Week 7 Flashcards

1
Q

Sommige illusies lijken goed te zijn (bijv. placebo en religie), waarom hebben alle illusies toch keerzijdes?

A

Sommige illusies kunnen schadelijk zijn, bijvoorbeeld homeopathie. Als wij sommige illusies wel accepteren, vertakken die toch in ons denken en maakt het ons vatbaarder voor andere illusies die wel schadelijk kunnen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee biases veroorzaken oorlog?

A

Ingroup-outgroup bias en overconfidence bias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke rol speelt de illusie van controle in oorlogen

A

Door overconfidence bias schatten wij hoger in hoeveel controle we hebben over de uitkomst van de oorlog, en denken we dat we kunnen winnen. Als je niet denkt dat je kunt winnen dan zal je geen oorlog voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom lijkt de aandelenmarkt voor ons voorspelbaar, terwijl het bijna 100% gokken is?

A

Door hyperactieve patroondetectie, toevalsblindheid, en succes/availability bias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zorgt religie voor prosocialiteit?

A

Technisch gezien is prosocialiteit geen kenmerk van religie. Het is er pas later bij gekomen om minder conflict binnen de groep te krijgen. Maar hierdoor is er meer overdraagzaamheid tegenover andere groepen gekomen, en kan het juist een rem op morele vooruitgang zijn (bijv. gay rights)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Singer

A

Bedacht de escalator effect of reason on morality: stelde dat kritisch denken ons kan helpen om onze morele horizon uit te bereiden (omdat wij zelf pijn ervaren, en wij denken dat dieren dat ook kunnen, zijn er nu steeds meer rechten voor dieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke link is er tussen de vooruitgang van kritisch denken en morele vooruitgang?

A

Door de geboorte van filosofie kwam er meer innovatie en meer experimentatie met inclusieve samenlevingsvormen
In de renaissance kwam er meer ruimte voor autonoom redeneren, technologische innovatie, verrijking van de samenleving en kwamen er meer denkers over bestuursvormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dilthey

A

Het verschil tussen natuurwetenschappen en menswetenschappen is het verschil tussen verklaren en verstaan. Universele wetten versus regelmatigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hacking

A

Looping effect: door een fenomeen te beschrijven verandert dat fenomeen. In menswetenschappen is er interactie met het studieobject

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk demarcatiecriterium kwam er naar voren toen er een onderscheid werd gemaakt tussen natuur- en menswetenschappen?

A

Self-correction

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Postmodern constructivisme

A

Een wetenschapper is geen ontdekker, maar een beeldhouwer. Elke theorie is een constructie van de werkelijkheid, en er zijn veel mogelijke manieren. Er moet dus een scheiding tussen staat en wetenschap zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sokal’s hoax

A

Hij publiceerde een nepartikel om te kijken of wetenschappelijke journals iets zouden publiceren als het goed klonk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly