Week 7 Interpersoonlijk Geweld Flashcards

1
Q

M. Samadi, ‘Femicide of moord?’ RM Themis, 2024/3, p. 117-129. (KWAN IN TENTA)

A

adi, ‘Femicide of moord?’ RM Themis, 2024/3, p. 117-129.
De term femicide werd in 1976 geïntroduceerd door Russell tijdens de International Tribunal on Crimes Against Women en is sindsdien een belangrijk concept binnen de feministische theorie over geweld tegen vrouwen. In eerste instantie definieerde Russell femicide als de moord op vrouwen door mannen, gemotiveerd door haat, minachting, plezier of een gevoel van eigendom over vrouwen. Femicide wordt gezien als het uiterste einde van een breder continuüm van seksueel geweld, dat onder andere ook seksuele intimidatie, mishandeling, en verkrachting omvat.
Russell breidde haar definitie later uit door femicide te beschouwen als “de moorden op vrouwen door mannen omdat ze vrouwen zijn”, waarbij ook meisjes als slachtoffer konden worden beschouwd. Femicide is niet alleen een individueel misdrijf, maar een weerspiegeling van bredere maatschappelijke ongelijkheid tussen de seksen binnen patriarchale samenlevingen. Dit geweld is geworteld in machtsverhoudingen die vrouwen onderdrukken, en wordt vaak aangedreven door een verlangen naar dominantie en controle vanuit mannen.
Het feminisme heeft het benoemen en politiseren van geweld tegen vrouwen centraal gesteld, en femicide werd geagendeerd om zowel juridische als politieke aandacht te krijgen. De term benadrukt dat geweld tegen vrouwen systematisch en structureel is, en een resultaat van maatschappelijke genderongelijkheid. Femicide wordt dus gezien als onderdeel van bredere vormen van seksueel en fysiek geweld die vrouwen ondervinden vanwege hun gender.
In juridische contexten is er discussie over hoe femicide geconceptualiseerd moet worden, aangezien moord en doodslag al strafbaar zijn. Toch wordt er gepleit voor speciale strafbaarstellingen of hogere straffen voor misdrijven zoals femicide, of voor verbeterde samenwerking tussen strafrecht en hulpverleningsinstanties om dit geweld effectiever aan te pakken.
De term femicide is moeilijk juridisch te definiëren vanwege de complexiteit van het concept, dat niet alleen te maken heeft met strafbaar handelen, maar ook met de culturele, historische en maatschappelijke context waarin het plaatsvindt. Het Nederlandse strafrecht richt zich doorgaans op het handelen van het individuele, autonome individu, maar in het geval van femicide is het van belang de bredere maatschappelijke context van genderongelijkheid en misogynie in overweging te nemen.
Femicide, als specifiek misdrijf, is vooral tot ontwikkeling gekomen in het internationale mensenrechtenrecht, waarbij bijvoorbeeld het Verdrag van Istanbul geweld tegen vrouwen in verband brengt met historische ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen. Dit verdrag benadrukt dat gendergerelateerd geweld een structureel sociaal mechanisme is dat vrouwen in een ondergeschikte positie dwingt.
De juridische benadering van femicide verschilt per land en is sterk afhankelijk van de maatschappelijke context. In Mexico bijvoorbeeld werd de term feminicide geïntroduceerd om de extreme vormen van gendergerelateerd geweld tegen vrouwen, zoals de moorden op vrouwen in Ciudad Juarez, te kwalificeren. Dit geweld werd gekarakteriseerd door seksueel geweld en marteling, en was vaak gekoppeld aan de straffeloosheid van de staat, die niet adequaat reageerde op de moorden. Sinds 2007 is feminicide in Mexico geformaliseerd in de wet, waarbij het misdrijf wordt gedefinieerd als de extreme vorm van gendergerelateerd geweld en gepaard gaat met een hogere strafbedreiging dan gewone moord.
De strafbaarstelling van femicide wordt gezien als een reactie op de straffeloosheid van de staat en de maatschappelijke onverschilligheid ten aanzien van geweld tegen vrouwen. In andere Latijns-Amerikaanse landen, zoals Costa Rica, ligt de focus meer op partnerdoding, terwijl in landen als Honduras en Nicaragua de nadruk ligt op de verantwoordelijkheid van de staat in het creëren van een klimaat van straffeloosheid. De contextuele benadering benadrukt dat de manier waarop femicide juridisch wordt gedefinieerd, sterk afhankelijk is van de specifieke maatschappelijke, culturele en politieke situatie in elk land.
Hoewel de problemen rondom femicide in Mexico niet direct van toepassing zijn op Nederland of West-Europa, blijft geweld tegen vrouwen in Europa een wijdverspreid probleem. In Europa is femicide voornamelijk beleidsmatig geoperationaliseerd, zoals blijkt uit het vierjarige onderzoek Femicide across Europe van de COST Association. Dit onderzoek richtte zich op het ontwikkelen van een theoretisch en interdisciplinair raamwerk voor femicide en het bevorderen van beleid en wetgeving tegen femicide in Europa.
De definitie van femicide, zoals gepresenteerd door het Europese Instituut voor Gendergelijkheid (EIGE), omvat zowel juridische als statistische benaderingen. Juridisch wordt femicide gedefinieerd als het “doden van vrouwen en meisjes vanwege hun gender”, maar aangezien femicide niet als strafbaar misdrijf in alle EU-lidstaten is erkend, wordt voor statistische doeleinden een bredere definitie gehanteerd, waaronder vrouwenmoord binnen de context van (ex-)partnergeweld en andere vormen van gendergerelateerde moorden.
