Week 7 Flashcards

1
Q

Wat zijn de big 4 (belangrijkste oorzaken) van perinatale sterfte en perinatale morbiditeit?

A
  1. vroeggeboorte: ± 7% van alle geboortes
  2. te laag geboortegewicht: ± 10% van alle geboortes
  3. Aangeboren afwijkingen: ± 5% van alle geboortes
  4. Perinatale asfyxie: <1% van alle geboortes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekend perinatale asfyxie?

A

Perinatale asfyxie = ernstige metabole of gemende acidemie (ph<7.00), vastgesteld in een monster van arterieel navelstrengbloed
- APGAR-score </gelijk 3 gedurende >/gelijk 5 minuten na geboorte
- klinische neurologische gevolgen in directe neonatale periode zoals:
* convulsies
* hypotonie
* coma
* hypnotisch-ischemische encefalopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen hypoxemie en hypoxie?

A

Hypoxemie = abnormaal lage zuurstofconcentratie in bloed

Hypoxie = abnormale lage zuurstofconcentratie in de weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er met de foetoplacentaire circulatie tijdens de bevalling?

A

bij uteruscontractie: stop circulatie tijdelijk

wel: reservecapaciteit van placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er met het foetale pH tijdens de bevalling?

A

Daalt –> foetus gaat verzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar staat de APGAR-score voor?

A

A: ademhaling
P: pols/hartslag
G: spierspanning/tonus
A: aspect/kleur
R: reactie op prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 4 hoofdoorzaken van asfyxie?

A
  1. matenale oorzaak
  2. planetaire oorzaak
  3. umbilicale oorzaak
  4. foetale oorzaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat kunnen oorzaken zijn van de maternale oorzaak van asfyxie?

A

Maternale oorzaken:
- hypovolemie/shock
- ernstig longlijden
- hartgebreken
- compressie van vena cava inferior –> bij rugligging moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat kunnen oorzaken zijn van de placentaire oorzaak van asfyxie?

A
  • placenta insufficiëntie:
    • zwangerschapshypertensie
    • pre-eclampsie
    • foetale groeivertraging
  • abruptio placenta (loslaten)
  • placenta previa
  • hypertonie en polysystolie (weeënstorm: door overstimulatie inleiding) van de uterus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kunnen oorzaken zijn van de umbilicale oorzaak van asfyxie?

A
  • navelstrengcompressie: door weeën bij weinig vruchtwater
  • omstrengeling van het kind
  • ware knoop in de navelstreng
  • navelstrengprolaps –> uitzakken navelstreng
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat kunnen oorzaken zijn van foetale oorzaken van asfyxie?

A
  • infectie:
    • pravo B19 virus infectie tijdens zwangerschap
    • opstijgende bacteriele infectie bij gebroken vliezen
  • foetale hartritmestoornissen
  • foetomaternale transfusie
  • foetale bloedafbraak door bloedgroepagonisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn beschermingsmechanisme die de foetus heeft tegen asfyxie?

A
  1. affiniteit foetaal hemoglobine voor zuurstof is groter dan die van maternale hemoglobine
  2. redistrubtie van foetale bloedstroom als bloeddruk/zuurstof zakt naar de hersenen –> brain sparing effect
  3. autoregulatie van de foetale cerebrale circulatie: binnen brede grenzen van de bloeddruk blijft de bloedstroom van het brein gelijk –> constante bloedstroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke technieken kunnen worden gebruikt om te kijken/bewaken van asfyxie?

A
  • CTG (cardiotocografie)
  • ST-analyse (STAN) foetaal elektrocardiogram
  • microbloedonderzoek (MBO)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zie je op de bovenste en onderste lijn bij een CTG?

A

Bovenste lijn: foetale hartslagfrequentie in slagen/min

Onderste lijn: uterine contractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn kenmerken van de CTG?

A

Negatief voorspellende waarde: hoog

Positief voorspellende waarde: laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat moet je doen bij een abnormaal CTG?

A

Altijd indicatie voor diagnostiek: MBO

of als ernstig is: therapeutische interventie (sectio, vaginale kunstverlossing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de behandeling van foetale hypoxie?

A
  • moeder in (linker) zijligging
  • weeën tijdelijk stoppen met tocolyticum: atosiban
  • snelle geboorte door vaginale kunstverlossing of sectio
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een kwetsbare situatie bij de zwangerschap?

A

Kwetsbare situatie = diabalans tussen beschermende en risicofactoren: zowel medisch als sociaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn voorbeelden van een zeer kwetsbare situatie in de zwangerschap + wat moet er gedaan worden?

A

Zeer kwetsbaar: direct interventie nodig

  • huishoudelijk geweld
  • drugs- of alcoholverslaving
  • dakloos
  • acute ernstige psychiatrische problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat houdt de DOHaD-hypothese in?

A

DOHaD-hypothese: interactie tijdens een gevoelige periode van de ontwikkeling heeft permanente invloed op de structuur en werking van het lichaam

  • invloed intra-uterine ontwikkeling hebben levenslange gevolgen:
  • hart- en vaatziekte
  • hypertensie
  • obesitas
  • ontwikkelingsporbleen
  • psychiatrische problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke biologische mechanisme kunnen gevolgen hebben op/gevolg van kwetsbare omstandigheden?

A
  • epigenetica
  • bouwsteen voor groei en ontwikkeling: voeding
  • programmering stress-systeem: HPA-as
    • chronische stress –> deregulatie negatieve feedback –> hypercortisolisme en HPA sensitisatie
    • vooral tijdens zwangerschap + 1e 3 maanden leven baby
  • hersenontwikkeling:
    • aanhoudende ernstige stress invloed op: neurale connectie + ontwikkeling hypocampus
  • microtoom: tijdens zwangerschap doorgegeven aan kind
  • hechting en agency:
    • hechting kleurt verwachting en patronen van interactie
    • invloed op stress en samenwerking
    • hangt samen met ervaring van veiligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar gaat het Rotterdam Integrated Approach of Pregnacy om?

A

Contextuele benadering van de zwangerschap en kwetsbaarheid:
- obstetrisch/somatisch aspect
- psychiatrisch aspect inc. medicatie
- verslaving/intoxicatie
- psychosociale problematiek
- verstandelijke beperking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer spreken we van een normale baring?

A
  • ammenorroeduur 37-42 weken
  • foetus in hoofdligging
  • spontaan begin van weeën
  • ontsluiting en uitdrijving zonder medische interventies
  • geboorte complete placenta en vliezen < 1 uur
  • totaal bloedverlies <1000 ml
  • gaaf perineum: 1e-2e graadsruptuur/episotomie
  • apgarscore >7 na 5 min, neonaat hoeft geen directe zorg
24
Q

Wat zijn de fases van baring + de normale kenmerken per fase?

A
  1. ontsluitingsfase
    • 1 cm per uur als normale baring: om 2-3 minuten weeën die moet wegpersen (ontsluitingsweeën)
  2. Uitdrijvingsfase
    • normaal: 1 uur
  3. nageboortetijdperk
    - normaal: 1 uur, <1000 ml bloedverlies
25
Q

Wat beoordeel je tijdens het vaginaal toucher bij de ontsluitingsperiode?

A

POVIAS

Portio
Ontsluiting
Vliezen
Indaling
Aard voorliggend deel
Stand voorliggend deel

26
Q

Wanneer spreken we van ontsluiting?

A

Weeën die zorgen voor progressie

volledig: 10 cm

27
Q

Wat zijn de vlakken van Hodge en waar zeggen ze iets over?

A

Vlakken van Hodge: over indaling baby

H1: bovenrand symfyse
H2: onderrand symfyse
H3: interspinaallijn
H4: bekkenbodem

28
Q

Wat is de ideale stand van caput voor baring?

