Week 5 Uitingsdelicten Flashcards

1
Q

M. van Noorloos, Hate speech revisited, Antwerpen: Intersentia 2011, hfst. II part B, p. 32-56

A

In de passage worden de rechtvaardigingen en uitdagingen van het beperken van vrijheid van meningsuiting in relatie tot haatspraak besproken. Het beschermen van vrijheid van meningsuiting wordt gerechtvaardigd door:

De marktplaats van ideeën (Mill): Vrije uitwisseling van ideeën bevordert het vinden van waarheid en waardevolle inzichten.
Democratisch functioneren: Vrijheid is essentieel voor publieke participatie en kritische controle op de overheid.
Individuele autonomie: Het recht op meningsuiting versterkt autonomie, menselijke waardigheid, en tolerantie.
Tegelijkertijd zijn er rechtvaardigingen voor beperkingen:

Voorkomen van schade: Opruiende taal kan geweld uitlokken; haatspraak tegen groepen veroorzaakt maatschappelijke onrust en psychologische schade.
Bescherming van minderheden: Negatieve beeldvorming kan discriminatie en geweld versterken.
De spanningen tussen deze waarden en de risico’s van misbruik of chilling effects maken de regulering van haatspraak complex.

Voor- en nadelen van reguleren van haatspraak
Voordelen:

Beschermt kwetsbare groepen tegen discriminatie en psychologische schade.
Voorkomt maatschappelijke onrust en geweld.
Draagt bij aan sociale cohesie en gelijkwaardigheid.
Nadelen:

Kan vrijheid van meningsuiting onterecht inperken (chilling effect).
Risico op misbruik door staten om kritiek te onderdrukken.
Ideeën kunnen onzichtbaar worden en zonder publieke tegenspraak groeien.
Reguleren vraagt om een zorgvuldige balans tussen vrijheid en bescherming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

E. Heinze, ‘Viewpoint absolutism and hate speech’, Modern Law Review, 2006(69)-4, p. 543-582

A

In dit artikel bekritiseert de auteur de haatzaaiverboden in West-Europa door te stellen dat deze verboden inherent tegenstrijdig en discriminerend zijn, waardoor fundamentele principes van democratische samenlevingen in het gedrang komen. Heinze pleit voor een vorm van viewpoint absolutism, waarin meningen, zelfs als ze beledigend of kwetsend zijn, beschermd moeten worden in een stabiele democratische samenleving. Volgens hem stelt dat veel Europese landen haatzaaiverboden hebben om racisme, xenofobie, antisemitisme, en andere vormen van haat te bestrijden, vaak met een verwijzing naar steun in internationale verdragen zoals het IVBPR. Maar volgens Heinze creëren deze verboden willekeur en rechtsongelijkheid, en discrimineren zij in feite tussen verschillende groepen. Heinze wijst erop dat Europese haatzaaiverboden geen penumbraire onzekerheden kennen zoals andere vage wetten, maar juist door en door inconsistent zijn. Ze beweren gelijkheid en tolerantie te bevorderen, maar ondermijnen deze waarden juist door de selectiviteit toe te passen. Bijvoorbeeld, Europese rechtbanken beschermen religieuze gevoelens vaker dan politieke of seculiere meningen, wat leidt tot discriminatie tussen verschillende meningsuitingen en groepen.
Heinze vergelijkt de Amerikaanse benadering, waarin de vrijheid van meningsuiting vrijwel absoluut is, met de Europese aanpak. Terwijl Europa haatzaai verbiedt, volgt Amerika een First Amendment-benadering die vrije meningsuiting beschermt, zelfs voor controversiële en beledigende meningen. Heinze argumenteert dat een dergelijke benadering ook in Europa beter zou werken, vooral omdat Europese democratieën sterk genoeg zijn om met beledigende uitingen om te gaan zonder wettelijke beperkingen.
Heinze bespreekt twee beslissingen van het EHRM om de willekeur in Europese haatzaaiverboden te illustreren. In Otto-Preminger-Institut v. Oostenrijk werd een kunstwerk verboden vanwege belediging van christelijke waarden, terwijl in Jersild v. Denemarken een racistische documentaire werd beschermd vanwege de meerwaarde van journalistiek. Deze tegenstrijdigheid toont volgens Heinze aan dat haatzaaiverboden willekeurig worden toegepast en niet consistent beschermend zijn.
Heinze stelt viewpoint absolutism voor als alternatief: alle meningen, hoe verwerpelijk ook, moeten in een democratie worden toegestaan zolang ze niet direct aanzetten tot geweld of onwettig gedrag. Hij introduceert ook een conference theory om aan te tonen dat haatzaaiverboden niet hierin kunnen worden gezien in tegenstelling tot de fundamentale democratische principes. Heinze concludeert dat haatzaaiverboden in Europa niet alleen onnodig zijn, maar zelfs gevaarlijk omdat ze een democratisch debat inperken
en het risico lopen willekeurige beperkingen op te leggen. Hij pleit voor de afschaffing van haatzaaiverboden in Europa, met het argument dat open dialoog en niet-repressieve maatregelen effectiever zijn om haat en intolerantie te bestrijden.