In Nederland is de discussie over femicide voornamelijk gefocust op moord en doodslag in intieme relaties, vooral sinds de moord op de zestienjarige Hümeyra door haar ex-vriend in 2018. Het niet adequaat reageren van instanties op bedreigingen voor Hümeyra bracht de noodzaak van een integrale aanpak van geweld in intieme relaties in de politieke spotlight. Het OM heeft sindsdien het gebruik van de term femicide in zijn beleid over huiselijk geweld opgenomen, vooral in relatie tot intimiderend partnergeweld, ook wel intimate partner femicide genoemd. Het OM baseert zich hierbij op het werk van criminoloog Monckton Smith, die benadrukt dat veel gevallen van partnermoord een voorspelbaar patroon volgen.
Hoewel er in Nederland een beleidsmatige focus is op femicide, heeft het nationale programma tegen huiselijk geweld geen expliciete aandacht voor het fenomeen femicide, wat leidt tot kritiek over het gebrek aan gendersensitiviteit. De integrale samenwerking tussen politie, OM en andere hulpinstanties is wel verbeterd, met als doel vroege interventie en preventie van femicide. Ondanks deze vooruitgang blijft het belangrijk om meer aandacht te besteden aan de genderspecifieke aspecten van geweld tegen vrouwen en de term femicide verder te integreren in het strafrechtelijke beleid.
Er is ook een discussie over de juridische operatio¬nal¬isering van femicide, zoals dat in sommige Latijns-Amerikaanse landen (bijvoorbeeld Mexico) is gebeurd, waar femicide als een apart strafbaar feit wordt gedefinieerd met hogere straffen. Of een dergelijke strafbaarstelling noodzakelijk is voor Nederland, vereist verdere analyse. Het gebruik van de term femicide in het beleid is in ieder geval een belangrijke stap richting het erkennen van de structurele aard van gendergerelateerd geweld en de noodzaak om dit probleem systematisch aan te pakken.
Het gebruik van de term femicide in wetgeving en beleid wordt in de Nederlandse strafrechtelijke en criminologische literatuur vaak bekritiseerd, maar deze kritiek negeert de maatschappelijke en feministische achtergrond van de term. Femicide werd oorspronkelijk geïntroduceerd in de feministische literatuur om vrouwenmoord, die vaak voortkomt uit structurele genderongelijkheid, te politiseren en juridiseren. Het doel was niet alleen om de strafrechtelijke handhaving te versterken, maar om het onderliggende probleem van gendergerelateerd geweld tegen vrouwen aan te pakken.
De kritiek op de definitie van femicide stelt dat de term te breed is en als “paraplubegrip” weinig houvast biedt voor onderzoek of beleid. Toch wordt erkend dat de term verwijst naar gendergerelateerd geweld waarbij vrouwen disproportioneel vaak slachtoffer zijn van geweld, en dat het doden van een vrouw in een context van seksueel geweld of partnerdoding als femicide moet worden beschouwd. Een oplossing voor de brede definitie is het gebruik van de term als een “boundary object”, wat betekent dat het flexibel en interdisciplinaire bruikbaarheid heeft zonder dat de betekenis verloren gaat.
Een tweede kritiek betreft de focus van femicide op maatschappelijke structuren, zoals patriarchale genderverhoudingen, in plaats van individuele daderkenmerken. Deze kritiek negeert het feministische uitgangspunt dat geweld tegen vrouwen voortkomt uit systematische ongelijkheid, waarbij individuele daders wel degelijk verantwoordelijk zijn voor hun gedrag, maar het grotere probleem ligt in de onderliggende sociale structuren. Femicide erkent dat geweld tegen vrouwen een product is van de patriarchale maatschappij en wordt vaak gezien als een maatschappijkritisch concept, vergelijkbaar met institutioneel racisme.
Een derde kritiek betreft de bezorgdheid over de “neutraliteit” van het recht bij het gebruik van een gendergerelateerde term. Het feministische perspectief stelt echter dat echte gelijkheid niet te bereiken is zonder een gendersensitieve benadering, die erkent dat geweld tegen vrouwen vaak een uitdrukking is van een ongelijke machtsverhouding. Een gendersensitieve aanpak kan leiden tot effectievere maatregelen, zoals hogere straffen voor partnergeweld of gerichte risicotaxatie om femicide te voorkomen.
In de praktijk wordt femicide in Nederland vaak geassocieerd met (ex-)partnergeweld met een dodelijke afloop, wat vooral voortkomt uit een feministisch streven om dit type geweld eerder te herkennen en adequater te behandelen. Dit gebruik van de term kan bijdragen aan beleids- en wetgevende veranderingen en het zichtbaar maken van schadelijke geweldspatronen. Femicide is dus een belangrijk concept voor het bevorderen van een cultuurverandering waarin geweld tegen vrouwen als een structureel probleem wordt erkend en aangepakt.
Kortom, het gebruik van femicide is geen poging om individuele daders te excuseren of om hen een hogere straf op te leggen vanwege misogynie, maar het is een manier om gendergerelateerd geweld te labelen als een maatschappelijk probleem dat voortkomt uit de patriarchale verhoudingen in de samenleving. Het begrip benadrukt de noodzaak van een bredere verandering van culturele normen en de aanpak van gendergerelateerd geweld als een systemisch probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Redactie ‘De zaak Humeyra en de verhoging van het strafmaximum voor
doodslag,’ Nederlands tijdschrift voor Strafrecht, 2021/4.2, p. 203, 204

