Week 6 - Performance Flashcards
Wat is de definitie van motivatie?
- “Willingness to exert high levels of effort toward organizational goals, conditioned by the effort’s ability to satisfy some individual need.” (Robbins 1993)
=> dus we moeten weten wat de ‘needs’ zijn van de mensen in de organisatie.
- “Those psychological process that cause the arousal, direction, and persistence of voluntary actions that are goal oriented.” (Mitchell, 1982, p.81)
Welke twee typen motivatie theorieën zijn er?
Type dat zich focust op de needs. Wat zijn die needs? Kunnen we die identificeren? En een type dat zich meer focust op het proces van motivatie. Hoe raakt iemand gemotiveerd?
- Content theories – deze identifceren de type ‘needs’.
- Process theories – defineren hoe deze ‘needs’ gerelateerd zijn aan motivatie.
Wat voor overeenkomsten hebben de verschillende motivatie theorieën?
Motivatie vereist een verlangen om te handelen, het vermogen om te handelen en het hebben van een doel.
Welke verschillen zijn er tussen de verschillende motivatie theorieën?
Ze verschillen op basis van waar hun energie vandaan komt en welke specifieke ‘needs’ die persoon wilt vervullen.
Welke vier verschillende basis theorieën zijn er op het gebied van motivatie?
- Need theorie
- Equity theory
- Expectancy theory
- Job design model
Welke soorten ‘needs theories’ zijn er?
Zie afbeelding
Wat kan je zeggen over Maslow’s need hierarchy?
Meest bekende. Needs die hij identificeert zijn belangrijk, maar ook de hierarchy. Om aan de top van de hiërarchie te komen, moet je eerst je basisbehoeften vervullen. (Als je honger hebt en je bent niet veilig dan zijn de andere needs niet relevant voor je. Mensen raken meer gemotiveerd en doen meer voor je organisatie als je in staat bent ze hoger in deze hiërarchie te duwen (richting esteem en self-actualization.
Welke soorten needs onderscheid Maslow en geef voorbeelden
- *Self-fulfilment needs**
- self-actualization
- *Psychological needs**
- belongingness and love needs
- esteem needs
- *Basic needs**:
- physiological needs
- safety needs
Wat kan je zeggen over Alderfer’s ERG theory (need theory)?
Belangrijke onderdelen zijn:
Groei – vermogen om jezelf te ontwikkelen.
Relatedness –
Existense – safety / psychological safety
Wat kan je zeggen over Herzberg’s theory (need theory)?
Er zijn twee typen van ‘needs’.
Je hebt motivators en hygiene needs.
- *Motivators** – wat doe je voor werk, is het leuk, is het uitdagend, ben je betrokken? (dit motiveert je echt)
- *Hygienes** – karakteristieken van je werk die je niet motiveren, maar als ze er niet zijn demotiveren ze wel. (loon, veiligheid, goed werkmilieu etc.)
Wat kan je zeggen over McClelland’s need theory?
Niet iedereen heeft dezelfde ‘needs’. Mensen worden gemotiveerd door specifieke needs.
Er zijn mensen die gemotiveerd raken door:
- Achievement – hun ‘drive’ voor succes
- Affliation- zij vinden het belangrijk om interpersoonlijke relaties te hebben.
- Power – ze willen het gedrag van anderen kunnen beïnvloeden.
Wat kan je zeggen over de equity theory?
Meer een procesgerelateerde theorie.
Gaat niet zozeer om het identificeren van de ‘needs’ an sich.
Meer wat mensen gemotiveerd maakt is een proces.
Er wordt een balans gezocht naar wat zij leveren, wat ze er in stoppen (bijv tijd, loyaliteit, flexibiliteit etc.) en naar wat ze er van krijgen. Die balans wordt vergeleken met anderen. Is wat ze eruit krijgen eerlijk?
Wat kan je zeggen over de expectancy theory?
Theorie gaat niet zozeer over de balans, maar meer waar je van te voren over denkt:
Hoeveel moeite moet ik doen, hoeveel moet ik investeren en wat levert het me uiteindelijk op? En is dat bevredigend?
Hangt ook weer heel erg van het individu af. => Wat motiveert hen?
Wat kan je zeggen over de job design model?
Hackman & Oldman
Focust zich op de karakteristieken van een baan.
De ‘critical psychological states’ van mensen zijn belangrijk. => ervaren zij dat hun werk betekenisvol is?
Ervaren zij verantwoordelijkheid voor de uitkomst van het werk dat zij doen? Ervaren zij dat zij weten wat er gebeurt?
Dit creëer je door
- ‘skill variety’ (zorg dat mensen verschillende vaardigheden moeten gebruiken)
- ‘task identity’ (je werkt aan een taak die compleet is, je maakt het af, tot het eind)
- ‘task significance’ (ben je in staat om te zien wat je werk doet, wat voor effect het heeft => jouw efforts om het uiteindelijke resultaat te bereiken).
- autonomie
- feedback van je werk (het resultaat zien wat je krijgt, in staat zijn om te leren en te veranderen).
Waar gaat HRM en organizational behaviour over volgens jeroen van wijngaarden?
Het beïnvloeden van gedrag.
Als je kijkt naar de laatste kolom (productivity, increase in sales etc.) dat wil je beïnvloeden, maar dat is niet een directe invloed. Andere dingen (bijvoorbeeld de markt) kunnen ook een effect hebben op dit. Meestal kijken we naar HR performances. Middelste deel. Met name individuele performance is de focus van HR
(HRM performance relationship model)
Waaruit bestaat individuele performance?
Je wilt een bepaald gedrag zien.
-Job performance
* Task performance
* Citizenship behaviour
* Counterproductive behaviour (wil je niet zien)
-Organizational commitment