze handel vanwege de hoge winsten en lage pakkans. Voor hen weegt een straf niet op tegen het financiële voordeel.
    o Veel dealers hadden eerder een reguliere baan, maar verlieten deze vanwege de veel hogere verdiensten in de drugshandel.
  5. Lage drempels om te starten
    o In kwetsbare wijken wordt de cocaïnehandel als normaal ervaren. Jongeren zien succesvolle dealers als rolmodellen, wat de stap naar dealen laagdrempelig maakt.
    o Dealers rekruteren zelden actief; jongeren melden zichzelf aan.
  6. Lage pakkans en strafmaat
    o Straathandel heeft een lage prioriteit in opsporing en handhaving. Bij aanhouding worden vaak alleen kleine hoeveelheden drugs aangetroffen, wat resulteert in lichte straffen zoals geldboetes.
    o De strafrechtelijke vervolging richt zich te weinig op het langdurig vastleggen van de dealpraktijken van verdachten.
  7. Reflectie en Twijfelende Conclusies
    De auteur concludeert dat preventieve en repressieve maatregelen effect hebben, maar niet voldoende zijn om de jonge aanwas volledig te stoppen. Essentiële vragen blijven bestaan:
    • Wat te doen met de vraagkant? Terwijl jonge dealers zwaar worden bestraft, blijven gebruikers, vaak uit hogere sociale klassen, ongestraft cocaïne consumeren.
    • Moet de focus verschuiven? De aanpak van cocaïnegebruikers wordt nauwelijks ingezet, terwijl zij de vraag creëren die de handel voedt.
    • De rol van legalisatie: Hoewel de auteur hier geen harde uitspraken over doet, benadrukt hij dat de situatie rondom cocaïne complexer is dan bij synthetische drugs zoals MDMA.
    Belangrijkste Conclusie: De kern van de problematiek ligt in de verleiding van snel geld en de normalisering van cocaïnehandel in bepaalde wijken. Dit vraagt om bredere maatschappelijke interventies en discussie over hoe we omgaan met drugsgebruik en de daarmee samenhangende criminaliteit
22
Q

Hoge Raad 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969 (criminele organisatie)

A

In deze zaak gaat het om de deelname van een verdachte aan een criminele organisatie in de context van de Hells Angels, chapter Haarlem. De Hoge Raad heeft het oordeel van het gerechtshof bevestigd dat de verdachte schuldig is aan deelname aan een organisatie met het oogmerk om misdrijven te plegen, zoals bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Kernpunten van het arrest:
1. Definitie van de organisatie: Het gerechtshof heeft vastgesteld dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen negen leden van het Hells Angels chapter Haarlem, een stichting (Hells Angels Haarlem), en de partner van de president van het chapter. Dit samenwerkingsverband werd gekenmerkt door een gewelddadige en intimiderende reputatie.
2. Oogmerk op het plegen van misdrijven: Het hof oordeelde dat de organisatie als doel had strafbare feiten te plegen. Dit bleek uit het feit dat strafbare feiten werden aangemoedigd en beloond binnen het chapter. Daarnaast pleegden leden misdrijven uit naam van de organisatie.
3. Deelneming van de verdachte: Het hof oordeelde dat de verdachte:
o Bijdroeg aan gedragingen of deze ondersteunde die verband hielden met de verwezenlijking van het criminele oogmerk van de organisatie.
o Wist dat de organisatie het plegen van misdrijven als oogmerk had.
4. Bewezenverklaring: De Hoge Raad bevestigde dat de bewezenverklaring van het hof voldoende was onderbouwd. De deelneming van de verdachte aan de organisatie, evenals het oogmerk van de organisatie, werd door de feiten en omstandigheden ondersteund.
5. Relevantie eerdere rechtspraak: De Hoge Raad wees op eerdere uitspraken met betrekking tot de begrippen “deelneming”, “organisatie”, en “oogmerk” onder artikel 140 Sr.
Conclusie:
De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof in stand gelaten, waarmee de deelneming van de verdachte aan een criminele organisatie voldoende gemotiveerd en bewezen werd geacht. Het chapter Haarlem werd gezien als een gestructureerd samenwerkingsverband dat strafbare feiten pleegde en daartoe aanzette.

23
Q

Hoge Raad 30 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:112 (witwassen)

A

In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 52.810, dat op drie verschillende plekken in haar woning werd aangetroffen: in een lade, een kast en een kleine tas in de slaapkamer. Het gerechtshof achtte bewezen dat de verdachte, samen met haar echtgenoot, dit geld voorhanden had en dat het afkomstig was uit enig misdrijf.
Kern van de zaak:
• Bewustzijn van de verdachte: Voor het voorhanden hebben van geld in de zin van artikel 420bis lid 1 Sr is vereist dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het geld. Het hof concludeerde dat dit bewustzijn bij de verdachte aanwezig was, ook al hoefde zij niet alle specifieke kenmerken of exacte locaties van het geld te kennen.
• Medeplegen: Het hof stelde vast dat de verdachte en haar echtgenoot nauw samenwerkten en feitelijke macht hadden over het geld. De woning, waarin het geld op meerdere plaatsen lag, werd door hen gezamenlijk bewoond.
• Herkomst van het geld: Uit onderzoek bleek dat het geld vermoedelijk uit misdrijf afkomstig was. Dit werd gebaseerd op:
o Grote hoeveelheden coupures van € 20 en € 500, zoals vaak wordt gezien in drugshandel.
o Een negatieve vermogenspositie van € 173.000, vastgesteld via een financiële analyse van inkomsten en uitgaven.
o Het ontbreken van een geloofwaardige verklaring voor de herkomst van het geld. De verdachte verklaarde dat ongeveer € 7.000 spaargeld was en dat zij van de rest niets wist, maar dit werd door het hof als ongeloofwaardig beschouwd.
Oordeel van de Hoge Raad:
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof. Het hof mocht eisen dat de verdachte een concrete en verifieerbare verklaring gaf over de herkomst van het geld. Haar verklaring voldeed hier niet aan, zeker gezien de financiële situatie en de manier waarop het geld werd aangetroffen. Het oordeel dat het geldbedrag door de verdachte en haar echtgenoot werd witgewassen, was daarmee begrijpelijk en juridisch juist.
Conclusie: De verdachte werd terecht veroordeeld voor medeplegen van witwassen, omdat zij zich bewust was van het geld in haar woning, daar feitelijke macht over had, en geen aannemelijke verklaring kon geven voor de herkomst ervan.

