Week 3 Kwalificatievraag Flashcards
Het strafrecht hanteert strikte regels omtrent de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. . Een psychische stoornis kan soms leiden tot ontoerekenbaarheid, waardoor een verdachte niet verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn daden. Een psychische is in beginsel niet strafrechtelijk relevant. Dit betekent dat het enkele feit dat een verdachte lijdt aan een psychische stoornis niet automatisch leidt tot een vermindering van strafrechtelijke aansprakelijkheid of uitsluiting van straf. Er zijn echter specifieke situaties waarin een psychische stoornis wel degelijk strafrechtelijke gevolgen kan hebben. Deze situaties zijn onder andere:
De strafrechter doorloopt een zorgvuldig proces bij het beoordelen. Eerst moet worden vastgesteld of het feit bewezen is (bewijsvraag). Vervolgens bepaalt de rechter welk strafbaar feit van toepassing is (kwalificatievraag). Daarna beoordeelt de rechter of er omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten, zoals rechtvaardigingsgronden of schulduitsluitingsgronden. Tot slot legt de rechter een passende straf of maatregel op elk van deze stappen is juridisch gebonden aan specifieke wetsartikelen en juridische principes en ze vormen samen de kern van het strafrechtelijk oordeel.
Relevante van psychische stoornissen
Het strafrecht hanteert strikte regels omtrent de toerekeningsvatbaarheid van verdachten. Een psychische stoornis kan soms leiden tot ontoerekenbaarheid, waardoor een verdachte niet verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn daden. Een psychische is in beginsel niet strafrechtelijk relevant. Dit betekent dat het enkele feit dat een verdachte lijdt aan een psychische stoornis niet automatisch leidt tot een vermindering van strafrechtelijke aansprakelijkheid of uitsluiting van straf. Er zijn echter specifieke situaties waarin een psychische stoornis wel degelijk strafrechtelijke gevolgen kan hebben. Deze situaties zijn onder andere:
4) Schorsing van de vervolging (artikel 16 Sv): wanneer een verdachte lijdt aan een psychische stoornis, kan dit een reden zijn om de strafrechtelijke vervolging tijdelijk te schorsen. Artikel 16 Sv geeft de rechter de mogelijkheid om te besluiten dat een zaak niet verder wordt behandeld. De verdachte is niet in staat om te begrijpen wat er gebeurt of om adequaat aan zijn eigen verdediging deel te nemen.
5) Ontoerekeningsvatbaarheid (artikel 39 sr): kan leiden tot een volledige of gedeeltelijke uitsluiting van de strafbaarheid. Volgens artikel 39 Sr is iemand niet strafbaar als hij een delict pleegt terwijl hij lijdt aan een psychische stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, en daardoor niet in staat is de wederrechtelijkheid van zijn gedrag in te zien of zijn wil daarnaar te bepalen. deskundigen aantonen dat de psychose het gedrag volledig bepaalde en de persoon niet meer in staat was normaal te denken, kan de rechter besluiten dat hij niet strafbaar is wegens ontoerekeningsvatbaarheid.
6) Zorg en executie van straf of maatregel: een psychische stoornis kan relevant zijn in het kader van de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel. Bijvoorbeeld, als iemand detentieongeschikt is vanwege een ernstige psychische aandoening, kan de uitvoering cab de straf worden opgeschort of aangepast. Detentieongeschiktheid betekent dat iemand fysiek of psychisch niet in staat is om een gevangenisstraf te ondergaan. In dergelijke gevallen kan de verdachte worden overgeplaatst naar een psychiatrische instelling of kan een andere maatregel worden genomen om de benodigde zorg te bieden.
• Let op: ook na veroordeling kan de psychische gesteldheid van de veroordeelde invloed hebben op de strafuitvoering. Personen die tijdens detentie wat krijgen kunnen opgenomen worden. voorbeeld Thijs H zaak
Hoe zit het met de psychische stoornis in de wet?
Voor 1 januari 2020 maakte de wet in het strafrecht onderscheid tussen twee soorten psychische afwijkingen die van invloed konden zijn op de toerekeningsvatbaarheid van een verdachte: gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis. Hoewel dit onderscheid juridisch bestond, was het verschil in de praktijk vaak niet scherp en had het een beperkt belang binnen het strafrecht. Beide categorieën vallen onder artikel 39 Sr, dat betrekking heeft op toerekeningsvatbaarheid.
