week 8 Flashcards
twee ontwikkelings-opties voor de mature b-cel lymfocyt
B-geheugencel
plasmacel
wanneer vind de laatste stap van B-cel differentiatie plaats
als de cel in contact is gekomen met een bepaald antigeen
wat doet een plasmacel na de antigeenherkenning
vermenigvuldigen
hierdoor ontstaat een groep plasmacellen die hetzelfde type antistof maken
waaruit is een immunoglobulineketen opgebouws
2 zware ketens (IgG, IgM, IgA, IgD of IgE)
2 lichte ketens (kappa of labda)
wat is het ziektebeeld dat ontstaat als er een verstoring van het groeiproces ontstaat tijdens de differentiatie van de plasmacel of vermenigvuldiging van zo’n cel
multipel myeloom
wat voor afwijkingen vertonen de uitgescheiden producten van multipel myeloom cellen
afwijkende antistoffen van hetzelfde type
aanmaak losse lichte ketens
wat is de naam voor alle afwijkende antistoffen die worden aangemaakt door MM cellen
M-proteinen
piekincidentie MM
65-70 jaar
2 voorstadia MM
MGUS
SMM
welke kenmerken missen nog bij de 2 voorstadia van MM
symptomen
typische orgaanschade
de 4 typische patroon van orgaanschade bij MM
osteolytische laesies
nierfunctiestoornissen
anemie
hypercalciemie
hoe ontstaan de osteolytische laesies bij MM
myeloomplasmacellen kunnen osteoclasten stimuleren en osteoblasten remmen
hierdoor komt er veel calcium in het bloed
symptomen hypercalciemie
verwardheid
obstipatie
dorst
polyurie
hoe ontstaan nierfunctiestoornissen bij MM
door uitdrogen, hypercalciemie en de lichte ketens die door de myeloom plasmacellen worden gemaakt, lopen de niertubuli vast
hoe ontstaat anemie bij MM (2)
door de verslechterde nierfunctie, zullen de nieren minder EPO uitscheiden -> verstoring rode bloedcelvorming
door verdringing van de normale hematopiese -> anemie
welk ziektebeeld kan er ontstaan als MM zich verder gaat ontwikkelen
plasmacelleukemie
diagnose MM (3)
labonderzoek
CT-scans
beenmergonderzoek
diagnostisch labonderzoek bij MM
bloedbeeld
M-proteine
nierfunctie
calcium
beta-2-microglobuline
vrijeketenverhouding
welke 2 labwaarden zijn prognostisch voor het beloop van MM
albumine
beta-2-microglobuline
risicoclassificatie ISS bij MM groep 1
beste overleving
beta-2-micro: <3,5 g/L
albumine: >35 g/L
risicoclassificatie ISS bij MM groep 2
matige overleving
beta-2-micro: 3,5 tot 5,5 g/L
albumine: <35 g/L
risicoclassificatie ISS bij MM groep 3
minste overleving
beta-2-micro: >5,5 g/L
albumine: <35 g/L
behandeling MM
immunomodulatiemiddelen (imids))
proteasoomremmers
autologe stamceltransplantatie
voorbeelden immunomodulatoren bij MM
thalidomide
lenalidomide
pomalidomide
proteasoomremmers bij MM
bortezomib
carfilzomib
ixazomib
welke drie factoren zijn belangrijk voor het bestrijden van gekapselde bacterien zoals pneumokokken
antistoffen
complement
milt
3 risicofactoren voor het krijgen van een pneumokokken infectie
hypogammaglobulinemie (door MM)
complementdeficienties
functionele asplenie
diagnostiek pneumokokken pneumonie
sputumkweek
GRAM-preparaat sputum
urineantigeentest
behandeling pneumokokken pneumonie
penicilline
voorkomen pneumokokken pneumonie
antibioticaprofylaxe
pneumokokkenvaccinatie
IV immunoglobulines
waar is het defect bij het grootste deel van de primaire immuundeficienties te vinden
stoornissen van antistoffen via B cellen
3 mogelijk defecten bij een primair immuundeficientie
b-cellen
t-cellen
fagocyten
wat is het effect van een mutatie in de stamcel
negatief effect op vrijwel alle derivaten van deze stamcel
secundaire immuundeficienties
komen vrij vaak voor
oorzaak van immuundeficientie ligt buiten het immuunsysteem
mogelijke gevolgen van een immuundeficientie
infecties
tumoren