Kamerstukken II 2023/24, 36 510, 3.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

E. Heinze, ‘Viewpoint absolutism and hate speech’, Modern Law Review, 2006(69)-4, p. 543-582

A

Heinze bekritiseert de regels in Europa die haatzaaien verbieden. Volgens hem zijn deze wetten tegenstrijdig en discriminerend, en ze schaden de principes van democratie. Hij stelt dat in een stabiele democratie alle meningen, zelfs kwetsende of beledigende, beschermd moeten worden. Dit noemt hij viewpoint absolutism.

Zijn belangrijkste punten:
Problemen met haatzaaiverboden:
Ze beweren gelijkheid en tolerantie te bevorderen, maar doen dit niet consistent.
Religieuze gevoelens krijgen vaker bescherming dan politieke of seculiere meningen. Dit leidt tot ongelijke behandeling van groepen.
Vergelijking met de VS:
In Amerika is vrijheid van meningsuiting bijna absoluut door het First Amendment.
Zelfs beledigende of controversiële meningen worden daar beschermd.
Heinze vindt dat Europa deze aanpak ook moet volgen, omdat Europese democratieën sterk genoeg zijn om beledigingen zonder censuur aan te kunnen.
Voorbeelden van willekeur:
In een zaak in Oostenrijk werd een kunstwerk verboden omdat het christelijke waarden beledigde.
In een andere zaak in Denemarken werd een racistische documentaire beschermd omdat het journalistiek waardevol was.
Heinze laat hiermee zien dat de regels in Europa willekeurig en inconsequent worden toegepast.
Zijn oplossing:
Heinze pleit voor de afschaffing van haatzaaiverboden.
Hij gelooft dat open dialoog en niet-repressieve maatregelen effectiever zijn om haat en discriminatie te bestrijden.
Haatzaaiverboden beperken volgens hem onnodig het democratische debat en brengen het risico van willekeurige beperkingen met zich mee.
Kort samengevat:
Heinze vindt dat haatzaaiverboden in Europa slecht werken omdat ze inconsistent, discriminerend en schadelijk zijn voor de democratie. Hij pleit voor volledige vrijheid van meningsuiting, zoals in de VS, omdat open debat een betere manier is om haat te bestrijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kamerstukken II 2023/24, 36 510, 3.

Dit voorstel strekt tot wijziging van twee wetten

A

Dit wetsvoorstel wil twee wetten aanpassen: de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) en het Wetboek van Strafrecht. De veranderingen hebben als doel om terminologie te verduidelijken en discriminatie beter aan te pakken.

Belangrijkste veranderingen

Vervanging van termen:
De term “hetero- of homoseksuele gerichtheid” wordt vervangen door “seksuele gerichtheid”.
Seksuele gerichtheid wordt gedefinieerd als: “gerichtheid – op basis van consensus en gelijkwaardigheid – op personen, ongeacht hun geslacht.”
Uitbreiding van discriminatiegronden:
In artikel 90quater van het Wetboek van Strafrecht wordt verduidelijkt dat “geslacht” ook geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie omvat.
Artikelen 137c en 137e voegen “geslacht” toe als discriminatiegrond.
Aanvulling van eerdere aanpassingen:
In de Awgb is sinds 2019 al expliciet opgenomen dat “geslacht” ook genderidentiteit, genderexpressie en geslachtskenmerken omvat.
Waarom is dit belangrijk?

