Week 4 Flashcards

1
Q

Waar was Feyerabend aanhanger van?

A

Empirisme en rationalisme, maar een anarchistische visie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn tradities volgens Feyerabend?

A

Hij zegt dat de wetenschappelijke methode een traditie is. Hij zegt ook dat tradities elkaar opvolgen, en dat de ene niet beter is dan de andere. Je kunt volgens hem gewoon switchen tussen welke traditie je volg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 motto’s had Feyerabend?

A

Against method & anything goes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt Against Method (Feyerabend) in?

A

Feyerabend is niet per se tegen de wetenschap zelf, maar vindt wel dat het geen monopolie op kennisverwerving is. Want wetenschap gaat via de waarneming, en die is theoriegeladen. Je moet ook andere bronnen van kennisverwerving erkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt Anything Goes (Feyerabend) in?

A

Je mag elke methode van kennisverwerving gebruiken die je wilt. Als je de wereld wilt begrijpen is het namelijk raar om van tevoren restricties op te leggen. Elke methode heeft beperkingen. Je mag sowieso mensen hun denkvrijheid niet inperken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn 2 gevolgen van methodologisch anarchisme?

A

Kennisleer wordt een zee van onverenigbare/onvergelijkbare alternatieven, het is niet meer coherent
Er moet vrijheid van methode in het onderwijs zijn, anders is er methodologische onderdrukking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe reflecteert Feyerabend’s liefde voor democratie in zijn ideeën?

A

De wetenschappelijke methode in het onderwijs is nu het enige wat er geleerd wordt, maar dat mag volgens Feyerabend niet omdat we daar niet democratisch voor gekozen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 3 problemen hebben het relativisme en constructivisme?

A
  1. Kuhn zegt dat mensen uit verschillende paradigma’s niet met elkaar kunnen praten en tot consensus kunnen komen, maar hoe weet Kuhn dat in het ene pardigma X iets anders betekent dan voor het andere paradigma? Als hij dat weet dan kunnen anderen dat toch ook weten?
  2. Als alles relatief aan een paradigma is, dan is die uitspraak zelf dat toch ook? Waarom geldt Kuhns paradigma voor alle paradigma’s? Het is een absolute uitspraak die stelt dat absolute uitspraken niet kunnen
  3. Waarom zou de geaccepteerde methode democratisch gekozen moeten zijn? Hangen feiten af van het aantal stemmen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat deed Lakatos?

A

Hij paste het falsificationisme aan door de ideeën van Kuhn en Popper te combineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soorten falsificationisme zijn er?

A

Dogmatisch falsificationisme
Methodologisch falsificationisme
Genuanceerd falsificationisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Genuanceerd falsificationisme

A

Volgens Lakatos kun je een theorie alleen falsificeren wanneer er een concurrent voor is, welke theorie past het best bij de data die je hebt?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lakatos gebruikt geen paradigma, maar een …?

A

Onderzoeksprogramma, een geheel van theorie, methode en aannames waarvan je de kern niet kan opgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Negatieve heuristiek

A

Iets wat je niet mag doen in jouw onderzoeksprogramma, zoals het opgeven van het idee evolutie in de biologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Positieve heuristiek

A

Je kan wel aan de theorieën om de harde ken heen sleutelen wanneer een voorspelling niet uitkomt (wel het hek aanpassen, niet de boerderij zelf)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Progressief onderzoeksprogramma

A

Als je de gordel aan theorieën om de kern aanpast na falsificatie, de theorie hierdoor beter voorspelt, complexer wordt, en meer empirische inhoud krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Degeneratief onderzoeksprogramma

A

Als je door opeenstapeling van falsificaties probeert om de gordel aan theorieën om de kern aan te passen, maar de theorie gefalsificeerd blijft worden. Als er een beter alternatief is moet je deze dus verlaten

17
Q

Welk demarcatiecriterium gebruikte Lakatos?

A

Echte wetenschap maakt gebruik van progressieve onderzoeksprogramma’s
Het doet dus voorspellingen die bevestigd worden, en het voorspelt ook nieuwe dingen en voegt dus iets toe

18
Q

Wat vondt Kuhn van de theorie van Lakatos?

A

Hij vond dat Lakatos hetzelfde dacht als Kuhn, en alleen de terminologie aanpast

19
Q

Klopt het commentaar van Kuhn op Lakatos?

A

Nee, ze hebben echt 2 verschillende demarcatiecriteria, en volgens Kuhn zijn paradigma’s incommensurabel met elkaar en Lakatos vindt onderzoeksprogramma’s wel commensurabel

20
Q

Is psychologie volgens Lakatos een wetenschap?

