Week 5: Kanker op weefselniveau Flashcards

1
Q

Wat is een golden S-sign?

A

Als de bovenkwab van de long samenvalt door een grote tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voor welke ziekte is een x-thorax handig?

A

Pneumothorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de sens bij een x-thorax voor een longcarcinoom?

A

50-85%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de spec bij een x-thorax voor een longcarcinoom?

A

55-65%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke beeldvormende techniek wordt vaak gebruikt als eerste stap bij een longcarcinoom?

A

X-thorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke beeldvormende techniek is de tweede stap bij een longcarcinoom?

A

CT-scan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer gebruik je echografie in een oncologisch traject?

A

In follow-up bij een verder gezonde patient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat kan je zien op een echo met betrekking tot de oncologie?

A

Lever metastases

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe veel seconden na het toedienen van CT contrast moet je een scan maken voor een arterieel beeld?

A

30

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe veel seconden na het toedienen van CT contrast moet je een scan maken voor een veneus beeld?

A

80

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar staat de TNM classificatie voor?

A

Tumor
Nodes
Metastases

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer is er meestal sprake van een T3 tumor?

A

Groei door wand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer is er meestal sprake van een T4 tumor?

A

Groei in een ander orgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar wordt de TNM classificatie voor gebruikt?

A

Bepalen van stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen een CT en een PET-CT?

A

PET-CT is hetzelfde als een CT, maar in plaats van radioactief jodium wordt een radiogelabeld suikergoedje gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt mooi aangekleurd bij een PET-CT?

A

Tumoren met veel bloedvaten, die hebben veel suikeropname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Met welke beeldvormingstechniek kan een colonoscopie vergeleken worden? Welke wordt eerder gebruikt en waarom?

A

CT, het nadeel van een CT is dat je geen biopt kan nemen, dus eerst een colonoscopie doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer treden levermetastases vaak op?

A

Bij tractus digestivus tumoren, omdat deze vaak via de vena porta metastaseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe komen metastases in de long terecht?

A

Via het veneuze systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het grote nadeel van MRI?

A

Duurt lang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wanneer wordt een MRI gebruikt?

A

Bij tumoren in de kleine bekken vanwege de details voor de chirurg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Met welke beeldvormende techniek kan het verschil in maligne en benigne aangetoond worden?

A

MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is Recist?

A

Respons Evaluatie Criteria In Solide Tumoren, een meetbare respons na chemo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wanneer is er altijd sprake van progressie?

A

Nieuwe laesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is NADIR?

A

Punt in tijd waarbij de tumorbulk het laagst is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarmee moet de Recist vergeleken worden?

A

Kan tov baseline of NADIR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe wordt de Recist opgemeten?

A

Maximaal 5 leasies, max 2 per orgaan (grootste), en de som van de diameters worden genomen. De lymfeklieren moeten over de korte as benoemd worden en in het rapport meoten de niet-meetbare leasies benoemd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is CR?

A

Complete respons: alle target laesies weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is PR?

A

Partiele respons: >30% afname van de target laesies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is progressie?

A

Nieuwe laesie of >20% toename

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wanneer is er sprake van een stabiele ziekte?

A

Tussen de 30% afname en 20% toename

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Noem de 6 stappen van het voorbereiden van een microscopisch preparaat

A

Uitpakken op het path lab en excisie of biopt verwerken
Fixeren in een bad met hydrofiel formaline
Inbedden in parafine in een casette, waardoor het weefsel hydrofoob wordt
Casette met parafine en weefsel snijden
Gesneden plakjes op een glaasje
Kleuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke kleuren worden gebruikt voor een HE kleuring?

A

Hematoxyline en eosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe werkt formaline?

A

Vermindert het aantal enzymen die een cel degraderen, waardoor het weefsel hard wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is FFPE?

A

Formaline fixed-parafine embedded

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welke stap moet er ook nog gedaan worden bij een beenmergbiopt?

A

Ontkalken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is een lumpectomie?

A

Deel mamma resectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

BIj welke techniek van microscopie kan je de inbedding overslaan?

A

Cytologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Hoe werkt cytologie?

A

Cellen opzuigen, waardoor de cellen losliggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is het verschil tussen immunokleuring en hybridisatie in situ?

A

Immunohistochemie gaat over een chemische binding die een kleur afgeeft en hybridisatie gaat over een radioactief label wat gegeven wordt aan een stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is het verschil tussen klinisch stageren en pathologisch stageren? Welke is de gouden standaard?

A

Klinisch stageren wordt gedaan middels onderzoek voor de start van de behandeling
Pathologisch stageren wordt gedaan door een patholoog onder een microscoop en is nauwkeuriger
Pathologisch stageren is gouden standaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wanneer is er sprake van een metastase op afstand?

A

Bij een tumor buiten het drainagegebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is Tx?

A

Primaire tumor onvindbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is Tis?

A

Carcinoma in situ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Welke stadia zijn er?

A

I-IV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is stadium 0?

A

Voorloperstadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Hoe verandert het stadium door de tijd heen?

A

Niet, klinische stadium is ten tijde van diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat zijn synchrone metastasen?

A

Diagnose van metastases gelijk met primaire tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat zijn metachrone metastasen?

A

Metastasen in follow up

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Waar staat cTNM voor?

A

Klinisch stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Waar staat pTNM voor?

A

Pathologisch stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Waar staat ypTNM voor?

A

Pathologisch stadium na voorbehandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Waar wordt het klinisch stadium voor gebruikt?

A

Behandelplan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Uit welke 2 stoffen is het basaalmembraan opgebouwd?

A

Collageen IV en laminine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Noem 5 verbindingen tussen epitheelcellen

A

Tight junctions
Belt desmosomen/adherende juncties
Desmosomen
Hemidesmosomen
Gap junctions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat is de functie van tight junctions?