Het voorstel volgt eerdere moties en toezeggingen om deze wetten te verduidelijken en te moderniseren.
Het komt voort uit onderzoek naar de behoeften van slachtoffers van hate crimes en uit eerdere wetswijzigingen rond strafbaarstellingen.
Samenvatting in één zin

Dit wetsvoorstel verduidelijkt terminologie in de Awgb en het Wetboek van Strafrecht, breidt discriminatiegronden uit, en zorgt ervoor dat de wetten beter aansluiten bij de bescherming van seksuele en genderdiversiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

HR 10 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BF0655 (Belediging islam).

A

Dit arrest, bekend als HR 10 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BF0655, gaat over de interpretatie van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht, dat groepsbelediging strafbaar stelt. Het arrest draait specifiek om de vraag of beledigende uitlatingen over een godsdienst ook strafbaar zijn als groepsbelediging van de aanhangers van die godsdienst.
Essentie van het arrest
De Hoge Raad oordeelt dat het beledigen van een groep mensen wegens hun godsdienst alleen onder artikel 137c Sr valt als:
1. De uitlating direct en onmiskenbaar betrekking heeft op de groep mensen zelf, niet slechts op de godsdienst.
2. De mensen in die groep collectief worden getroffen in hetgeen hen als groep kenmerkt (hun godsdienst), en als zij juist daarom worden beledigd.
Samenvatting van de kernpunten
• Belediging van een religie versus aanhangers ervan: Grievende uitlatingen over een godsdienst, hoe kwetsend ook, vallen niet onder artikel 137c Sr, tenzij het duidelijk gaat om belediging van de aanhangers van die religie als groep.
• Het concrete geval: Het arrest gaat over een poster met de tekst “Stop het gezwel dat Islam heet”, die zichtbaar was opgehangen. Hoewel de uitlating grievend was ten aanzien van de islam, concludeert de Hoge Raad dat dit niet direct als groepsbelediging van moslims (de aanhangers) kan worden gezien.
• Vrijspraak door de Hoge Raad: De Hoge Raad sprak de verdachte vrij omdat de uitlating geen directe, onmiskenbare belediging was van moslims als groep, maar gericht was op de islam als religie.
Conclusie van de Hoge Raad
Beledigingen die gericht zijn op een godsdienst (zoals “Islam is een gezwel”) zijn niet automatisch strafbaar als groepsbelediging onder artikel 137c Sr. Dit artikel vereist dat de belediging zich direct richt op een groep mensen vanwege hun godsdienst en niet slechts op de godsdienst zelf. In dit geval werd de verdachte vrijgesproken omdat de uitlating niet voldeed aan deze vereisten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rb Amsterdam 23 juni 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ9001 (Wilders I).

A

Het arrest Rb Amsterdam 23 juni 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ9001 (Wilders I) betreft de strafzaak tegen Geert Wilders, waarin hij werd beschuldigd van groepsbelediging, haatzaaien en discriminatie. Dit vonnis is vooral bekend vanwege de juridische beoordeling van zijn controversiële uitspraken over de islam en moslims.
Kern van de zaak
Geert Wilders werd vervolgd vanwege uitspraken en uitingen, waaronder:
• Vergelijkingen van de islam met fascisme en de Koran met “Mein Kampf”.
• De verspreiding van zijn film Fitna, waarin islamitische teksten en gewelddadige beelden werden gecombineerd.
• Uitspraken zoals “De grenzen dicht voor islamitische immigranten” en “Nederland heeft een tsunami van islamisering doorgemaakt”.
Wilders ontkende dat zijn uitlatingen discriminerend of haatzaaiend waren. Hij stelde dat hij kritiek uitte op een religie (de islam) en niet op een groep mensen (moslims).
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde als volgt:
1. Vrijheid van meningsuiting: De rechtbank erkende dat de vrijheid van meningsuiting een fundamenteel recht is, vooral voor politici. Dit recht beschermt ook scherpe, schokkende en beledigende uitlatingen, mits deze bijdragen aan het maatschappelijk debat.
2. Geen groepsbelediging of haatzaaien: De rechtbank concludeerde dat Wilders’ uitspraken weliswaar provocerend en kwetsend waren, maar geen strafbare groepsbelediging of haatzaaien opleverden. Ze waren voornamelijk gericht op de islam als religie, niet op moslims als groep.
3. Discriminatie: De rechtbank vond onvoldoende bewijs dat Wilders met zijn uitlatingen aanzette tot discriminatie of haat tegen moslims.
Uitspraak
De rechtbank sprak Geert Wilders vrij van alle tenlasteleggingen. Het vonnis benadrukte dat kritiek op een religie niet gelijkstaat aan strafbare groepsbelediging of aanzetten tot haat tegen de aanhangers van die religie.
Belang van de zaak
Dit vonnis heeft belangrijke precedentwerking voor de balans tussen vrijheid van meningsuiting en de strafrechtelijke grenzen daarvan. De uitspraak benadrukt dat politieke uitspraken in een democratisch debat ruime bescherming genieten, zelfs als ze kwetsend zijn, zolang ze niet expliciet oproepen tot haat of geweld tegen een groep mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

HR 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3583 (Vrijheid van meningsuiting
politicus).