A

Nee, psychologie lijkt degeneratief te zijn en het is ook onduidelijk wat nou het overkoepelende onderzoeksprogramma is

21
Q

Wat stelt het wetenschappelijk realisme?

A

Een wetenschappelijke theorie zegt iets over de onwaarneembare werkelijkheid, er zijn goede redenen dat die theorie bij benadering waar is (dat termen refereren naar iets), en dus is wetenschappelijke vooruitgang mogelijk

22
Q

Wat stelt het empirisch constructivisme?

A

Als twee wetenschappelijke theorieën de objectieve werkelijkheid net zo goed zouden beschrijven, dan zijn ze alleen empirisch adequaat (je kunt het waarnemen) maar niet per se waar

23
Q

Welke 4 domeinen van feiten zijn er?

A

Zintuigelijk waarneembaar
Met instrumenten waarneembaar
Met instrumenten waarneembaar, maar nog niet waargenomen
Principieel onwaarneembaar

24
Q

Hoe kijken het empirisch constructivisme en het wetenschappelijk realisme naar de 4 domeinen van feiten?

A

Vinden allebei dat je geen kennis kunt hebben over de principieel onwaarneembare feiten, en dat je wel kennis kunt hebben over zintuigelijk waarneembare feiten

25
Q

Wat betekent “bij benadering waar” zijn?

A

Niemand weet zeker of een theorie geen fouten bevat, dus je accepteert met deze zin dat er altijd ergens een fout kan zitten

26
Q

Inference to the best explanation

A

Argument van abductie. X is het geval, er zijn 5 mogelijke verklaringen. Als de vijfde de meest waarschijnlijke oorzaak van X is, dan is dat een goede reden om aan te nemen dat de vijfde oorzaak ook echt X heeft veroorzaakt

27
Q

Inference of the only explanation

A

Je moet ontologische spaarzaamheid gebruiken, er is vaak maar 1 mogelijke verklaring van een fenomeen. Technisch gezien kan een aliën iemand vermoord hebben, maar eigenlijk is dat een mens het gedaan heeft de enige verklaring

28
Q

Wat zijn argumenten tegen het wetenschappelijk realisme?

A

Je theorie hoeft alleen empirisch adequaat te zijn. Je hoeft niet te committen aan de waarheid van een theorie, als de voorspellingen maar uitkomen
Het kan zijn dat je een plausibele hypothese mist, de beste is niet perse de juiste verklaring. Je kunt the best of a bad lot gekozen hebben

29
Q

Wat zijn de 2 grote nadelen van het constructivisme en het wetenschappelijk realisme?

A

Constructivisme: neemt de scepticus te serieus, “rechtvaardiging is onmogelijk, dus algemene beweringen ook”
Wetenschappelijk realisme: de eis van zekerheid is onrealistisch, je keert dan eigenlijk terug naar het behaviorisme

30
Q

Pragmatisme

A

Je verwerft kennis om op basis daarvan te handelen, dus je kunt iemands overtuigingen afleiden van diens handelen (iemand drinkt, dus die gelooft niet dat het vergif is)

31
Q

Welke 2 vormen van twijfel zijn er volgens het pragmatisme?

A

Paper doubt: je zegt dat je twijfelt, maar twijfel je echt? Twijfelde Descartes wel over over of hij bestond? Uit zijn handelen zie je dat hij niet twijfelde, want hij bleef wel eten en slapen
Living doubt: een oncomfortabele twijfel waarvan je niet weet wat je er mee moet doen, je doet er alles aan om dit op te lossen

32
Q

Hoe los je volgens het pragmatisme living doubt op?

A

Method of tenacity/standvastigheid: je blijft wel van het probleem
Method of authority: je gaat er van uit dat autoriteiten weten hoe het zit
A priori methode: je moet het zelf helder en duidelijke inzien
Wetenschappelijke methode: je gaat op zoek naar kennis die onafhankelijk van smaak en persoon is

33
Q

Naturalisme

A

Het idee dat mensen natuurlijk geëvolueerde wezens zijn, en dat moet je meenemen in je ideeën om maatschappelijke problemen wetenschappelijk te maken

34
Q

Quine

A

Stelde dat je kennis niet kunt rechtvaardigen en er dus niet op kunt verder bouwen. Hoe weet jij nou dat jouw ervaring correspondeert met de wereld?

35
Q

Genaturaliseerde epistemologie

A

Normale kennisleer moet je vervangen met de psychologische studie over hoe we beredeneren

36
Q

Hoe neigden Bacon en Hume al wat naar de genaturaliseerde epistemologie?

A

Bacon had het over typische menselijke idolen die kennisverwerving in de weg kunnen staan
Hume had het erover dat we geen kennis over causaliteit kunnen hebben, maar dat wij psychologisch zo in elkaar zitten

37
Q
A