A

De zaak van Hümeyra, waarbij Bekir E. zijn ex-vriendin op brute wijze doodschoot, heeft geleid tot een intensieve discussie over de strafmaat voor doodslag en de noodzaak van een verhoging van het strafmaximum. In eerste instantie werd Bekir E. veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf en tbs, omdat voorbedachte raad niet bewezen kon worden. Dit leidde tot kritiek en een oproep van de persrechter om het verschil in strafmaat tussen moord en doodslag te verkleinen. De ministers Grapperhaus en Dekker gaven snel gehoor aan deze oproep en gingen werken aan een wetsvoorstel om het strafmaximum voor doodslag te verhogen.

Echter, in hoger beroep oordeelde het Hof dat Bekir E. wel degelijk met voorbedachte raad had gehandeld, en hij werd veroordeeld voor moord. Het Hof baseerde zich op de voorgeschiedenis van het conflict, de bedreigingen die Bekir had geuit, en zijn gedrag op de fatale dag. Het oordeel van het Hof was dat Bekir E. al eerder had besloten Hümeyra te doden, ondanks zijn impulsieve actie op het moment van de confrontatie. Het Hof concludeerde dat de daad niet spontaan was, maar eerder een uitgewerkt voornemen weerspiegelde, wat de kwalificatie van moord rechtvaardigde.
De zaak leidde uiteindelijk tot de aanpassing van het strafmaximum voor doodslag, van 15 naar 25 jaar, wat een belangrijke stap is om de strafmaat te verhelderen voor zaken die dicht tegen moord aanzitten, maar technisch gezien geen moord kunnen worden genoemd. Desondanks benadrukt de zaak dat de verduidelijking van voorbedachte raad door de Hoge Raad in 2012/2013 meer ruimte biedt om moord te kwalificeren in zaken met een conflictueuze voorgeschiedenis, zoals in de relatie van Bekir E. en Hümeyra. De zaak toont ook aan dat, ondanks de impulsieve uitvoering van de daad, de dader in veel gevallen al lang van tevoren bezig is met het voornemen om iemand te doden, wat de kans op een moordveroordeling vergroot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

J. Jansen en J. Verbruggen, ‘de rol van de politie en hun partners in de aanpak
van huiselijk geweld,’ Tijdschrift voor Criminologie, 2022, p. 128-139.