A

aav –> kleine fontanel (driehoek) bovenste van de 2 + hoofd naar beneden gedraaid + volledig gefixeerd

29
Q

Welk stand is een paringsonmogelijkheid?

A

Voorhoofdsligging want is te breed voor de maternale bekken

30
Q

Aan welke 3 dingen moet het voldoen om te starten met persen?

A
  1. volledige ontsluiting
  2. indaling voorbij Hodge 3 (interspinaallijn)
  3. persdrang
31
Q

Welke twee bewegingen maakt de baby tijdens de uitdrijving + waarom moet dat?

A
  1. inwendige spildraai
  2. uitwendige spildraai

Omdat: bekken ingang en bekken uitgang beide ovaal maar liggen horizontaal en verticaal

32
Q

Wat gebeurt er tijdens de uitwendige spildraai?

A
  • caput draait vanzelf nadat het geboren is
  • foetus draait terug naar kant waar rug lag
  • schouders kunnen nu bekkenuitgang ook passeren
33
Q

Wat moet er gedaan worden direct na de geboorte van het kind?

A
  • bij mama op de borst
  • afdrogen en warm houden: muts op/warme doeken
  • apgar score
  • navelstreng afklemmen en doorknippen
  • maternale conditie: vitale metingen, inspectie bloedverlies, palpatie uterus
34
Q

Wat gebeurt er tijdens de nageboortetijdperk?

A
  • actief nageboortetijdperk: minder bloedverlies + korter
    • let op contractie uterus en lege blaas
  • placenta onderzoek: maternale zijde, foetale zijde, vliezen, navelstreng
35
Q

Waar wordt naar gekeken bij de handgreep van Kustner?

A

Handgreep van Kustner: bekijken of placenta los/vastzit
- niks/buiten –> los
- duwen op buik en weer naar binnen –> vast zitten

36
Q

In welke structuren kan een ruptuur na partus ontstaan?

A
  • labia minora en majora
  • vagina wand
  • perineum
  • rectumkringspier
  • rectumslijmvlies
37
Q

Hoe gaat de classificatie van perineumtrauma?

A

Classificatie: Sultan
Graad 1: alleen de huid/vagina wand

Graad 2: huid/vagina wand met onderhuidsweefsel en spier (M. perineum)

Graad 3: huid/vagina wand met onderhuidsweefsel en spier + ruptuur sfincter ani
- 3A: exta anale sfincter (EAS) < 50%
- 3B: EAS > 50%
- 3C: EAS + interna anale sphincter (IAS)

Graad 4: huid/vagina wand met onderhuidsweefsel en spier + ruptuur sfincter ani + ruptuur rectum mucosa

38
Q

Welke cel in de placenta is de functionele cel?

A

syncytiotrofoblast –> grootste bijdrage van productie hormonen en eiwitten

39
Q

Tot hoeveel weken is functionerend corpus lutheum essentieel tijdens de zwangerschap + welk hormoon maakt het?

A

1e 7-9 weken: progesteron + androsteendiol + testosteron (precursos voor planetair oestrogeen)

40
Q

Wat zijn de 4 klinisch belangrijkste hormoon die de placenta maakt?

A
  • hCG
  • oestrogeen
  • prolactine
  • CRH (corticosteroid releasing hormoon)
41
Q

Door welke hormonen stijgt prolactine tijdens de zwangerschap?

A

Oestrogeen + TRH stimulatie hypofyse

42
Q

Wat is het gevolg van placentair CRH?

A

CRH –> stijging ACTH en stimulatie bijnier

  • let op: moeder geen hypercortisolisme omdat CBG (corticosteroid binding globuline) ook stijgt
  • gerelateerde klachten: striae, melasma
43
Q

Wat zorgt na 9 weken tot de productie van oestrogeen als corpus luteum wegvalt?

