tentamenvragen Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen natuurlijke en pathofysiologische antistoffen in de auto-immuniteit

A

Natuurlijke auto-antistoffen komen secundair aan weefselbeschadiging vrij en zijn niet betrokken bij de pathofysiologie. Pathologische auto-antistoffen zijn de primaire oorzaak van een ontsteking bij auto-immuunzieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarvoor zijn natuurlijke auto-antistoffen zeer geschikt?

A

Diagnostiek.
Ze worden gebruikt als biomarker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is de registratieperiode van een biosimilar even lang als die van het origineel?

A

Nee. biosimilars worden sneller op de markt gebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn biosimilars

A

Een medicatie die moleculair erg lijkt op een al bestaande en goedgekeurde biological. Ze werken niet per se beter en hebben wel een gelijksoortig bijwerkingenpatroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke zenuw loopt door het canalis opticus?

A

de nervus opticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke vaatstructuur loopt door het canalis opticus

A

a. opthalmica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een 24-jarige patiente met een visusdaling aan 1 oog. Geen fotofobie of pijn. VG is blanco. Patient heeft een kat.

Via de spleetlamp zijn op het netvlies ontstekingscellen in het glasvocht en focale chorioretinitis.

Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de visusdaling bij deze patient?

A

oculaire toxoplasmose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk type ooginfectie komt vaak voor bij systemische lupus erythrmatosus

A

scleritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is in een groot deel van de gevallen de oorzaak van een endophthalmitis

A

een oog operatie of injectie in het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke ooginfectie kan onopgemerkt ontstaan bij sepsis patienten op de IC

A

endophthalmitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

aglutinatie

A

samenklontering van gesuspendeerde cellen of bacterien in het bloed, door een antistof of agglutine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zegt een titerbepaling over de hoeveelheid antistoffen in het bloed

A

het zegt iets over de hoogst mogelijke verdunning waarop een antistof nog meetbaat is. Als de titer dus afneemt, neemt de hoeveelheid antistoffen ook af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

op welke componenten/processen waar antibiotica op kan aangrijpen (5)

A
  1. celwand bacterie
  2. celmembraan bacterie
  3. nucleinezuur synthese van de bacterie
  4. foliumzuur synthese in de bacterie
  5. ribosomen in de bacterie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke klacht staat centraal bij een patient met uveitis posterior

A

visus vermindering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer vindt een verticale transmissie van HIV vooral plaats

A

peri-nataal (rondom bevalling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke autoinflammatoire ziekte is het meest waarschijnlijk bij een 20 jarige armeense man die regelmatig 3 dagen lange koortsaanvallen met buikpijn heeft

A

familiaire mediterrane koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

welk molecuul, dat door bacterien wordt omgezet in zijn eindvorm, kan worden gebruikt bij de diagnose van een specifieke groep ontstekingen en welke groep is dit?

A

bacterien zetten nitraat om in nitriet.

dit kan worden gebruikt om een blaasontsteking aan te tonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welke 4 verwekkers kunnen bij een urinewegontsteking een afwijkende dipstick test geven

A

Chlamydia trachomatis
Neisseria gonorrhoea
Mycoplasma genitalium
Herpes Simplex Virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is een belangrijk voordeel van het uitvoeren van een immunoblot diagnostiek bij HIV in vergelijking met andere testen?

A

er kan onderscheid worden gemaakt tussen antistoffen tegen verschillende genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

17-jarig meisje met klachten van een UWI komt bij de huisarts, deze klachten heeft ze niet eerder gehad. Ze heeft 2 weken geleden kort diarree die vanzelf overging.

wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van een UWI bij deze patient

A

geslachtsgemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

welke twee cytokines worden vaak teveel geproduceerd bij aangeboren autoinflammatoire ziekten die leiden tot een overactief inflammasoom

A

IL-1-beta
IL-18

22
Q

welke ziekten vormen een risicofactor voor het krijgen van een pneumokokken infectie

A
  • HIV infectie
  • multiple myeloom
  • common variable immuundeficientie
23
Q

welke genen kunnen pathogene varianten hebben bij de klinische diagnose van SCID

A
  • IL2RG
  • RAG1
24
Q

welk klinisch symptoom komt vaak voor bij patienten met een granulocytopenie of granulocyten dysfunctiestoornis met een infectie

A

recidiverende mucositis

25
Q

wat zijn de veel voorkomende niet-infectieuze klachten bij patienten met CVID

A

bronchiectasien
granulomen
lymfadenopathie
splenomegalie
cytopenie
auto-immuun fenomenen
allergie
enteropathie
maligniteiten
vermoeidheid
groeiachterstand

26
Q

welke infecties worden vaak gevonden bij patienten met CVID

A

infecties van:
- meningen
- maag-darm systeem
- luchtwegen

27
Q

waarom zijn kinderen in de eerste maanden van hun leven extra gevoelig voor bacteriele infecties

A

de lagere hoeveelheid IgG normaliseert as na enkele jaren tot het volwassen niveau

28
Q

bij een 12 jarige met non-hodgekin lymfoom wordt een IgG gehalte van 3,7 g/L gevonden. wat is de meest waarschijnlijke oorzaak

A

secundaire immunodeficientie

29
Q

labonderzoek bij diagnose CVID

A

meten van antistoffen (IgA, IgM en IgG) in perifere bloed en vaccinatierespons bepaling

30
Q

een 1 jarig jongetje met meerdere BLWI’s waar antibiotica bij nodig is.

Dit klinisch beeld lijkt het meest op: XLA/SCID

immuunglobulinen zijn hier wel/niet een goede behandeling

A

XLA
wel

31
Q

kan vaccinatie met een poliomyelitis vaccin resulteren in erythema multiforme

A

ja

32
Q

kan penicilline gebruik leiden tot erythema multiforme

A

ja

33
Q

wat is de meest waarschijnlijke virale verwekker bij pijnlijke blaasjes op de penis

A

herpes simplex

34
Q

welke technieken worden in de praktijk gebruikt voor HLA typering

A

kruisproef
NGS
PCR

35
Q

welke onderzoeken kunnen worden gebruikt om de reden van een nierfunctieverslechtering van een transplantaat te achterhalen

A

echo nier
nierbiopt
tacrolimus bloedspiegel

36
Q

welk type antigeenherkenning is verantwoordelijk voor een allo immuunrespons bij een HLA identieke zus

A

indirecte antigeenherkenning

37
Q

welke cel is verantwoordelijk voor de indirecte antigeenherkenning

A

t-cel van de donor

38
Q

wat zijn bijwerkingen van glucocorticosteroiden

A

atrofie van de huid
toename van infectierisico
hypertensie

39
Q

is een anti-cytokine-biological specifieker dan een JAK-inhibitor

A

ja

40
Q

wat is de meest voorkomende verwekker van een community acquired pneumonia

A

s. pneumoniae

41
Q

welke 4 histologische afwijkingen zijn er te zien bij een antistof gemedieerde afstoting van een niertransplantaat

A
  1. glomeronefritis
  2. vasculitis
  3. peritubulaire capillairitis
  4. depositie van C4d
42
Q

Op de Spoedeisende hulp komt een niertransplantatie patiënt (transplantatie 6 maanden geleden) van 57 jaar oud die tacrolimus en
mycofenolaat mofetil gebruikt. Hij heeft last van heftige diarree.

Vorige maand is hij behandeld voor afstoting met alemtuzumab en hij is net terug van vakantie uit Marokko. Het laboratorium onderzoek toont een milde leucopenie en lichte leverenzymstoornissen.

De diarree kan verschillende infectieuze oorzaken hebben, maar welke diagnose staat duidelijk bovenaan

A

CMV

43
Q

welke test leidt je het best naar een tuberculose diagnose

A

punctie van een klier bekijken met ZN kleuring

44
Q

wat voorspellen de AMBU-65 en CURB score

A

mortaliteit

45
Q

welke bevinding bij LO of AO pleit meer voor een septische bursitis dan een septische artritis

A

bij LO is range of motion van de rechterknie gelijk aan die van de linkerknie

overstrekking van de knie bij extensie is met name gelijk

46
Q

welke darmziekte is geassocieerd met axiale spondylartropathie

A

colitis ulcerosa

47
Q

komt reumatoide artritis vaker voor bij mannen of bij vrouwen

A

vrouwen

48
Q

ligt de piek incidentie van reumatoide artritis tussen 20 en 30 jaar

A

nee

49
Q

wat is een typische presentatie van reumatoide artritis

A

symmetrische artritis van de PIP gewrichten met sparing van DIP gewrichten

50
Q

welke 2 soorten medicatie zijn pijlers voor de behandeling van acuut reuma

A

NSAIDs
antibiotica

51
Q

Op je spreekuur komt een 25-jarige man met een gezwollen enkel. Hij heeft pijn aan de enkel. In zijn familie komen geen reumatische ziekte voor. Hij heeft dit nooit eerder gehad.

Hij is voorafgaand niet ziek geweest en is niet in het buitenland geweest. Hij heeft geen vaste relatie,
maar wisselende relaties. Je denkt aan een reactieve artritis.

Wat zijn op basis van de bovenstaande geschiedenis de 2 meest waarschijnlijke verwekkers van zijn artritis

A

chlamydia trachomatis
neisseria gonorrhoeae

52
Q

neisseria gonorrhoeae

A