A

Het concept “geweld in afhankelijkheidsrelaties” (GiA) wordt in Nederland gebruikt als een paraplubegrip om verschillende vormen van geweld te omschrijven waarbij de dader en het slachtoffer in een afhankelijke relatie tot elkaar staan. Dit begrip werd rond 2007 geïntroduceerd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, aanvankelijk gericht op huiselijk geweld en kindermishandeling, maar sindsdien uitgebreid naar andere vormen van geweld, zoals ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld, cyberpesten en zelfs geweld gepleegd door professionals in een institutionele setting. Het is een breder begrip dan huiselijk geweld en omvat geweld dat zowel fysiek als psychisch kan zijn, waarbij afhankelijkheid kan bestaan op fysiek, emotioneel of materieel vlak.
In de Nederlandse wetgeving wordt “geweld in afhankelijkheidsrelaties” echter op een genderneutrale manier gebruikt, wat betekent dat het zowel mannen als vrouwen en kinderen als slachtoffers of daders kan omvatten. Dit verschilt van internationale benaderingen zoals die van de Verenigde Naties, die zich vaak specifiek richten op “geweld tegen vrouwen”, zoals uiteengezet in het Verdrag van Istanbul, dat gewelddadige handelingen tegen vrouwen in de Europese context wil tegengaan.
De voordelen van een genderneutrale benadering van GiA zijn dat het diverse vormen van geweld kan omvatten en dat het ruimte biedt om in de toekomst andere vormen van geweld eenvoudig toe te voegen. Aan de andere kant wordt in de kritiek op deze benadering gesteld dat het de ongelijke positie van vrouwen niet volledig erkent. Vrouwen zijn nog steeds disproportioneel het slachtoffer van geweld in intieme relaties, en het ontbreken van genderbewustzijn in de definitie van GiA kan dit probleem verdoezelen.
Binnen de context van huiselijk geweld is de situatie vergelijkbaar. Huiselijk geweld is een subcategorie van GiA en wordt gedefinieerd als fysiek, psychisch of seksueel geweld gepleegd door iemand uit de huiselijke kring. Dit kan (ex-)partnergeweld, kindermishandeling, stalking door een ex-partner, ouderenmishandeling en eergerelateerd geweld omvatten. Huiselijk geweld kan plaatsvinden in het kerngezin of de uitgebreide familie, zoals bij geweld gepleegd door (stief)ouders, grootouders, ooms, tantes, en huisvrienden. De politie maakt echter vaak een onderscheid tussen geweld binnen de kernfamilie en geweld in de uitgebreide familie.
Er is ook erkenning voor de complexiteit van eergerelateerd geweld, dat vaak een breder netwerk van familieleden omvat, wat een andere aanpak vereist. In deze gevallen wordt het vermoeden van een eermotief als contra-indicatie beschouwd voor het toepassen van bepaalde maatregelen, zoals het huisverbod.
In deze benadering is er een nadruk op het belang van een gendersensitieve aanpak, waarbij de machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen, zoals de structurele ongelijkheid, expliciet worden erkend en meegenomen in de aanpak van geweld binnen relaties en gezinnen.
Huiselijk geweld is de meest voorkomende vorm van geweld in Nederland, met ongeveer een kwart tot een derde van alle geweldsincidenten die bij de politie gemeld worden, betrekking hebbend op huiselijk geweld. Jaarlijks worden er gemiddeld bijna 78.000 incidenten van huiselijk geweld geregistreerd door de politie, maar de werkelijke prevalentie is waarschijnlijk veel hoger, aangezien veel incidenten niet worden gemeld. Geweld in afhankelijkheidsrelaties, een bredere term die in Nederland wordt gebruikt, omvat niet alleen (ex-)partnergeweld, maar ook kindermishandeling, ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld en vormen van geweld zoals cyberpesten.
Hoewel huiselijk geweld vaak in verband wordt gebracht met vrouwen, blijkt uit onderzoek dat zowel mannen als vrouwen slachtoffer kunnen zijn, maar dat vrouwen vaker getroffen worden, vaker meerdere incidenten meemaken en vaker het slachtoffer zijn van structureel geweld. Ongeveer 60% van de vrouwelijke slachtoffers van moord en doodslag wordt gedood door een (ex-)partner, vergeleken met slechts 4% van de mannelijke slachtoffers.
In het onderzoek naar de impact van de COVID-19-pandemie bleek uit studies van het Verwey Jonker Instituut en andere onderzoeken dat er geen significante toename in huiselijk geweld was, maar wel veranderingen in de aard van het geweld, zoals meer gevallen van (ex-)partnergeweld en kindermishandeling. Het aantal meldingen bij Veilig Thuis bleef gelijk, maar mogelijk is huiselijk geweld door de coronamaatregelen minder zichtbaar geworden.
Er is ook onderzoek gedaan naar kindermishandeling, waaruit blijkt dat ongeveer 12% van de jongeren tussen 12 en 17 jaar in het afgelopen jaar kindermishandeling heeft meegemaakt. Verder schat men dat tussen de 90.000 en 127.000 kinderen jaarlijks met minstens één vorm van kindermishandeling te maken hebben.
Ondanks de hoge prevalentie van huiselijk geweld, blijkt uit verschillende studies dat slechts een klein percentage van de slachtoffers de politie inschakelt of aangifte doet. Bij fysiek geweld heeft slechts 8% van de slachtoffers contact met de politie, en van hen doet ongeveer de helft daadwerkelijk aangifte. Er is dus een groot “dark number” van ongerapporteerd huiselijk geweld.
De aanpak van huiselijk geweld in Nederland is multidisciplinair en maakt gebruik van een netwerk van partners, waaronder de politie, Veilig Thuis, het Openbaar Ministerie, de reclassering (3RO), de Raad voor de Kinderbescherming en lokale gemeenten. De politie speelt een cruciale rol in het waarborgen van de acute veiligheid door bijvoorbeeld verdachten aan te houden, tijdelijke huisverboden in te stellen of slachtoffers naar opvanglocaties te brengen. Bij acute onveiligheid werkt de politie samen met Veilig Thuis om de situatie snel te beoordelen en een veiligheidsplan op te stellen, waarna vervolgmaatregelen kunnen worden getroffen. Bij structurele onveiligheid is de politie verantwoordelijk voor het melden van zorgen aan Veilig Thuis, die vervolgens de veiligheid van de betrokkenen beoordeelt en samenwerkt met andere partijen zoals het Openbaar Ministerie en de Raad voor de Kinderbescherming.
Er zijn verschillende samenwerkingsmodellen, zoals de Multidisciplinaire Aanpak (MDA++) en het (Zorg- en) Veiligheidshuis. In MDA++ werken experts uit diverse vakgebieden samen aan complexe zaken van huiselijk geweld, met een systeemgerichte aanpak die gericht is op het herstellen van veiligheid voor zowel slachtoffers als plegers. Het Veiligheidshuis richt zich meer op een persoonsgerichte aanpak, waarbij gedragsverandering en het voorkomen van recidive centraal staan.
Hoewel de samenwerking tussen de verschillende partners belangrijk is voor het aanpakken van huiselijk geweld, zijn er praktische uitdagingen. Er is geen standaardaanpak voor samenwerking, en het kan onduidelijk zijn wie de regie voert en welke informatie gedeeld mag worden. Er is echter vooruitgang geboekt in het verduidelijken van samenwerkingsafspraken en de regels rondom informatiedeling en privacy. Toekomstige aandacht moet gericht zijn op het verbeteren van de samenwerking om de aanpak van huiselijk geweld effectiever te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