Een gebrekkige ontwikkeling betreft aangeboren afwijkingen of stoornissen die iemand al op jonge leeftijd heeft opgelopen en die een meer structurele verstoring van de psychische ontwikkeling veroorzaken. Denk hierbij aan aandoeningen zoals verstandelijke beperkingen, autisme, ADHD of andere ontwikkelingsstoornissen. Bij een gebrekkige ontwikkeling is er sprake van een blijvende beperking die iemand al sinds de jeugd beïnvloedt en die daardoor invloed kan hebben op het vermogen om normaal te functioneren in de maatschappij. Voorbeelden van gebrekkige ontwikkeling:
• Verstandelijke handicaps
• Persoonlijkheidsstoornissen die vroeg in het leven ontstaan
• Ontwikkelingsstoornissen zoals autisme
Een ziekelijke stoornis betreft psychische afwijkingen of aandoeningen die later in het leven zijn ontstaan bij een persoon die voorheen psychisch gezond was.
• Depressie
• Schizofrenie
• Bipolair
• Angststoornissen depressie
• verslaving
Deze stoornissen komen vaak later voor. In het strafrecht worden deze stoornissen breed opgevat en er is geen scherpe grens tussen ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling.
Hoewel de wet onderscheid maakt tussen gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis, is dit verschil in de strafrechtelijke praktijk vaak minder relevant. Beide vormen van psychische afwijkingen kunnen leiden tot een verminderde of zelfs uitsluiten van toerekeningsvatbaarheid, afhankelijk van de ernst van de stoornis en de invloed ervan op het gedrag van de verdachte. De grens tussen een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling is in veel gevallen niet scherp te trekken en deskundigenrapporten spelen een belangrijke rol bij het beoordelen van de psychische toestand van de verdachte.
Met de invoering van artikel 2.3 Wet forensische Zorg op 1 januari 2020 is het juridisch kader voor de beoordeling van ontoerekeningsvatbaarheid in het strafrecht aangepast. Deze nieuwe wetgeving breidde de terminologie uit en verduidelijkte hoe psychische stoornissen, psychogeriatrische aandoeningen en verstandelijke handicaps invloed kunnen hebben op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een verdachte. het belangrijkste artikel voor ontoerekeningsvatbaarheid blijft echter artikel 39 Sr.
Forensisch gedragskundige
D
Aan welke maatstaven wordt er getoetst bij een psychische stoornis?
Hoofdtaak:
Forensisch gedragskundigen beoordelen verdachten op psychische stoornissen, hun relatie met het gepleegde delict, en de mate van toerekeningsvatbaarheid. Ze analyseren de mentale toestand van de verdachte op het moment van onderzoek én tijdens het delict.
Belangrijkste Kernvragen:
Is er een psychische stoornis?
Gebruik van objectieve methoden (zoals DSM-5).
Kijken naar beperkingen en hun invloed op gedrag.
Was de stoornis aanwezig tijdens het delict?
Bepalen of pathologie een rol speelde, rekening houdend met stress of trauma na het delict.
Is er een verband tussen stoornis en delict?
Analyse van gedrag tijdens het delict en de invloed van de stoornis op keuzes en besef van wederrechtelijkheid.
Toerekeningsvatbaarheid:
Volledig toerekeningsvatbaar: Geen stoornis of geen invloed op gedrag.
Volledig ontoerekeningsvatbaar: Duidelijk verband tussen stoornis en delict.
Gevaarstaxatie:
Inschatten van toekomstig risico op basis van pathologie.
Wat doen ze niet?
Vrije wil meten:
Geen uitspraken over wilsvrijheid (een juridisch concept). Ze beschrijven alleen de psychische toestand.
Algemene gevaarstaxatie:
Geen brede risicobeoordeling. Focus ligt alleen op het verband tussen stoornis en herhalingsgevaar.
Kort gezegd: gedragskundigen beoordelen psychische stoornissen en hun impact op delictgedrag en risico, maar maken geen uitspraken over vrije wil of algemene risico’s zonder verband met een stoornis.
