Week 7: de Industriële revolutie Flashcards

1
Q

Waarom begon de Industriële revolutie in ENG?

A

Aanwezigheid van steenkool (goedkope bron van energie). Hoge lonen. Gecentraliseerde overheid. Goede economie + financieel systeem. Innovatieve cultuur door de verlichting. Goed opgeleide ambachtslieden. Sterke positie in wereldwijde en nationale handel. Internationale concurrentie in de textielindustrie van oa India en andere delen van Azië.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Putting-out system:

A

Systeem waarbij kooplieden de benodigde grondstoffen voor textielproductie brachten bij huishoudens die hier vervolgens stoffen van maakte in hun huis. De kooplieden haalden het gemaakte product weer op om te verhandelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe zag arbeid in GB eruit voor de industriële revolutie?

A

Landbouwsamenleving, weinig productief (simpele mechanische werktuigen). Nijverheid gebeurde vaak thuis in gezinsverband. Geen vaste werktijden, mensen werkte voor zelfondersteuning en niet voor loon. Belang van gilden, deze hadden controle over vaardigheidsvakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe zorgde technologische innovaties voor het verloop van de industriële revolutie?

A

De uitvinding van de stoommachine zorgde voor een toename in productie en het ontstaan van fabrieken om de machines neer te zetten. De stoomtrein zorgde voor een goedkopere manier van transport, dit vergrootte de markteconomie –> verhoogde de vraag en dus ook productie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat was het gevolg van de Industriële revolutie op de demografie van Engeland?

A

De populatie groeide in 50 jaar tijd van 9 miljoen naar 21 miljoen. Meer bevolking betekende meer arbeidskracht. De groei in demografie was alleen mogelijk door de nieuwe agrarische technieken en groei in industrie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Iron law of wages:

A

Theorie van Engelse econoom David Ricardo die stelt dat de druk van populatiegroei zorgt dat lonen niet boven een bepaald niveau kunnen komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe zag arbeid eruit tijdens de Industriële revolutie?

A

Opkomst van fabrieken, hoge industrie die gecentraliseerd was en zorgde voor een grootschalige productie van goederen. Complexe machines op stoomenergie. Vaste en lange werktijden met slechte werkomstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke problemen hadden andere landen die hun industrialisatie verlangzaamde?

A

Weinig ingenieurs buiten Engeland begrepen de techniek. De techniek van stoomkracht had grote investeringen nodig in ijzer en kool. In landen waar de lonen laag waren zagen kooplieden niet snel de noodzaak in van investeren in dure machines. Veel arbeiders wilden niet centraliseren in steden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tariff protection:

A

Manier van een overheid om haar eigen economie te beschermen door hoge belastingen te heffen over geïmporteerde goederen uit andere landen en de prijs van dezelfde producten geproduceerd in eigen land laag te houden voor meer verkoop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Division of labor:

A

De textielproductie (met name maar ook andere producties) zorgde voor een specialisatie van bepaalde vakken. Taken werden opgesplitst in kleinere taken om het proces zo efficiënt mogelijk te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de ‘Industrious Revolution’ volgens Jan de Vries?

A

Hij stelt dat er voor de Industriële revolutie al economische groei mogelijk was omdat dit niet kapitaalintensief was maar arbeidsintensief. Er was genoeg geld en middelen maar te weinig arbeiders. De enclosure movement sloot zelfvoorziening voor veel arbeiders uit dus moesten mensen in loondienst gaan werken. De industrious revolution was gericht op de markt (loonarbeid) en was gedreven door consumptie, dit zorgde voor groei in de productie van luxe goederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Factory act of 1833:

A

Eisen omtrent werktijden + omstandigheden van kinderen. Er kwamen restricties op de hoeveelheid uren die kinderen mochten werken. Het gevolg was dat families niet meer samenwerkte –> vrouwen bleven thuis om voor kinderen te zorgen (sekse scheiding werk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mines acts of 1842:

A

Verbood vrouwen en jongens onder de 10 om te werken in de mijnen. Zorgde voor nog meer sekse scheiding in arbeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke tijdsgenoten hadden kritiek op de industriële revolutie?

A

Dichters in de romantiek. Luddieten: een groep arbeiders die vonden dat de machines hun werk afpakten. Dokters en hervormers vanwege de slechte omstandigheden in de steden en op het werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe zorgde de industriële revolutie voor de vorming van een nieuw klassensysteem?

A

Er ontstond een nieuwe middenklasse en arbeidersklasse. Men had het idee dat er verschillende klasse bestonden: klassenbewustzijn. Fabriekseigenaren behielden hun macht door familieleden hun bedrijven te laten erven, hierdoor werd het moeilijk voor niet-ervaren arme mensen om welvaart te verkrijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Combination acts: 1799

A

Verbood het bestaan van vakbonden en protesten. Werd in 1824 door het parlement terug gedraaid.

17
Q

Hoe zien neo-klassieke economen de industrialisatie in het ‘globale zuiden?’

A

Het was voor het globale zuiden rationeel om te focussen op lokale productie na het stoppen van export naar Europa.

18
Q

Welke factoren spelen een rol in het beeld wat gevormd is over het globale zuiden door historici?

A

1) aard van de bronnen, sommige bronnen lieten wel industrialisatie zien en andere niet. 2) aard van het werk, naast landbouw produceerde veel mensen nog nijverheidsproducten omdat dit geen fulltime baan was. 3) aard van arbeiders, het waren vaak vrouwen die deze arbeid deden en die zijn minder in het zicht/interessant voor koloniale autoriteiten. 4) macht van inheemse bevolking moet niet worden onderschat maar gebeurd wel vaak.

19
Q

Hoe veroorzaakt de markteconomie hoge lonen in Engeland?

A

In de 17e brengt de landbouweconomie een surplus aan wollen stoffen voort in Engeland, deze werden de geëxporteerd naar continentaal Europa voor hoge winst. In de 18e eeuw groeide de Atlantische economie en handel in India en China. Dit zorgde voor een grote vraag naar Britse producten en dus ook voor hoge lonen.

20
Q

Wat houdt de deïndustrialisatiethese in?

A

De these houdt in dat er de-industrialisatie plaats vind in het globale zuiden omdat de industrialisatie in het globale noorden toe nam. De concurrentie van industriële producten uit het noorden was te sterk en daarom daalde de industriële producten uit het zuiden. De vraag naar grondstoffen van het noorden zorgde voor een heroriëntatie van de economie van het zuiden richting de landbouw.

21
Q

Hoe amenderen de productie van Java en Afrika de deïndustrialisatiethese?

A

Java: lokale stoffen werden verkozen boven goedkope import, kwaliteit was beter en er werd beter ingespeeld op lokale vraag. Afrika: stoffen dienden verschillende doelen waarop de lokale productie werd aangepast. Dit amendeert de these dat prijsdynamiek en comparatieve prijsvoordelen de organisatie van productie bepalen.