auto-immuunziekte
diagnose primaire immuundeficienties
klinische presentatie
flowcytometrie
genetische analyse
klinische presentatie primaire immuundeficienties
4+ nieuwe oorinfecties binnen 1 jaar
2+ pneumonieen binnen 1 jaar
groeiachterstand bij kinderen
positieve familieanamnese
ineffectieve antibioticabehandeling 2+ mnd
consanguiniteit
wat is het nut van een flowcytometrie bij diagnose van een primaire immuundeficientie
expressie van CD markers kan bepaald worden -> welke cellen zijn aanwezig
X gebonden agammaglobulinemie (XLA)
veel infecties
mutatie bij XLA
BTK gen
effect mutatie XLA
signalering van pre-b-celreceptor verloopt niet goed meer -> geen goed gedifferentieerde b-cellen meer
kenmerken XLA
kleine serum IgG concentratie
geen B-cellen in bloed
weinig follikels in lymfeklieren
wenig/geen plasmacellen
welk deel van de immuniteit is bij XLA onverstoord
cellulaire immuniteit -> afweer tegen virussen door T-cellen
behandeling XLA
toedienen missende Ig
evt profylactische AB
severe combined immunodeficiency (SCID)
primaire X gebonden immuundeficientie met een presentatie die afhangt van het type mutatie dat de ziekte veroorzaakt
therapie SCID
autologe hematopoietische stamceltransplantatie
gentherapie
chronische granulomateuze ziekte
groep genetische aandoeningen waarbij bepaalde immunologische cellen niet de juist onderdelen produceren
welk product kan een persoon met CGD vaak niet aanmaken
reactief superoxideradicaal
wat is de functie van reactief superoxideradicaal
helpen bij het doden van gefagocyteerde micro-organismen
NADPH-oxidase-enzymcomplex
enzymen die zuurstofradicalen kunnen maken voor fagocytose
welke celtypen vallen allemaal onder fagocyten
neutrofiele granulocyten
eosinofiele granulocyten
monocyten
macrofagen
wat is het meest voorkomende defect bij een patient met CGD
mutatie op het X chromosoom
in het gen dat codeert voor gp91phox
eiwitten in het NADPH-oxidase-enzymcomplex
gp91phox
p22phox
p47phox
p67phox
p40phox
afwijking die voor CGD kan zorgen maar geen mutatie heeft in een gen voor het NADPH-oxidase-enzymcomplex
dysfunctie van neutrofiel extracellulaire traps (NETs)
presentatie CGD
recidiverende infecties
- bacterien
- schimmels
lymfeklierabcessen
ongecontroleerde ontsteking in verschillende organen
welke 5 pathogenen zorgen voor ruim 90% van de infectie bij een CGD
aspergillussoorten
s. aureus
burkholderia cepacia
serratia marcescens
nocardiasoorten
waarom hebben patienten met CGD vaak een infectie met een bacterie die katalase bevat
katalase kan waterstofperoxide onschadelijk maken, en mensen met CGD hebben geen ROS om dit op te vangen
diagnose CGD
nitroblue tetrazolium test
nitroblue tetrazolium test functie
geeft indicatie an NADPH-oxidaseactiviteit
nitroblue tetrazolium test mechanisme
kleurt cellen met positieve activiteit aan
behandeling CGD
profylactische AB
antischimmelmiddelen
(hematogene stamceltransplantatie)
(gentherapie)
waarom vaak geen gentherapie bij CGD
kort effect
risico op ontwikkelen myeloide dysplasie
zijn de aantallen fagocyten bij een CGD afwijkend
nee, alleen de activiteit
congenitale neutropenie
kwantitatieve verstoring van neutrofiele granulocyten
hoeveelheid neutrofiele granulocyten in het bloed bij een milde congenitale neutropenie
tussen 1 en 1,5 miljard per liter
hoeveelheid neutrofiele granulocyten in het bloed bij een matige congenitale neutropenie
1 miljard per liter
hoeveelheid neutrofiele granulocyten in het bloed bij een ernstige congenitale neutropenie
minder dan 0,5 miljard per liter
klinische symptomen congenitale neutropenie
otitis media
oropharyngeale problemen
luchtweginfecties
gingivitis
huidinfecties