Forensische gedragskundigen zien een aantal beperkingen en knelpunten in hun werk en de manier waarop hun rol binnen het strafrecht wordt begrepen. Deze bezwaren hebben voornamelijk te maken met de verschillen tussen het juridische en het gedragskundige denkkader:
Beperkingen en Knelpunten in het Werk van Forensisch Gedragskundigen
Forensisch gedragskundigen ervaren uitdagingen bij het afstemmen van hun expertise op het juridische denkkader. Hier zijn de belangrijkste knelpunten:
“Vrije wil” bestaat niet (volgens gedragskunde):
Psychologen zien gedrag als het resultaat van biologische, psychologische en sociale factoren. Het juridische idee van vrije wil – waarin mensen verantwoordelijk zijn voor hun keuzes – sluit hier niet op aan.
Juridische focus op oorzaak-gevolg vs. multicausaliteit:
Het recht zoekt een duidelijke link tussen stoornis en delict, terwijl gedragskundigen gedrag zien als het resultaat van meerdere, samenspelende factoren.
Toerekeningsvatbaarheid is normatief, niet wetenschappelijk:
Of iemand toerekeningsvatbaar is, is uiteindelijk een juridische beslissing. Dit is een waardeoordeel, geen wetenschappelijk vast te stellen feit, en gaat vaak voorbij aan de grenzen van gedragskundige expertise.
Niet objectief meetbaar:
Toerekeningsvatbaarheid kan niet op een empirische schaal worden gemeten zoals bijvoorbeeld een depressie. Het blijft een subjectieve inschatting.
Stoornissen zijn vaak een bijzaak bij gevaarstaxatie:
Gevaarstaxaties richten zich vooral op statistische risicofactoren (zoals eerdere geweldsincidenten of sociale omstandigheden), waarbij een psychische stoornis zelden doorslaggevend is.
Belangrijkste verschil:
Gedragskundigen werken met een complexe, multicausale en wetenschappelijke benadering, terwijl het recht simplificeert en normatieve oordelen velt. Dit spanningsveld vormt de kern van de beperkingen in hun rol binnen het strafrecht.
K. Rozemond, De normarieve grondslagen van de ontoerekenbaarheid”
Juridische en Normatieve Vraagstukken Rond Ontoerekeningsvatbaarheid
Kernpunten uit het artikel:
Artikel 39 Sr en de zaak Thijs H.:
Artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht stelt dat een dader niet strafbaar is als een feit hem niet kan worden toegerekend vanwege een psychische stoornis.
In de zaak Thijs H. verduidelijkte de Hoge Raad dat ontoerekeningsvatbaarheid kan worden aangenomen als de dader:
Cognitief: Niet kon begrijpen dat zijn handeling onrechtmatig was.
Volitief: Niet naar dat begrip kon handelen.
Normatieve grondslagen van ontoerekenbaarheid:
Het strafrecht beschermt niet alleen juridische regels, maar ook morele normen en waarden, zoals het recht op leven.
Beslissingen over ontoerekenbaarheid gaan verder dan juridische criteria en moeten ook rekening houden met de morele verantwoordelijkheid van de dader.
Kritiek op huidige benadering:
Rozemond bekritiseert de focus op juridische aspecten van wederrechtelijkheid en pleit voor het meenemen van morele normen in de beoordeling.
Hij weerlegt de argumenten dat morele ongerechtheid te subjectief zou zijn, door te stellen dat morele normen bij ernstige misdrijven objectief genoeg zijn.
Belangrijke conclusie:
Ontoerekenbaarheid heeft een diepere normatieve basis dan alleen juridische criteria.
Als een dader door een psychische stoornis niet in staat is om de morele ongerechtheid van zijn daden in te zien, kan hij niet verantwoordelijk worden gehouden, zelfs niet juridisch.
Belangrijke les:
Het strafrecht moet zowel juridische als morele normen in acht nemen bij de beoordeling van ontoerekeningsvatbaarheid.
Boer, T. den en J.M.L. van Mulbregt, ‘Two faces of accountability: a forensic
mental health perspective’ In: F. de Jong (ed.), Overarching Views of Crime
and Deviancy. Rethinking the Legacy of the Utrecht School, Den Haag (2015):
Eleven International Publishing, p. 435-453.
Dit artikel verkent de relatie tussen forensische psychiatrie en strafrechtelijke verantwoordelijkheid. De auteurs richten zich op de invloed van psychische stoornissen op de toerekeningsvatbaarheid van verdachten in strafzaken en de spanningen tussen medische en juridische perspectieven.
