Week 7 Flashcards

1
Q

Welk gedeelte van de placenta is voornamelijk betrokken bij de productie van hormonen en eiwitten?

A

Syncytiotrofoblasten
→ Laag cellen aan de buitenkant van de placenta.
→ O.a. CRH, hCG, steroïden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat veranderd er aan de prolactine in de moeder?

A

Prolactine stijgt door oestrogeen stijging:

  1. Oestrogeen remt dopamine (wat prolactine remt).
  2. Directe invloed op prolactine producerende cellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doet hCG mbt. de schildklier?

A
  • Door structurele overeenkomsten met TSH, stimuleert hCG ook de schildklier.
  • Hoge spiegels hCG kan leiden tot maternale hyperthyreoidie (»T4) wat geassocieerd is met hyperemesis gravidarum (HG= misselijkheid).
  • Vanaf 10-12 wkn. is er foetaal TSH en T4, maar laag tot 20 wkn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doet placentair CRH bij de moeder?

A
  • Zorgt voor stijging ACTH en stimulatie van bijnier.
    →Verhoogd cortisol en aldosteron→ geen hypercortisolisme (want ook CBG↑).
    → geassocieerd met striae, melasma.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Met welk hormoon heeft hCG naast TSH een structurele overeenkomst mee?

A

LH

*hCG zorgt voor: *
- Eerste weken stimulatie steroidogenese Corpus Luteum.
- Na 8-9 wkn stimulatie steroidogenese in placenta.
- Langere halfwaardetijd dan LH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat geeft een hoge spiegel hCG aan met mn. toename van beta-ketens?

A

Duidt op trofoblast ziekte (MOLA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt er bedoeld met het zogeheten “Hook effect”?

A
  • Urine zwangerschapstest is specifiek gericht op epitoop van beta-subunit.
  • Testen bevatten vrij en gebonden antilichamen gericht tegen 2 epitopen van intacte hCG molecuul.
  • Bij overmaat van hCG/beta-hCG vormen er complexen van signaalAb + ongebonden hCG.
  • Bij overmaat van hCG /beta-hCG krijg je dan vals negatieve uitkomst.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar zorgt het maternale progesteron voor bij de foetus?

A
  • Precursor voor foetale bijnier steroidgenese van corticosteroiden en mineralcorticoiden.
  • Remt uteruscontracties (weeënremmer).
  • Behoud van decidua/endometrium.
  • Immuunmodulatie ter voorkoming afstoting trofoblast.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarvoor zijn oestrogenen nodig tijdens de zwangerschap?

A
  1. Regulatie placentaire progesteron productie.
  2. Borstklierweefsel ontwikkeling.
  3. Maternale cardio-vasculaire adaptie (circulerend bloedvolume, RAAS systeem).

Productie van oestrogeen wordt gestimuleerd door foeto-placentaire eenheid (foetaal DHEAS).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn 2 belangrijke hormonen tijdens de lactatie?

A
  1. Prolactine: synthese lactose.
  2. Oxytocine: ontlediging van alveoli en ductuli.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer spreken we van een normale baring?

A
  • Duur 37-42 wkn.
  • Foetus in hoofdligging.
  • Spontaan begin van weeën.
  • Ontsluiting en uitdrijving zonder medische interventies.
  • Bloedverlies <1000ml.
  • Gaaf perineum- 1e/2e graads ruptuur - episiotomie.
  • Apgarscore >7 na 5 min, neonaat behoeft geen directe zorg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke fases van de bevalling kennen we?

A
  1. Ontsluitingsfase
  2. Uitdrijvingsfase
  3. Nageboortetijdperk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe begint de bevalling (mechanisme)?

A
  • Onbekend
  • Foetaal signaal (CRF→ cortisol en DHES→ PGE2 en PGF2a)
  • Pathologisch (infectie, inflammatie, overrekking van de uterus).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat beoordeel je bij vaginaal toucher tijdens de ontsluitingsperiode?

A
  • Portio
  • Ontsluiting
  • Vliezen
  • Indaling
  • Aard voorliggend deel
  • Stand voorliggend deel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is contractie niet hetzelfde als een wee?

A

Een wee leidt tot progressie van ontsluiting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke vlakken van Hodge hebben we?

A
  1. Bovenrand symfyse
  2. Onderrand symfyse
  3. Interspinaallijn
  4. Bekkenbodem
17
Q

Wat is de stand van het hoofdje van de baby bij een bevalling?

A

Kijkend naar beneden→ AaV (~9,5 cm)

18
Q

Wat zijn de 3 voorwaarden voor de start van persen?

A
  1. Hodge 3
  2. Volledige ontsluiting
  3. Persdrang
19
Q

Hoe verloopt de uitdrijvingsfase?

A
  1. Inwendige spildraai:
  • Het hoofd staat horizontaal bij het bekkeningang.
  • Het hoofd draait verticaal voor het bekken uitgang.
  1. Uitwendige spildraai:
  • Na het geboren worden van de caput draait de foetus zelf terug naar de kant waar de rug lag.
  • Schouders kunnen nu de bekkenuitgang ook passeren.
20
Q

Wat gebeurt er na de geboorte?

A
  • Bij mama op de borst.
  • Afgedrogen en warm houden (muts, warme doek).
  • Apgar score.
  • Navelstreng afklemmen en doorknippen.
  • Maternale conditie: vitale parameters, inspectie bloedverlies, palpatie uterus.
21
Q

Waar wordt op gelet tijdens het nageboorte tijdperk?

A
  • Duur (< 1 uur)
  • Bloedverlies (< 1L)
  • Controle contractie toestand uterus.
  • Controle placenta los→ via handgreep van Kustner (trekken aan navelstreng).
22
Q

Hoe zorg je voor een actieve (snellere) nageboortetijdperk?

A
  • Alert op gecontraheerde uterus (standaard oxytocine)
  • Alert op lege blaas
  • Controlled cord traction (CAVE inversio uteri)
23
Q

Welke classificatie gebruiken we voor een perineum laesie?

A

Sultan

  1. alleen de huid/vagina wand.
  2. idem als 1 + onderhuidsweefsel en spier.
  3. idem als 2 + ruptuur van sfincter ani.
    a. Externe Anale Sfincter (EAS) <50%
    b. EAS>50%
    c. EAS & IAS
  4. idem als 3 + ruptuur van rectu, mucosa
24
Q

Wanneer spreken we van vroeggeboorte en wat kan je er tegen doen?

A
  • Partus <37 weken.
  • < 34 wkn: weeënremmers + longrijping.
  • < 32 wkn: celestone, MgSO4, remming.
25
Q

Wat doe je wanneer iemand overtijd is (serotiniteit)?

A

Als portio niet rijp is→ primen (rijpen):

  • Mechanische methode (ballon)
  • Medicamenteus (prostaglandine: misoprostol)

Inleiden→ als portio rijp genoeg is:

  • Amniotomie
  • Oxytocine
26
Q

Welke complicaties kunnen er ontstaan bij de foetus bij meconiumhoudend vruchtwater?

A
  1. O2 gebrek
  2. Infecties
  3. Ademhalingsproblemen
27
Q

Wat is er aan de hand bij een schouderdystocie?

A

Het hokken van voorste schouder achter de symfyse.

28
Q

Wat zijn de oorzaken van een fluxus?

A

De 4 T’s
1. Tone: tonus uterus niet goed.
2. Trauma
3. Tissue: placenta laat niet goed los
4. Trombine