A

De Hoge Raad formuleerde een belangrijke afweging over de vrijheid van meningsuiting:
1. Vrijheid van meningsuiting in het politieke debat: Politici hebben een ruime vrijheid van meningsuiting, vooral omdat hun uitspraken bijdragen aan het maatschappelijk debat en politieke keuzes van het publiek beïnvloeden. Deze vrijheid is essentieel in een democratische samenleving.
2. Grenzen aan die vrijheid: Deze vrijheid is niet onbeperkt. Politici kunnen strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld als hun uitspraken aanzetten tot haat, discriminatie of geweld, of als ze op een andere manier onnodig grievend zijn tegenover groepen mensen.
3. Context van de uitspraken: Bij de beoordeling van strafbaarheid moet gekeken worden naar de context waarin de uitlatingen zijn gedaan, zoals de politieke aard ervan en de bijdrage aan het publieke debat. Uitspraken mogen schokkend, beledigend of provocerend zijn, zolang ze niet oproepen tot haat of geweld.
De Hoge Raad benadrukte dat het oordeel over de grens tussen toelaatbare en strafbare uitlatingen in sterke mate afhangt van de concrete omstandigheden van de zaak.
Uitkomst
De Hoge Raad oordeelde dat politici een bijzondere bescherming genieten binnen hun vrijheid van meningsuiting, maar dat deze niet absoluut is. Wanneer hun uitspraken overgaan in haatzaaien of discriminatie, kunnen ze strafbaar zijn. De zaak werd terugverwezen naar een lagere rechter voor verdere beoordeling van de specifieke omstandigheden.
Belang van de uitspraak
Dit arrest is van groot belang voor het juridisch kader rond de vrijheid van meningsuiting, specifiek voor politici. Het maakt duidelijk dat:
• Politieke uitspraken in het maatschappelijk debat ruim beschermd zijn.
• Er duidelijke grenzen zijn wanneer uitspraken aanzetten tot haat, geweld of discriminatie.
• De context van de uitlatingen altijd een doorslaggevende rol speelt bij de strafrechtelijke beoordeling.
Deze uitspraak onderstreept de rol van rechters in het waarborgen van een balans tussen democratische vrijheden en bescherming tegen discriminatie en haatzaaien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rb Den Haag 9 december 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:15014 (Wilders II)

A

Rb Den Haag 9 december 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:15014 (Wilders II) betreft de vervolgzaak tegen Geert Wilders, waarin hij werd aangeklaagd voor groepsbelediging en het aanzetten tot haat. Dit arrest heeft betrekking op zijn uitlatingen tijdens een verkiezingsbijeenkomst in 2014, waarin hij vroeg: “Willen jullie meer of minder Marokkanen in de stad?”, en het publiek antwoord gaf met “Minder!”. Wilders reageerde hierop met: “Dat gaan we regelen.”
Kern van de zaak
Wilders werd vervolgd voor het aanzetten tot discriminatie, haat en geweld tegen Marokkanen, op basis van zijn uitlatingen tijdens de bijeenkomst. De aanklacht was dat zijn woorden discriminerend waren en konden aanzetten tot haat en geweld jegens Marokkanen als groep.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde als volgt:
1. Groepsbelediging: De rechtbank vond dat Wilders met zijn uitlatingen niet alleen de Marokkaanse gemeenschap als groep beledigde, maar ook aanzette tot haat jegens deze groep. De rechtbank oordeelde dat Wilders bewust en opzettelijk de Marokkaanse gemeenschap als een homogene groep had aangesproken en een negatieve generalisatie had gemaakt die onterecht schadelijk was voor die groep.
2. Geen bescherming op basis van vrijheid van meningsuiting: De rechtbank wees erop dat Wilders, hoewel hij als politicus geniet van ruime vrijheid van meningsuiting, niet vrijuit kon gaan als zijn uitlatingen zouden leiden tot haat of geweld tegen specifieke groepen. In dit geval waren de uitlatingen niet slechts een politieke opinie, maar veroorzaakten zij mogelijk schade aan de sociale cohesie en het welzijn van de Marokkaanse gemeenschap.
3. Strafbaarheid: Wilders werd schuldig bevonden aan het aanzetten tot haat en discriminatie, omdat zijn uitspraken onterecht een negatieve en generaliserende boodschap gaven over Marokkanen als groep. Dit werd beschouwd als een strafbare daad op grond van artikel 137c en 137d van het Wetboek van Strafrecht, die discriminatie en haatzaaien verbieden.
Uitspraak
Wilders werd in eerste instantie veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een boete van 5.000 euro. De uitspraak legde de nadruk op het feit dat zijn uitlatingen, ondanks hun politieke aard, grensoverschrijdend waren en konden bijdragen aan het versterken van haat en discriminatie jegens Marokkanen.
Belang van de uitspraak
Dit vonnis is belangrijk omdat het de grenzen van de vrijheid van meningsuiting voor politici verduidelijkt. Het benadrukt dat politieke vrijheid niet onbeperkt is en dat uitlatingen die aanzetten tot haat en discriminatie tegen bepaalde groepen strafbaar kunnen zijn, zelfs wanneer ze deel uitmaken van het politieke debat. Het arrest toont aan dat de bescherming van kwetsbare groepen tegen discriminatie zwaarder weegt dan de vrijheid van meningsuiting wanneer deze leidt tot schadelijke gevolgen voor de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