Belangrijke punten
Rol van psychische stoornissen in strafzaken
Psychische stoornissen kunnen invloed hebben op de omstandigheden van het delict en de mate van verantwoordelijkheid van de verdachte.
Forensische deskundigen adviseren de rechtbank over de geestelijke toestand van de verdachte en het risico op herhaling (recidive).
Dubbele beoordeling van verantwoordelijkheid
Juridisch perspectief: richt zich op de mate van verantwoordelijkheid (volledig, verminderd of niet) gebaseerd op de aanwezigheid van een stoornis.
Medisch perspectief: onderzoekt de daadwerkelijke invloed van de stoornis op de handelingen van de verdachte.
Deze benaderingen kunnen conflicteren, vooral bij complexe stoornissen zoals verslaving.
Interdisciplinaire benadering
Sommige psychiaters vinden dat de beoordeling volledig juridisch moet zijn.
Anderen pleiten voor een samenwerking tussen medische en juridische professionals om de invloed van stoornissen op verantwoordelijkheid beter te begrijpen.
Vrije wil en verantwoordelijkheid
De kernvraag is of de verdachte zijn daden kon overzien en rationele keuzes kon maken, ondanks eventuele beperkingen door een stoornis.
Verantwoordelijkheid wordt beoordeeld in relatie tot hoe de stoornis de vrijheid van handelen beïnvloedde.
Conclusie
De relatie tussen geestelijke stoornissen en strafrechtelijke verantwoordelijkheid is complex en contextafhankelijk.
Een genuanceerde samenwerking tussen juristen en forensisch psychiaters is essentieel voor rechtvaardige strafrechtelijke beoordelingen.
Het artikel benadrukt dat het debat over toerekeningsvatbaarheid een bredere discussie vereist om de samenwerking tussen juridische en medische professionals te verbeteren.
T. den Boer, Klinisch forensisch psychiatrisch onderzoek, in: T. den Boer, J.E.
Beekman, F. Koenraadt, De persoon van de verdachte. De rapportage pro
in: T. den Boer, J.E. Beekman, F. Koenraadt, De persoon van de verdachte. De rapportage pro Justitia vanuit het Pieter Baan Centrum. BoomJuridisch, 2021, p. 153-174
Justitia vanuit het Pieter Baan Centrum. BoomJuridisch, 2021, p. 153-174.
Dit artikel belicht het klinisch psychiatrisch onderzoek in strafrechtelijke context, waarbij de rol van de psychiater binnen het Pieter Baan Centrum (PBC) centraal staat. Het onderzoek richt zich op het vaststellen van geestesstoornissen of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en combineert medische en juridische kaders.
Belangrijke punten
Doel van het onderzoek
Het vaststellen van psychische stoornissen en hun relatie tot het gepleegde delict.
Het informeren van de rechtbank over risico’s, zoals kans op recidive.
Het onderzoek kan leiden tot strafrechtelijke maatregelen, zoals een tbs-maatregel.
Unieke context en uitdagingen
Strafrechtelijke context: Onderzoek vindt plaats voorafgaand aan berechting, met mogelijke strategische beïnvloeding door de verdachte (symptomen overdrijven/verbergen).
Complexiteit: Zorg en diagnostiek zijn strikt gescheiden; de onderzoekende psychiater heeft een andere rol dan de zorgpsychiater.
Obstakels: Gebrek aan medewerking, beperkte informatievoorziening en onduidelijkheid over het gedrag tijdens het delict bemoeilijken een betrouwbaar oordeel.
Methodologie van psychiatrische diagnostiek
Brede benadering: combinatie van klinische observatie, dossieranalyse en aanvullende onderzoeken.
Gebruik van een psychodynamische benadering om motivatie en persoonlijkheidsstructuren te begrijpen in relatie tot het delict.
Risicotaxatie-instrumenten worden ingezet voor inschatting van herhalingsgevaar.
Balans tussen belangen
De psychiater moet voldoen aan zowel strafrechtelijke als gezondheidsrechtelijke normen.
Balans vinden tussen objectieve diagnostiek en de juridische eisen van de rechtbank.
Forensische relevantie
Het onderzoek helpt vaststellen hoe een stoornis heeft bijgedragen aan het delict en biedt adviezen over toekomstige risico’s.