A

na 9 weken corpus luteum in regressie –> luteo-placentaire shift –> placenta hoofdproductie progesteron

44
Q

Wat stimuleert hCG?

A

hCG stimulatie van:
- 1e weken: steroidogenese corpus luteum
- na 8-9 weken: steroidgenese in placenta
- overeenkomt LH –> progesteron productie
- stimulatie schildklier productie vrij T4

LET OP: langere halfwaardetijd dan LH –> stabielere productie progesteron

45
Q

Hoe gaat het beloop van de concentratie hCG tijdens de zwangerschap?

A
  • Snelle progressie 1e trimester: stijging 50% iedere 2 dagen in 1e week
  • max breekt na 8-10 weken
  • daling constante spiegel 10-20x10^3 IU/L tot einde zwangerschap
46
Q

Wat voor hCG spiegels kan een MOLA zwangerschap geven?

A
  • zeer hoge spiegels: 3-100x van normaal
  • vooral toename beta-ketens
47
Q

Hoe verloopt de foetale en placentaire afhankelijkheid bij de productie van progesteron en oestrogeen?

A

placenta: maakt progesteron –> foetale bijnier afhankelijk van want mist enzo 3beta-OH dehydrogenase

foetale bijnier levert DHEA als precursos voor oestrogeen aan placenta want placenta mist enzymen hydrolylase en lyase

48
Q

Waar zorgt progesteron voor tijdens de zwangerschap?

A
  • remming uteruscontractie
  • behouden endometrium
  • immuunmodulatie ter voorkomen afstoting trofoblast
49
Q

Waar is oestrogeen nodig voor tijdens de zwangerschap?

A
  • regulatie placentaire progesteron productie
  • borstklierweefsel ontwikkeling
  • maternale cardio-vasculaire adaptatie
  • circulerend volume
  • renine-angiotensie systeem
50
Q

Hoe komt het dat er uiteindelijk een bevalling tot gang komt?

A
  1. Toename foetale bijnier steroidgenese met minder remming placentair CRH –> stijging foetaal ACTH –> toename corticosteroid vanuit bijnier foetus –> meer steroidgenese met DHEAS als precurosor voor oestrogeen –> toename oestradiol productie placenta –> toename myometrium van:
    • gap-junction
    • oxytocine receptoren
    • prostaglandine receptoren
  2. door toename foetale corticosteroïden:
    • prostaglandine productie in placenta en vliezen
    • longrijping
  3. materiaal: ontsteking (cytokines ect) –> foetale corticosteroid omhoog –> amnion productie prostaglandine + oestrogeen omhoog –> myometrium contracties –> weeën –> partus
51
Q

Hoe kan foetale stress (hypoxie, infectie) leidt tot premature bevalling

A

foetale stress leidt tot:
* cortisol toename –> CRH omhoog –> ACT omhoog –> cortisol omhoog –> longrijping + partus premature
* progestagenen inhibitie van CRH syntese in placent omlaag

52
Q

Op welke hormonen kunnen worden ingespeeld om de bevalling te vertragen/versnellen?

A
  • prostaglandine –> inductie
  • progesteron –> remming premature contractie + vroeggeboorte
53
Q

Wat zijn de 2 belangrijkste hormonen tijdens lactatie + welk invloed hebben ze?

A
  1. Prolactine: noodzakelijk voor synthese van lactose, lipiden
  2. Oxytocine: ontleding van alveoli en ducti
54
Q

Hoe komt de melkproductie op gang?

A

snelle daling in circulatie van oestrogeen en progesteron

55
Q

Hoe kan lactatie de ovulatie onderdrukken?

A

relatieve hyperlactinemie –> onderdrukking GnRH stimulatie –> minder FSH/LH secretie

56
Q

Vanaf hoeveel weken is het LH en FSH niveau van niet-lacterende moeder weer normaal?

A

Vanaf 3-5 weken postpartum

57
Q
A