J. Satink, P. Schuyt, & M. Sombroek, ‘A Re-Evaluation of the Role of Criminal
law in Combating Parental Violence in the Netherlands: Access to Criminal TENTAMEN

A

In deze bijdrage onderzoeken de auteurs hoe de Nederlandse staat toegang tot strafrechtelijke rechtvaardigheid voor kinderen die slachtoffer zijn van ouderlijk geweld kan verbeteren. vanuit een kinder- en mensenrechtenperspectief wordt gesteld dat ouderlijk geweld ernstige fysieke, mentale en maatschappelijke gevolgen heeft. de auteurs wijzen op de verantwoordelijkheid van staten, onder internationale verdragen zoals het VN-Kinderrechtenverdrag (CRC), om kinderen te beschermen tegen geweld en effectieve toegang tot strafrecht te waarborgen. Ondanks beleidsmaatregelen in Nederland blijft het aantal gevallen van kindermishandeling en ouderlijk geweld hoog, met naar schatting 90.000 tot 127.000 slachtoffers per jaar. De auteurs benadrukken dat strafrecht een beperkte rol speelt in Nederland, waar vaak wordt gekozen voor civiele maatregelen en preventieve interventies. Dit roept de vraag op of strafrecht een grotere rol moet krijgen en hoe dit kan worden gedaan zonder de resten van ouders te schaden. Aan de ene kant biedt het strafrecht bescherming en een sterk signaal tegen geweld. Aan de andere kant roept het gebruik zorgen op over schadelijke gevolgen voor families, de kinderrechten (zoals gezinsleven), en de principes van ‘ultima ratio’ en proportionaliteit in het strafrecht.

De auteurs identificeren een aantal kernverplichtingen voor staten volgens internationale en Europese Kinder- en mensenrechten:
1) Verbod op geweld: Ouderlijke mishandeling moet expliciet verboden worden in nationale wetgeving.
2) Bescherming tegen herhaald slachtofferschap: Staten moeten risico’s op herhaling minimaliseren, bijvoorbeeld door risicobeoordeling en behandeling van dader;
3) Onderzoek en vervolging: effectieve procedures voor onderzoek en, indien nodig, vervolging zijn essentieel;
4) Rehabilitatie: Kinderslachtoffers hebben recht op herstel en psychologische ondersteuning;
5) Compensatie: slachtoffers hebben recht op schadevergoeding
6) Bescherming tegen secundaire victimisatie: strafrechtelijke procedures moeten kindvriendelijk zijn;
7) Samenwerking en coördinatie: effectieve samenwerking tussen strafrechtelijke, civielrechtelijke en sociale systemen is nodig.

De auteurs pleiten voor een heroverweging van de rol van het strafrecht in Nederland. Hoewel preventie en vrijwillige hulpverlening essentieel blijven, moeten het strafrecht beter worden geïntegreerd om recht te doen aan d ernst en geweld en de belangen van kinderslachtoffers. Dit vereist een holistische benadering die civielrechtelijke, administratieve en strafrechtelijke mechanismen combineert.

In deze context betekent een holistische benadering een aanpak die integraal en samenhangend is en rekening houdt met alle relevante aspecten van een probleem of situatie. Het doel is om niet alleen afzonderlijke elementen (zoals civielrechtelijke, administratieve en strafrechtelijke mechanismen) te beschouwen, maar deze op een manier te combineren dat ze elkaar aanvullen en versterken.
Met andere woorden, het gaat om een brede, multidisciplinaire kijk op het probleem, waarbij verschillende juridische en maatschappelijke mechanismen worden ingezet om gezamenlijk recht te doen aan de ernst van het geweld en de belangen van kinderslachtoffers. Hierdoor wordt niet alleen één aspect aangepakt (zoals strafrechtelijk bestraffen), maar wordt ook gekeken naar preventie, bescherming en ondersteuning vanuit meerdere invalshoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In deze bijdrage onderzoeken de auteurs hoe de Nederlandse staat toegang tot strafrechtelijke rechtvaardigheid voor kinderen die slachtoffer zijn van ouderlijk geweld kan verbeteren. vanuit een kinder- en mensenrechtenperspectief wordt gesteld dat ouderlijk geweld ernstige fysieke, mentale en maatschappelijke gevolgen heeft. de auteurs wijzen op de verantwoordelijkheid van staten, onder internationale verdragen zoals het VN-Kinderrechtenverdrag (CRC), om kinderen te beschermen tegen geweld en effectieve toegang tot strafrecht te waarborgen. Ondanks beleidsmaatregelen in Nederland blijft het aantal gevallen van kindermishandeling en ouderlijk geweld hoog, met naar schatting 90.000 tot 127.000 slachtoffers per jaar. De auteurs benadrukken dat strafrecht een beperkte rol speelt in Nederland, waar vaak wordt gekozen voor civiele maatregelen en preventieve interventies. Dit roept de vraag op of strafrecht een grotere rol moet krijgen en hoe dit kan worden gedaan zonder de resten van ouders te schaden. Aan de ene kant biedt het strafrecht bescherming en een sterk signaal tegen geweld. Aan de andere kant roept het gebruik zorgen op over schadelijke gevolgen voor families, de kinderrechten (zoals gezinsleven), en de principes van ‘ultima ratio’ en proportionaliteit in het strafrecht.