24
Q

Hoge Raad 30 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:112 (witwassen)

A

In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 52.810, dat op drie verschillende plekken in haar woning werd aangetroffen: in een lade, een kast en een kleine tas in de slaapkamer. Het gerechtshof achtte bewezen dat de verdachte, samen met haar echtgenoot, dit geld voorhanden had en dat het afkomstig was uit enig misdrijf.
Kern van de zaak:
• Bewustzijn van de verdachte: Voor het voorhanden hebben van geld in de zin van artikel 420bis lid 1 Sr is vereist dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het geld. Het hof concludeerde dat dit bewustzijn bij de verdachte aanwezig was, ook al hoefde zij niet alle specifieke kenmerken of exacte locaties van het geld te kennen.
• Medeplegen: Het hof stelde vast dat de verdachte en haar echtgenoot nauw samenwerkten en feitelijke macht hadden over het geld. De woning, waarin het geld op meerdere plaatsen lag, werd door hen gezamenlijk bewoond.
• Herkomst van het geld: Uit onderzoek bleek dat het geld vermoedelijk uit misdrijf afkomstig was. Dit werd gebaseerd op:
o Grote hoeveelheden coupures van € 20 en € 500, zoals vaak wordt gezien in drugshandel.
o Een negatieve vermogenspositie van € 173.000, vastgesteld via een financiële analyse van inkomsten en uitgaven.
o Het ontbreken van een geloofwaardige verklaring voor de herkomst van het geld. De verdachte verklaarde dat ongeveer € 7.000 spaargeld was en dat zij van de rest niets wist, maar dit werd door het hof als ongeloofwaardig beschouwd.
Oordeel van de Hoge Raad:
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof. Het hof mocht eisen dat de verdachte een concrete en verifieerbare verklaring gaf over de herkomst van het geld. Haar verklaring voldeed hier niet aan, zeker gezien de financiële situatie en de manier waarop het geld werd aangetroffen. Het oordeel dat het geldbedrag door de verdachte en haar echtgenoot werd witgewassen, was daarmee begrijpelijk en juridisch juist.
Conclusie: De verdachte werd terecht veroordeeld voor medeplegen van witwassen, omdat zij zich bewust was van het geld in haar woning, daar feitelijke macht over had, en geen aannemelijke verklaring kon geven voor de herkomst ervan.

25
Q

Hoge Raad 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:193 (voorbereidingshandelingen)

A

In dit arrest werd de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van strafbare voorbereiding (artikel 46 Sr), omdat hij samen met anderen voorwerpen voorhanden had die bestemd waren voor het plegen van een liquidatie in Berlijn. De voorwerpen omvatten vuurwapens met munitie, een motor en PGP-telefoons (versleutelde communicatieapparatuur).
Kernpunten:
• Voorhanden hebben van voorwerpen: Het voorhanden hebben in de zin van artikel 46 Sr vereist dat de verdachte opzettelijk de controle had over de voorwerpen en zich bewust was van hun aanwezigheid. Dit betekent dat de verdachte feitelijke macht over deze voorwerpen had, zonder dat hij alle exacte details ervan hoefde te kennen.
• Medeplegen: Bij medeplegen (artikel 46 jo. 47 Sr) moet sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen, gericht op het voorhanden hebben van de voorbereidingsmiddelen. Dit houdt in dat de verdachte en zijn mededaders gezamenlijk feitelijke macht over deze voorwerpen hadden en zich bewust waren van hun rol in het voorbereiden van de misdaad.
• Beoordeling door het hof: Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders zich bewust waren van de aanwezigheid van de voorbereidingsmiddelen en gezamenlijk feitelijke macht hierover uitoefenden. De verdachte wist dat de voorwerpen specifiek bedoeld waren voor het begaan van de geplande liquidatie.
Hoge Raad:
De Hoge Raad bevestigde dit oordeel. Het hof mocht concluderen dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking en dat de verdachte zich voldoende bewust was van de voorbereidingsmiddelen en hun criminele bestemming.
Conclusie: Het medeplegen van strafbare voorbereiding door het voorhanden hebben van voorwerpen zoals vuurwapens en PGP-telefoons werd terecht bewezen geacht, omdat de verdachte bewust en gezamenlijk met zijn mededaders feitelijke macht had over deze voorwerpen, met het oog op het plegen van een misdrijf.