Het rapport combineert objectieve feiten en klinische inzichten om de rechtbank te voorzien van duidelijke aanbevelingen.
Conclusie
Het klinisch psychiatrisch onderzoek binnen het PBC is een multidisciplinaire taak met grote impact op strafzaken. Het vereist een zorgvuldige afweging tussen medische en juridische perspectieven om tot objectieve en betrouwbare resultaten te komen. De rol van de forensisch psychiater is daarom complex, uniek en essentieel.
M. van der Wolf, ‘In de war van verwarring,’ Oratie Universiteit Leiden 2022,
p. 7-42.
Deze oratie van Van der Wolf bespreekt de toenemende intolerantie in de samenleving voor onzekerheid en onbegrijpelijk gedrag en de rol van forensische psychiatrie in het omgaan met verwarde personen. De focus ligt op maatschappelijke reacties, wetgeving en de noodzaak van een mensgerichte aanpak.
Belangrijke punten
Toename van meldingen van verward gedrag
Incidenten zoals de “Damschreeuwer” markeren een omslagpunt in de beleidsmatige aandacht voor verwarde personen.
Het aantal meldingen is sterk toegenomen, van registratie door de politie in 2011 tot meer dan 130.000 meldingen in 2021.
De groei van meldingen wijst mogelijk op afgenomen tolerantie voor afwijkend gedrag, niet per se op een toename van verwarde personen.
Druk op de forensische psychiatrie
Forensische psychiatrie wordt geacht om te gaan met verwarring, maar wordt beperkt door de maatschappelijke nadruk op veiligheid.
Veel meldingen van verward gedrag zijn gebaseerd op subjectieve waarnemingen en leiden vaak tot onnodige interventies, met negatieve gevolgen voor de betrokkenen.
Rol van wetgeving en dwangzorg
Sinds de jaren ’90 is het aantal dwangopnames toegenomen, ondersteund door wetten zoals de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.
Deze wetgeving probeert een balans te vinden tussen patiëntenrechten en maatschappelijke veiligheid, maar slaagt hier vaak onvoldoende in.
Incidenten ondermijnen het publieke vertrouwen in zorgsystemen, terwijl absolute veiligheid onhaalbaar blijft.
Focus op “ontwarring”
Van der Wolf benadrukt dat forensische psychiatrie moet bijdragen aan het wegnemen van vooroordelen over verward gedrag door kennis en begrip.
Een humane en genuanceerde benadering is essentieel, met aandacht voor de mens achter het gedrag in plaats van bureaucratische versimpeling.
Aanbevelingen
Investeren in betere samenwerking tussen zorgdomeinen voor zorgcontinuïteit.
Vermijden van overdreven controlemechanismen en angst voor onzekerheid.
Streven naar maatwerk, waarbij ruimte is voor begrip en flexibiliteit in de omgang met verwarde personen.
Conclusie
Van der Wolf pleit voor een evenwichtige aanpak van verward gedrag, waarin forensische psychiatrie een sleutelrol speelt. De nadruk moet liggen op begrip, samenwerking en maatwerk in plaats van op incidentgestuurde maatregelen en overmatige controle.
Zaak Thijs H. – Overzicht van de zaak en juridische discussie
Feiten:
• Thijs H., een 28-jarige man, pleegde drie moorden onder invloed van stemmen in zijn hoofd. Hij beweerde dat deze stemmen hem opdroegen meer moorden te plegen.
• Deskundigen concludeerden dat hij leed aan een chronische psychose (vermoedelijk schizofrenie) en adviseerden om hem ontoerekeningsvatbaar te verklaren. Dit zou betekenen dat hij geen gevangenisstraf krijgt, maar wordt behandeld in een TBS-kliniek.
Ophef:
• Er werd twijfel geuit of Thijs H. zijn psychose overdreef. Hij had voorafgaand aan de rechtszaak informatie opgezocht over ontoerekeningsvatbaarheid, wat vragen opriep over zijn oprechtheid.
• Het Pieter Baan Centrum adviseerde ontoerekeningsvatbaarheid, maar de rechtbank volgde dit advies slechts deels. Hij werd als sterk verminderd toerekeningsvatbaar beoordeeld, wat betekent dat hij deels verantwoordelijk werd gehouden.