De auteurs identificeren een aantal kernverplichtingen voor staten volgens internationale en Europese Kinder- en mensenrechten:
1) Verbod op geweld: Ouderlijke mishandeling moet expliciet verboden worden in nationale wetgeving.
2) Bescherming tegen herhaald slachtofferschap: Staten moeten risico’s op herhaling minimaliseren, bijvoorbeeld door risicobeoordeling en behandeling van dader;
3) Onderzoek en vervolging: effectieve procedures voor onderzoek en, indien nodig, vervolging zijn essentieel;
4) Rehabilitatie: Kinderslachtoffers hebben recht op herstel en psychologische ondersteuning;
5) Compensatie: slachtoffers hebben recht op schadevergoeding
6) Bescherming tegen secundaire victimisatie: strafrechtelijke procedures moeten kindvriendelijk zijn;
7) Samenwerking en coördinatie: effectieve samenwerking tussen strafrechtelijke, civielrechtelijke en sociale systemen is nodig.

De auteurs pleiten voor een heroverweging van de rol van het strafrecht in Nederland. Hoewel preventie en vrijwillige hulpverlening essentieel blijven, moeten het strafrecht beter worden geïntegreerd om recht te doen aan d ernst en geweld en de belangen van kinderslachtoffers. Dit vereist een holistische benadering die civielrechtelijke, administratieve en strafrechtelijke mechanismen combineert.

In deze context betekent een holistische benadering een aanpak die integraal en samenhangend is en rekening houdt met alle relevante aspecten van een probleem of situatie. Het doel is om niet alleen afzonderlijke elementen (zoals civielrechtelijke, administratieve en strafrechtelijke mechanismen) te beschouwen, maar deze op een manier te combineren dat ze elkaar aanvullen en versterken.
Met andere woorden, het gaat om een brede, multidisciplinaire kijk op het probleem, waarbij verschillende juridische en maatschappelijke mechanismen worden ingezet om gezamenlijk recht te doen aan de ernst van het geweld en de belangen van kinderslachtoffers. Hierdoor wordt niet alleen één aspect aangepakt (zoals strafrechtelijk bestraffen), maar wordt ook gekeken naar preventie, bescherming en ondersteuning vanuit meerdere invalshoeken.

A

Filicide-suicide, waarbij een ouder zijn of haar kind vermoordt en vervolgens zelfmoord pleegt, is een tragisch fenomeen dat in de Verenigde Staten steeds meer aandacht krijgt. Dit onderzoek richt zich op de complexe factoren die bijdragen aan deze dodelijke incidenten, met een bijzondere focus op de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke daders. De studie is gebaseerd op een kwalitatieve inhoudsanalyse, die gebruikmaakt van het kader van Marzuk, Tar-diff en Hirsch (1992) als uitgangspunt.
Inleiding
De Verenigde Staten hebben een van de hoogste kindermoordcijfers onder de rijke landen. In 2019 werden er 1627 kinderen in de VS vermoord, wat neerkomt op 2,23 per 100.000 kinderen. Een aanzienlijk aantal van deze kindermoordzaken vindt plaats in de context van een homicide-suicide, waarbij de dader na de moord op het kind zelfmoord pleegt. Het onderzoek toont aan dat er tussen de 11 en 17 homicide-suicide-incidenten per week plaatsvinden in de VS, wat bijna twee keer zoveel is als in andere landen.
Methodologie
De onderzoekers voerden een kwalitatieve inhoudsanalyse uit, waarbij ze filicide-suicide-narratieven bestudeerden en gesprekken voerden over de opkomende thema’s en codes. De narratieven werden retroactief gecodeerd om consistentie in de toepassing van codes te waarborgen. De analyse richtte zich op de ervaringen van de daders en de context van de incidenten, waarbij de nadruk lag op de interpersoonlijke ervaringen die bijdroegen aan de daden.
Resultaten
De resultaten van de studie onthulden dat relatieconflicten en geestelijke gezondheidsproblemen veelvoorkomende factoren waren bij zowel mannelijke als vrouwelijke daders. Echter, de manifestatie van deze factoren verschilde aanzienlijk tussen de geslachten. Bij vrouwelijke daders kwamen relatieconflicten, geestelijke gezondheidsproblemen en chronische gezondheidsproblemen van de kinderen vaak samen voor. Dit wijst op een complexe interactie tussen persoonlijke en sociale factoren die bijdragen aan hun daden.
Bij mannelijke daders daarentegen waren relatieconflicten, een geschiedenis van geweld en de gevolgen van geweld (zoals juridische problemen en werkgerelateerde problemen) meer prominent aanwezig. Dit verschil in de context en de aard van de problemen tussen de geslachten benadrukt de noodzaak voor gerichte preventie-inspanningen die rekening houden met deze variaties.
Theoretisch Kader
De studie bouwde voort op het kader van Marzuk et al. (1992), dat homicide-suicide-incidenten categoriseert op basis van de relatie tussen slachtoffer en dader, evenals de motieven van de dader. De onderzoekers breidden dit kader uit door aanvullende thema’s en patronen te identificeren die specifiek waren voor filicide-suicide-incidenten. Dit hielp hen om een dieper inzicht te krijgen in de motieven en omstandigheden die aan deze tragedieën ten grondslag liggen.
Discussie
De bevindingen van het onderzoek benadrukken dat filicide-suicides vaak het resultaat zijn van een combinatie van factoren, en dat er zelden sprake is van een enkele oorzaak. De onderzoekers pleiten voor een holistische benadering van preventie, waarbij niet alleen de individuele factoren van de dader worden bekeken, maar ook de bredere sociale en relationele context. Dit is cruciaal voor het ontwikkelen van effectieve interventies en preventiestrategieën.
De studie erkent ook de beperkingen van kwalitatief onderzoek, zoals de mogelijkheid van bias en de afhankelijkheid van de beschikbare informatie. De narratieven zijn beperkt tot wat bekend is bij wetshandhavers en medische examiners, en er is vaak weinig documentatie beschikbaar, zoals zelfmoordbrieven, die inzicht kan geven in de motieven van de daders. Dit kan leiden tot een onderschatting van bepaalde factoren die bijdragen aan filicide-suicide.
Conclusie
Filicide-suicides zijn tragische en vaak te voorkomen daden van geweld die worden beïnvloed door een scala aan factoren. De bevindingen van deze studie benadrukken de noodzaak voor preventie-inspanningen die gericht zijn op het herkennen van interpersoonlijke ervaringen en de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke daders. Door deze verschillen te begrijpen, kunnen beleidsmakers en hulpverleners effectievere strategieën ontwikkelen om deze tragedieën te voorkomen.
Het onderzoek roept op tot een grotere maatschappelijke bewustwording van de complexe dynamiek die leidt tot filicide-suicide en benadrukt de rol van geestelijke gezondheidszorg, sociale ondersteuning en interventies gericht op het verbeteren van relaties. Het is van cruciaal belang dat er meer aandacht komt voor de signalen van stress en crisis in gezinnen, zodat tijdig hulp kan worden geboden aan ouders die in gevaarlijke situaties verkeren.
Aanbevelingen voor Toekomstig Onderzoek
Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten op het ontwikkelen van interventies die specifiek zijn afgestemd op de unieke behoeften van zowel mannelijke als vrouwelijke daders. Daarnaast is er behoefte aan meer gedetailleerde gegevens over de omstandigheden rond filicide-suicide-incidenten, inclusief de rol van sociale en economische factoren. Dit kan helpen bij het creëren van een beter begrip van de dynamiek van filicide-suicide en het ontwikkelen van effectieve preventiestrategieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Daderschap in geweldsmisdrijven