HR 14 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:220 (Mein Kampf).

A

Het arrest HR 14 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:220 (Mein Kampf) betreft de vraag of het strafbaar is om het boek Mein Kampf in voorraad te hebben voor de verkoop, gezien het antisemitische karakter van het boek. De zaak draait om de afweging tussen de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van andere fundamentele rechten, zoals de bescherming van groepen tegen haat en discriminatie.
Essentie van het arrest
• Feiten: De verdachte had antiquarische exemplaren van Mein Kampf in voorraad in zijn antiquariaat, wetende dat het boek uitlatingen bevat die beledigend zijn voor Joden en die aanzetten tot haat en discriminatie tegen Joden. De verdachte had deze exemplaren niet met het doel om het nazistische gedachtegoed te verspreiden, maar als historische documenten die hij verkocht aan verzamelaars of geïnteresseerden.
• Vraag: De vraag was of de verdachte vervolgd moest worden voor het ter verspreiding in voorraad hebben van dit boek, met inachtneming van de vrijheid van meningsuiting en de noodzaak om strafrechtelijk in te grijpen.
Oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelde dat de veroordeling van de verdachte niet noodzakelijk was in de zin van artikel 10 lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat de vrijheid van meningsuiting beschermt, maar ook beperkingen toelaat wanneer dit nodig is in een democratische samenleving (bijvoorbeeld om de rechten van anderen te beschermen). In dit geval werd de veroordeling als “onevenredig” beschouwd, en dus niet noodzakelijk.
Belangrijke overwegingen:
1. Historische waarde: Het boek werd gezien als een belangrijk historisch document en een van de bronnen van antisemitisch gedachtegoed uit de jaren dertig, en de verdachte had het in voorraad met het oog op de historische betekenis van het werk.
2. Geen bewijs van nazistische sympathieën: Er was geen bewijs dat de verdachte het nazistische gedachtegoed aanhing of propageerde.
3. Beschikbaarheid van het boek: Het boek is in bibliotheken en online vrij beschikbaar, en er wordt internationaal gedebatteerd over de vrije verkoop en verspreiding van het boek, wat de bescherming van de vrijheid van meningsuiting versterkt.
4. Geen oproep tot haat: De verdachte had de exemplaren niet om haat of discriminatie te bevorderen, maar als onderdeel van een commerciële verkoop van historische boeken.
Conclusie
De Hoge Raad volgde het oordeel van het hof dat een veroordeling niet noodzakelijk was, omdat het doel van de beperking van de vrijheid van meningsuiting in dit geval niet opwoog tegen de onevenredige gevolgen van strafrechtelijke vervolging. Het boek had historische waarde, was niet bedoeld om antisemitisme te verspreiden, en was al op andere manieren vrij beschikbaar. De vrijheid van meningsuiting werd in dit geval zwaarder gewogen dan de noodzaak om strafrechtelijk in te grijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

HR 6 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1036 (Wilders V)