Uitspraak:
• Het Hof legde een langere gevangenisstraf op, waarna TBS pas later zou beginnen. Dit omdat Thijs H. zelf had bijgedragen aan de ernst van zijn psychose, onder andere door het gebruik van paddo’s.
• Het Hof vond dat hij zich bewust was van het immorele karakter van zijn daden en keuzes maakte die op moreel inzicht duiden. Een voorbeeld: hij koos zijn slachtoffers (jonge vrouwen) niet willekeurig.
Juridische betekenis:
• De zaak roept discussie op over hoe rechters moeten omgaan met ontoerekeningsvatbaarheid en hoe dit juridisch wordt beoordeeld. De Hoge Raad (HR) benadrukte dat ontoerekeningsvatbaarheid een juridisch begrip is en niet puur gebaseerd is op medisch advies.
Belangrijkste punten van de HR:
1. Ontoerekeningsvatbaarheid sluit een veroordeling voor moord niet uit.
2. Rechters moeten zelf juridisch toetsen of er sprake is van een stoornis, maar hoeven zich niet volledig te baseren op deskundigenadvies.
3. Het gedrag van de verdachte vóór het delict is relevant voor de beoordeling.
Vraagstukken rond ontoerekeningsvatbaarheid
1. Psychische stoornis in het strafrecht:
o Een psychische stoornis is alleen strafrechtelijk relevant als deze aantoonbaar invloed heeft gehad op het gepleegde delict.
o Het strafrecht wil mensen verantwoordelijk houden, tenzij ze niet in staat waren bewust keuzes te maken (zoals bij een ernstige stoornis).
2. Toetsing door de rechter:
o De rechter kijkt of een stoornis aanwezig was tijdens het delict en of deze een oorzakelijke rol speelde.
o Deskundigen adviseren, maar de rechter maakt de uiteindelijke juridische beoordeling.
3. Complexiteit in praktijk:
o De rechter moet beoordelen of het delict bewust is gepleegd, zelfs bij complexe of zeldzame stoornissen.
o Bij twijfel over opzet wordt vaak vrijgesproken, zoals in gevallen waarin geen duidelijke intentie tot handelen bestaat.
Uitzonderlijke gevallen en voorbeelden
1. REM-slaapstoornis: Een man wurgde zijn vrouw in zijn slaap, maar herinnerde zich niets. De rechtbank moest beoordelen of dit zonder opzet gebeurde en sprak hem vrij vanwege twijfel.
2. Waanideeën en intentie: Een man met waanbeelden (Hof Den Haag, 2005) werd vrijgesproken omdat hij geen voorbereidingshandelingen had verricht, ondanks zijn verwarde toestand.
Conclusie
De zaak Thijs H. benadrukt de uitdaging om medische en juridische oordelen samen te brengen. Hoewel psychische stoornissen relevant kunnen zijn, ligt de uiteindelijke beslissing over verantwoordelijkheid en strafmaat bij de rechter. Dit vereist een afweging tussen medische inzichten en juridische criteria, waarbij het gedrag en de keuzes van de verdachte cruciaal blijven.
Hoofdgedachte:
Een psychische stoornis kan invloed hebben op hoe een delict strafrechtelijk wordt beoordeeld, maar is niet altijd doorslaggevend. Het strafrecht kijkt primair naar de vraag of iemand verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden. Een stoornis is alleen relevant als het verband houdt met het gepleegde delict en de verantwoordelijkheid beperkt.
Korte samenvatting van spychische stoornis
Hoofdgedachte:
Een psychische stoornis kan invloed hebben op hoe een delict strafrechtelijk wordt beoordeeld, maar is niet altijd doorslaggevend. Het strafrecht kijkt primair naar de vraag of iemand verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden. Een stoornis is alleen relevant als het verband houdt met het gepleegde delict en de verantwoordelijkheid beperkt.
- Psychische stoornis en strafrecht
• Strafrechtelijk niet altijd relevant: Het hebben van een stoornis betekent niet automatisch dat iemand minder of niet verantwoordelijk is. Het strafrecht is gericht op het beoordelen van schuld en verantwoordelijkheid, ongeacht iemands psychische gesteldheid.
o Uitzondering: Als een stoornis aantoonbaar maakt dat iemand niet in staat was bewust te handelen, kan dat leiden tot strafvermindering of uitsluiting van strafbaarheid.