A
  • het daderprofiel
  • de persoon van de dader
  • geringe zelfbeheersing
  • gender grap
  • ontremmende werking alcohol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Slachtofferschap in gelweldsmisdrijven

A
  • het slachtofferprofiel
  • het post-traumatische stress syndroom
  • voorzieningen voor slachtoffers
  • slachtofferrechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Intieme terreur/coercive control

A

Intieme terreur, een ernstige vorm van partnergeweld dat zich kenmerkt door een patroon van controle een dwang, speelt een essentiële rol in het voorstadium van feminisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Risicotaxatie-instrument

A

Gebaseerd op een systeem van coercive control in plaats van het verklaren van partnermoord vanuit klinische en ad-hoc verklaringen. Rationeel geweld, controledwang en stalking zijn geen klinische condities maar een gedragspatroon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

EHRM Arresten

A

EHRM X EN Y T. NEDERLAND
EHRM A T. UK
EHRM OSMAN T. UK
EHRM D.M.D T. ROEMENIË
EHRM R.B. T. ESTONIA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Materieel strafrecht femicide (kwam TENTA)

A

Strafbaarstelling, mishandeling, moord of doodslag. Geen aparte strafbaarstelling femicide, psychische mishandeling of kindermishandeling (wel kinderdoodslag of moord) hogere gevangenisstraffen artikel 304 Sr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Procedurele strafrecht

A

Aangifte bij de politie : politiesepot, individuele beoordeling
Vervolgingsbeleid OM
- MONOPOLIE positie OM
-opportuniteitsbeginsel art 12 procedure
- aanwijzing huiselijk geweld en kindermishandeling
- richtlijn voor strafvordering huiselijk geweld
- verjaringstermijnen

Onderzoeksrapport GREVIO COMITÉ V. NEDERLAND 2020: veel klachten over niet-vervolgen van verkrachting of slachtoffers ontmoedigen aangifte te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ouderlijk geweld en huiselijk geweld

A

Gemeenschappelijke risicofactoren en kenmerken:
• onbehandelde geestelijke gezondheidsproblemen, middelenmisbruik
• werkloosheid, zeer laag opleidingsniveau, verstandelijke beperking
• behoren bij etnische minderheid
• alleenstaande moeder zijn, jong moeder worden
• wonen in een kansarme buurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Internationaal perspectief: WHO (1)

A

Definitie Kindermishandeling:
‘Alle vormen van lichamelijke en/of emotionele mishandeling, seksueel
misbruik, verwaarlozing of commerciële uitbuiting in de context van een
persoonlijke relatie ten aanzien van het kind of
verantwoordelijkheidsverhouding, vertrouwensrelatie of machtsrelatie, die
uitmondt in mogelijke schade aan de gezondheid van een kind, zijn
overlevingskansen, ontwikkeling of integriteit’
Nieuwe vorm : Getuige van geweld
WHO 2002