A

HR 6 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1036 (Wilders V) betreft de zaak tegen Geert Wilders, waarin hij werd aangeklaagd voor groepsbelediging en haatzaaien vanwege zijn uitlatingen over Marokkanen. Deze zaak is een vervolg op eerdere zaken tegen Wilders waarin zijn uitspraken over Marokkanen als groep werden beoordeeld.
Kern van de zaak
Geert Wilders werd aangeklaagd voor zijn uitspraken tijdens een verkiezingsbijeenkomst in 2014, waarin hij het publiek vroeg: “Willen jullie meer of minder Marokkanen in de stad?” Het publiek antwoordde met “Minder!”, waarop Wilders antwoordde: “Dat gaan we regelen.”
Deze uitlatingen werden gezien als beledigend en aanzetting tot haat tegen Marokkanen als groep. Wilders werd beschuldigd van het aanzetten tot discriminatie, haat en geweld tegen Marokkanen, en de vraag was of zijn uitspraken strafbaar waren op basis van de artikelen 137c (groepsbelediging) en 137d (aanzetten tot haat) van het Wetboek van Strafrecht.
Oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelde als volgt:
1. Vrijheid van meningsuiting: De Hoge Raad benadrukte dat de vrijheid van meningsuiting, zeker voor politici, een fundamenteel recht is. Dit recht beschermt ook scherpe, provocerende en beledigende uitlatingen, zolang deze bijdragen aan het maatschappelijk debat en niet leiden tot haat, geweld of discriminatie.
2. Groepsbelediging en haatzaaien: De Hoge Raad oordeelde dat Wilders met zijn uitlatingen Marokkanen als groep beledigde en dat deze uitspraken aanzetten tot haat en discriminatie. Het was dus niet alleen een algemene uiting over Marokkanen, maar een directe aanzet tot het versterken van negatieve stereotypes en het veroorzaken van verdeeldheid in de samenleving.
3. Strafbaarheid van de uitspraken: De Hoge Raad oordeelde dat de uitlatingen van Wilders wel degelijk binnen de grenzen van strafbaar haatzaaien vielen. Het feit dat het om politieke uitlatingen ging, veranderde daar niets aan. Politici kunnen niet onbeperkt haatzaaiende uitlatingen doen onder het mom van de vrijheid van meningsuiting.
Uitspraak
De Hoge Raad bevestigde het vonnis van de rechtbank en het gerechtshof, waarbij Wilders werd veroordeeld voor groepsbelediging en het aanzetten tot haat en discriminatie. Dit oordeel benadrukte dat Wilders zijn politieke uitspraken niet vrijuit kon doen wanneer deze direct aanzetten tot haat jegens een specifieke groep.
Belang van de zaak
Dit arrest is van groot belang omdat het de grenzen van de vrijheid van meningsuiting voor politici verduidelijkt. Het bevestigt dat uitlatingen die haat en discriminatie jegens een bepaalde groep bevorderen, strafbaar kunnen zijn, zelfs als ze worden gedaan door politici in een democratisch debat. Het arrest maakt duidelijk dat de bescherming van kwetsbare groepen tegen haat en discriminatie boven de vrijheid van meningsuiting kan gaan, vooral wanneer de uitlatingen het risico lopen de sociale cohesie te ondermijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Toetsingskader art. 137c

A

Artikel 10 EVRM kan een de uiting bijdrage aan het publiek/maatschappelijk belang? Of is de uiting een artistieke expressie?
Beledigend? -> uiting op zichzelf beledigend? Ja -> uiting beledigend binnen context? Nee -> uiting onnodig grievend?
Contextuele interpretatie
 Nu vergelijkbaar toetsingskader voor 137d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geschiedenis en ratio art. 137c-d Sr

A
  • Jaren 30: artikel 137c (ingesteld voor de bescherming van de openbare orde)
  • Jaren 70: 137d (CERD, negatieve beeldvorming), gronden ras + religie “symbolisch norm, nauwelijks vervolginh
  • Jaren 90: nieuwe gronden (seksuele gerichtheid + geslacht) en vervolging wordt de regel (vanaf 1999 OM-aanwijzingen Discriminatie)
    • Janmaat veroordeeld Vol is vol, eigen volk eerst, afschaffen de multiculturele samenleving af…. Janmaat werd vervolgd en veroordeeld (wilders in zaak I niet)
  • 21e eeuw: Fortuynrevolte en vrijheid van meningsuiting
    • Aanwijzingen Discriminatie tot 2019: vervolging de regel
    • Strafzaak Wilders I: Rb Amsterdam 23 juni 2011 (er is geen sprake van haat of opruiing, waren geen kracht versterkende uitspraken die andere aanzetten tot haat en was in de context van het publieke debat) -> Rb vergeet de laatste stap (uitlating onnodig grievend)
    • HR 16 dec 2014: vrijheid van meningsuiting politicus
    • HR 6 juli 2021, strafzaak Wilders II (minder minder)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Artikel 7 GW