• Ultimum remedium: Strafoplegging is het laatste redmiddel en moet altijd humaan zijn. Zelfs bij ernstige delicten moet de staat aantonen dat de verdachte op een menselijke manier wordt behandeld. - Procedure bij ontoerekeningsvatbaarheid
• Art. 39 Sr (Schuld en strafuitsluiting): Een verdachte kan niet strafbaar zijn als het delict voortkomt uit een stoornis waardoor hij zijn daden niet kon overzien.
o Voorbeeld Ruinerwold-zaak: De dader kon niet worden berecht door een hersenbloeding die hem ontoerekeningsvatbaar maakte. Hij werd niet strafrechtelijk vervolgd, maar geplaatst in een psychiatrische inrichting.
• Complexe gevallen:
o Een stoornis tijdens of na detentie kan leiden tot tijdelijke schorsing van vervolging. Als iemand later herstelt, kan de straf alsnog worden opgelegd. - De rol van de rechter
• Beoordelingsvragen: - Is er bewijs voor het gepleegde delict?
- Kan het delict juridisch worden gekwalificeerd?
- Zijn er strafuitsluitingsgronden zoals ontoerekeningsvatbaarheid?
- Welke straf of maatregel is passend?
• Cirkelredeneringen vermijden: Als een deskundige stelt dat iemand niet aan een proces kan deelnemen vanwege een stoornis, kan dit het bewijzen van schuld bemoeilijken.
o Voorbeeld: Een diagnose die na een zaak vervalt (bijvoorbeeld iemand herstelt volledig) kan problematisch zijn. Rechters moeten een stoornis los van tijd kunnen beoordelen. - Voorbeelden van stoornissen in strafzaken
• REM-slaapstoornis:
Een man wurgde zijn vrouw in zijn slaap maar kon zich niets herinneren. De rechter oordeelde dat er geen aantoonbaar opzet was en sprak hem vrij, ondanks zeldzame symptomen.
• Waanideeën en intentie (Hof Den Haag 2005):
Een man met waanbeelden werd verdacht van een poging tot moord op de premier. Deskundigen verschilden van mening over zijn intentie. Het Hof vond onvoldoende bewijs voor opzet en sprak hem vrij.
• Belangrijk: Opzet en voorbedachte rade moeten altijd juridisch bewezen worden, ook als een verdachte een stoornis heeft. Twijfel leidt meestal tot vrijspraak. - Stoornis en de wetgeving
• Tot 2020:
Er was een breed begrip van stoornissen in het strafrecht. Denk aan aangeboren afwijkingen of ziekelijke stoornissen die tijdens het leven zijn ontstaan.
• Vanaf 2020 (Wet Forensische Zorg):
De wetgeving is terminologisch aangepast, maar de kern blijft hetzelfde: een stoornis is relevant als deze aantoonbaar het gedrag en de verantwoordelijkheid van een verdachte beïnvloedt. - Relevantie van een stoornis bij het delict
• Causaal verband:
Bij het beoordelen van een stoornis moet de rechter onderzoeken: - Was er een stoornis? Dit wordt vastgesteld aan de hand van objectieve criteria, zoals DSM-5.
- Was de stoornis aanwezig tijdens het delict? Retrospectief onderzoek door deskundigen is hierbij cruciaal.
- Was er causaal verband? Een stoornis moet direct invloed hebben gehad op het gepleegde delict.
• Wat forensisch gedragskundigen niet doen:
o Ze meten geen wilsvrijheid of intentie. Hun taak is om te bepalen of het gedrag afwijkt van normale normen.
o Ze maken algemene risico-inschattingen en adviseren over de invloed van een stoornis op strafmaat. - Conclusie
• Toerekeningsvatbaarheid:
De rechter beoordeelt of een verdachte verantwoordelijk is voor zijn daden, ondanks mogelijke stoornissen. De aanwezigheid van een stoornis kan de mate van verantwoordelijkheid beïnvloeden, maar leidt niet automatisch tot vrijspraak of strafvermindering.
• Stoornis en delict scheiden:
Stoornissen kunnen het bewijs voor schuld en opzet beïnvloeden. Als er redelijke twijfel is over intentie, volgt vaak vrijspraak. Echter, in uitzonderlijke gevallen kan een stoornis alsnog leiden tot TBS of andere maatregelen.