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Artikel 1:247 Burgerlijk wetboek

A
  1. Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn
    minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.
  2. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de
    verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de
    veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van
    zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen
    de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere
    vernederende behandeling toe.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Strafbepalingen

A

Geen feit is strafbaar zonder grondslag in strafwetgeving
(legaliteitsbeginsel strafbepalingen)
Geen aparte strafbepalingen kindermishandeling,
wel strafverzwarende omstandigheid (art. 248/ 304 Sr)
Strafbepalingen: Art. 300-304 Sr: (zware) (fysieke) mishandeling
Strafverzwaring: (art. 304 Sr) in 2009 uitgebreid: ouder/verzorger
Strafbepalingen: Art. 289, 287, 307-308 Sr: moord, doodslag, dood door
schuld, zware mishandeling door schuld
Strafbepalingen: Art. 290 en 291: kinderdoodslag en kindermoord

17
Q

Strafbepaling (2)

A

Zedelijkheidswetgeving, strafbepalingen: Artt. 242-249 Sr:
verkrachting, aanranding, seksueel binnendringen, ontucht, etc.
(zedendelicten)
- Verkrachting/aanranding: onvrijwilligheidsvereiste niet bij kinderen
- Ontucht met eigen kind (stiefkind, pleegkind, aan zorg toevertrouwd kind):
strafbaar
- Seksueel contact kind < 12 jaar: strafbaar
- Seksueel contact kind 12-16 jaar: strafbaar bij ontucht (d.w.z. geen
normaal seksueel verkeer tussen jongeren)
- Bescherming tegen kwetsbaarheid door afhankelijke positie

18
Q

Strafbepalingen (3):

A

Zedenmisdrijven zonder lichamelijk contact:
• Kinderpornografie (art. 252 Sr): strafmaximum verhoogd van 4 naar 6 jaar
• Grooming (art. 252 Sr)
• Openbare schennis van eerbaarheid (art. 254b Sr)
Overige strafbepalingen:
• In hulpeloze toestand brengen/ achterlaten: verwaarlozing (art. 255-259
Sr)

19
Q

Strafbepalingen (4)

A

 Straffen: afhankelijk van strafbaar feit
 Maximumstraffen kindermishandeling in decennia verhoogd
 Verbod op taakstraf: art. 22b Sr (zedendelicten/ recidive)
 Strafverzwaring bij mishandeling (art. 304 Sr):
• Feit begaan tegen het eigen kind, het kind waarover gezag wordt gevoerd, het pleegkind
of het kind dat aan zijn zorg is toevertrouwd (verhoging met een derde)
• Bij stelselmatige mishandeling (verhoging met een derde)
 Verjaringstermijn:
• Vangt aan op moment dat kind 18 wordt (art. 71 sub 3 Sr)
• Art. 70 lid 2 sub 2 Sr: opheffing verjaringstermijn ernstige zedendelicten tegen kinderen

20
Q

Veranderingen

A

Op 1 januari 2020 in de Wet herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen in werking getreden. Eén van de onderdelen van deze wet in de verdeling van de verjaringstermijn bij kindermishandeling door de pas aan te laten vangen op de dag dat het kind 18 wordt artikel 71 Wetboek strafrecht

Verruiming van strafrechtelijke aansprakelijkheid voor kindermishandeling: uitbreiding van de strafverzwaringsgrond voor kindermishandeling tot kinderen die aan de zorg, opleiding of waakzaamheid van een ander zijn toevertrouwd en voor stelselmatige kindermishandeling (wijzigingen artikel 304)

21
Q

opsporing en vervolging (3):

A

OM-Aanwijzing huiselijk geweld en kindermishandeling (2022A001)
• OM-Aanwijzing seksuele misdrijven (2024A005) Instructie auditieve en
audiovisuele registratie van verhoren van aangevers, slachtoffers,
getuigen en verdachten (2021)
• OM-Aanwijzing Kinderpornografie (2024A006)
- Richtlijn voor strafvordering kindermishandeling (2022R005)
- Richtlijn voor strafvordering seksueel misbruik minderjarigen (2024R005)
- Richtlijn voor strafvordering huiselijk geweld (2020R010)

22
Q

Veranderingen geweld en kindermishandeling van 2018:

A
  1. Versterken samenwerking: ketenzorg en straf (veilig Thuis, politie, OM)
  2. Plegers strenger aanpakken
    - Optimaliseren opsporing
    - Aanpassing strafverzwaringsgrond
    - Verlenging verjaringstermijn
    - Intensivering huisverbod, naast en/of i.c.m. Strafrecht
    - Strafbare feiten op de rader
23
Q

Vervolgen van ouders (kinderrechten-Comité)

A

Kinderrechten-Comité: de afhankelijke status van kinderen en de unieke intimiteit van familierelaties vereisen dat beslissingen om ouders te vervolgen met grote zorgvuldigheid moet worden genomen en in de meeste gevallen waarschijnlijk niet in het belang van het kind. Het doel moet zijn om ouders ervan te weerhouden gewelddadige of andere wrede of vernederende straffen te gebruiken door middel van ondersteunende en educatieve, niet bestraffende, interventies.