A

Voor het openbaren van gedachten of gevoelens (bijvoorbeeld in geschreven, gesproken of visuele vorm) is geen voorafgaand verlof nodig op basis van de inhoud. Dit betekent dat de vrijheid van meningsuiting in principe onbeperkt is, maar de verantwoordelijkheid voor wat wordt geuit ligt bij de spreker of schrijver. Dit kan leiden tot:
• Achteraf straf- of civielrechtelijke aansprakelijkheid: Als een uiting schadelijk is of in strijd met de wet, zoals bij smaad, laster, of oproepen tot geweld, kan achteraf worden opgetreden. Dit gebeurt binnen de kaders van artikel 10 EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens), dat vrijheid van meningsuiting waarborgt, maar beperkingen toestaat ter bescherming van bijvoorbeeld openbare orde, nationale veiligheid of de rechten van anderen.
• Vooraf civielrechtelijk verbod: Het is in uitzonderlijke gevallen mogelijk dat een rechter preventief een publicatie verbiedt, bijvoorbeeld als deze een ernstige schending van rechten dreigt te veroorzaken (denk aan privacy of staatsgeheimen).
• Vooraf bestuurlijk verbod op basis van openbare orde: De burgemeester kan bijvoorbeeld een bijeenkomst of uiting in de openbare ruimte verbieden als die de openbare orde ernstig in gevaar brengt.
Artikel 172 Gemeentewet (Gemwet):
Biedt de burgemeester bevoegdheden om de openbare orde te handhaven. Dit kan preventieve maatregelen omvatten, zoals het verbieden van demonstraties of andere uitingen in de openbare ruimte die een risico vormen voor veiligheid en orde.
Wet openbare manifestaties (WOM):
Regelt demonstraties en samenkomsten in de openbare ruimte. Het uitgangspunt is vrijheid van meningsuiting en vergadering, maar autoriteiten (zoals de burgemeester) kunnen beperkingen opleggen op basis van openbare orde, gezondheid, of veiligheid.
Regulering van sociale media:
Dit betreft hoe uitingen op platforms zoals Facebook, Twitter of TikTok worden gereguleerd. Mogelijke maatregelen:
• Wetgeving om desinformatie of haatzaaien tegen te gaan.
• Platforms kunnen verplicht worden content te verwijderen (aansprakelijkheid) of transparant te zijn over moderatie.
Media en uitingen:
• Strafrechtelijke vervolging: Bij schadelijke publicaties kan het OM strafrechtelijk optreden, bijvoorbeeld bij opruiing, discriminatie, of smaad.
• EHRM (Europees Hof voor de Rechten van de Mens), zaak Jersild t. Denemarken: Het EHRM benadrukte in deze zaak de belangrijke rol van journalisten bij het informeren van het publiek, zelfs als dit controversiële meningen betreft. Strafrechtelijke aansprakelijkheid voor journalisten moet beperkt blijven om vrijheid van meningsuiting niet te schaden.
• Bestuursrechtelijke regelgeving, Mediawet: Regelt onder andere publieke en commerciële omroepen. Zorgt voor transparantie en naleving van publieke waarden.
• Zelfregulering, bijvoorbeeld Raad voor de Journalistiek: Een onafhankelijk orgaan waar klachten over journalistieke ethiek worden behandeld. Het biedt richtlijnen, maar kan geen juridische sancties opleggen.
• Regulering van reclames, Reclame Code Commissie: Houdt toezicht op eerlijkheid en fatsoen in reclame. Oordeelt of reclames voldoen aan de Nederlandse Reclame Code, maar handhaving is grotendeels vrijwillig.
• Aansprakelijkheid/nadere regulering van sociale mediaplatforms: Hier wordt onderzocht hoe platforms verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor schadelijke inhoud, bijvoorbeeld via de Digital Services Act van de EU, die transparantie en moderatie eist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly