medicijnen Flashcards

1
Q

prednisolon medicatiegroep

A

corticosteroiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

op welk deel van het lichaam heeft prednisolon de meeste invloed

A

het immuunsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

effecten prednisolon

A
  • remmen productie inflammatoire mediatoren
  • remming expressie adhesiemoleculen
  • bevorderen apoptose immuuncellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke transcriptiefactoren worden door prednisolon geremt

A
  • AP-1
  • NF-kappa B
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

in welke 2 orgaansystemen zijn de meeste bijwerkingen van prednisolon onder te verdelen

A
  • metabole systeem
  • endocriene systeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bijwerkingen prednisolon

A
  • gewichtstoename
  • osteoperose
  • infecties
  • verandering huidstructuut
  • blauwe plekken
  • diabetes
  • osteonecrose
  • psychoses (bij ouderen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

algemene werking NSAIDs

A

remming COX 1 en 2, waardoor de productie van prostaglandines afneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

medicatiegroepen die celreplicatie verhinderen (3)

A
  • alkylerende middelen
  • antimetabolieten
  • middelen die inwerken op nucleotideproductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

algemene werking infliximab

A

blokkeren TNF-alfa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

algemene werking adalimumab

A

blokkeren TNF-alfa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

algemene werking eternacept

A

blokkeren TNF-alfa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

algemene werking golimumab

A

blokkeren TNF-alfa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bij welke aandoeningen kan infliximab worden gebruikt (3)

A
  • reumatische aandoeningen
  • ziekten van de huid
  • ziekten van het maag-darm stelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

povidon-jood

A

desinfectans, te gebruiken in het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

azitromycine

A

antibioticum dat de groei van bacterien remt

macrolide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

symptomen keratitis (5)

A

pijn
fotofobie
verminderde visus
roodheid conjunctiva
vertroebeling cornea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waardoor kan er vertroebeling van de cornea ontstaan bij keratitis

A

door migratie van ontstekingscellen ontstaat er een ulcus cornea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

beschermingsmechanismen cornea (4)

A

intact epitheel
verversing traanvocht (knipperen)
lysosym in traanvocht
IgG in traanvocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn 3 risicofactoren voor het krijgen van een keratitis

A

gebruik zachte contactlenzen
trauma
aanbrengen van gecontamineerde contactlensvloeistof

18
Q

welke 4 verwekkers veroorzaken het vaakst een keratitis (4)

A

staphylokokken
streptokokken
pseudomonassoorten
HSV

19
Q

welke verwekker van keratitis komt vaak voor bij mensen die contactlenzen dragen

A

pseudomonassoorten

20
Q

wat doe je als je een keratitis verdenkt

A

kweek afnemen

direct starten met vaak toedienen van topicaal antibioticum (evt met opname)

acyclovir bij herpes keratitis

evt remming ontsteking met corticosteroid enkele dagen na start antibiotica

21
Q

acyclovir

A

anti virale medicatie

22
Q

hydroxychloroquine

A

medicatie bij reuma

23
Q

sulfasalazine

A

medicatie bij reuma

24
Q

methotroxaat

A

medicatie bij reuma

25
Q

infliximab

A

anti-TNF middel

gebruik:
RA

26
Q

anakinra

A

anti IL-1 middel

gebruik:
RA

27
Q

tocilizumab

A

anti-IL-6 middel

gebruik:
RA

28
Q

benzylpenicilline

A

smal spectrum beta-lactam antibioticum

29
Q

amoxicilline

A

breed spectrum beta-lactam antibioticum

30
Q

cefazoline

A

1e generatie cefalosporines

werkt met name op GRAM positieve bacterien

ongevoelig voor beta-lactam

31
Q

cefuroxim

A

2e generatie cefalosporines

werkt met name op GRAM positieve bacterien

ongevoelig voor beta-lactam

32
Q

cefotaxim

A

3e generatie cefalosporines

GRAM negatieve bacterien

ongevoelig voor beta-lactam

33
Q

ceftazidim

A

3e generatie cefalosporine

werkt vooral tegen pseudomonassoorten

34
Q

doxycycline

A

tetracycline

35
Q

erytromycine

A

macrolide

36
Q

clindamycine

A

macrolide

37
Q

norfloxacin

A

chilonole

urineweginfecties

38
Q

ciprofloxaxine

A

chilonole

39
Q

basiliximab

A

anti0CD25-antistof

gericht tegen:
- IL-2 receptor op t cellen

40
Q

tacrolimus

A

remmer calcineurine

41
Q

cyclosporines

A

remmer calcineurine

42
Q

mycofenolzuur

A

remming purinesynthese
cytostatisch effect op b en t cellen

43
Q
A