A

Waterdichtheid

57
Q

Wat is de functie van belt desmosomen/adherende juncties? En waar zitten ze in de cel aan vast?

A

Riem om cellen
Zitten vast aan actinevezels

58
Q

Waar zitten desmosomen vast intracellulair?

A

Intermediare filamenten

59
Q

Waar zitten hemidesmosomen aan vast?

A

Basaalmembraan

60
Q

Wat is de functie van gap junctions?

A

Communicatie tussen cellen door kanalen

61
Q

Welke 4 moleculen spelen een rol bij tight junctions?

A

CAR
JAM
Claudine
Occludine

62
Q

In welke structuren zit E-cadherine?

A

Belt desmosomen en desmosomen

63
Q

Van welke stof is E-cadherine afhankelijk?

A

Calcium

64
Q

Heeft E-cadherine een homofiele of een heterofiele binding?

A

Homofiel

65
Q

Waar zit het E-cadherine in een belt desmosoom ic aan vast?

A

Actine

66
Q

Waar zit het E-cadherine in een desmosoom via het linkereiwit aan vast?

A

Intermediaire filamenten zoals keratine

67
Q

Wat is de functie van E-cadherine met betrekking tot kanker?

A

Remt de uitzaaiing van kanker, waardoor met minder cadherines er meer metastases zijn

68
Q

Welke molecuul heeft een belangrijke functie in de linker eiwitten?

A

Beta-catenine

69
Q

Welke molecuul in hemisdesmosomen is belangrijk?

A

Integrines

70
Q

Wat voor soort moleculen zijn integrines?

A

Heterodimeer met een alfa en beta keten

71
Q

Hebben integrines een homofiele of heterofiele binding?

A

Heterofiele adhesie: ze binden aan een substraat

72
Q

Uit welke 5 onderdelen bestaat de interstitiële matrix?

A

Collageen IV
Elastine
Fibronectine
Proteoglycanen
(niet-epitheel) cellen

73
Q

Noem de 5 stappen van de tumorigenese

A

Normaal
Dysplasie
Carcinoma in situ
Invasief carcinoom
Metastase, waarbij gedeeltelijk herstel van de cel-cel adhesie plaatsvindt

74
Q

Noem de 5 stappen voor invasie van de matrix

A

Losmaken adhesies
Migratie door BM
ECM afbraak
Trechtervormige cel -> motiliteit verwerven
Locomotion naar dichtstbijzijnde vaatstructuur

75
Q

Welk eiwit is belangrijk bij de ECM afbraak?

A

Metalloprotease 9 (MMP-9)

76
Q

Hoe verplaatsen tumorcellen zich door de bloedbaan?

A

Liften mee met bloedplaatjes

77
Q

Hoeveel % van tumoren hebben al metastases bij diagnose? Hoeveel % daarvan is verborgen?

A

30%
20%

78
Q

Hoeveel % van de pt’s die overlijden aan kanker overlijden aan metastases?

A

90%

79
Q

Van welk soort tumor is het zeker dat deze niet metastaseert?

A

Basaalcelcarcinoom in de huid

80
Q

Op welke 2 manieren kunnen tumoren metastaseren?

A

Lymfatisch
Hematogeen

81
Q

Welke route nemen de tumorcellen bij lymfatische metastase?

A

Uitzaaiingen volgen lymfedrainage en komen vervolgens in de ductus thoracicus uit, en vervolgens via het hart in de circulatie

82
Q

Welke gedeelte van de lymfeklier wordt vaak als eerste aangedaan door tumorcellen?

A

Randsinus

83
Q

Welke 3 typen metastasering zijn er bij hematogene metastasering?

A

V. cava
V.porta
Mediaanlijn-type (schildklier en prostaat naar wervelkolom)

84
Q

Wat is de schildwachtklier?

A

De eerste klier waar de kankercellen heengaan

85
Q

Hoe kan de schildwachtklier nuttig zijn voor het kankerproces?

A

Onderzoeken van lymfatische metastases, als er geen uitzaaiingen zijn in de schildwachtklier, zijn die er waarschijnlijk ook niet in de rest van het lichaam

86
Q

Wat is een skip metastase?

A

Schildwachtklier wordt overgeslagen

87
Q

Wat is de in transit metastase?

A

In lymfebaantje al uitgroeien

88
Q

Wat is lymfangitis carcinomatosa?

A

Hele delta van lymfeklierbanen is verstopt

89
Q

Wat zijn tumordeposits?

A

Geen lymfekliercontext, deposit buiten lymfesysteem

90
Q

Wat is de EMT transitie?

A

Epitheel naar mesenchym

91
Q

Wat is de MET transitie?

A

Mesenchym naar epitheel

92
Q

Wat houdt de seed en soil hypothese in?

A

Seed zijn de tumorcellen die goeie of slechte eigenschappen hebben voor metastase
Soil is de nesting site die gunstig of ongunstig is voor metastase

93
Q

Hoe zit de verdeling van lymfatische neoplasieën?

A

91% non-Hodgkin lymfomen
9% Hodgkin lymfomen

94
Q

Wat is een extranodaal lymfoom?

A

Een lymfoom buiten de lymfeklier

95
Q

Noem 2 voorbeelden van een extranodaal lymfoom

A

MALT: mucosa associated lymfomas tissue, in maag, darm etc.
Burkitt: pre B-cel achtige tumor, in speekselklieren, kaak en ovarium

96
Q

Wat is de ziekte van Kahler? Wat produceert deze tumor?

A

Plasma cel myeloom, produceert fragmenten van immunoglobulines

97
Q

Wat is een hamartoom?

A

Een benigne longtumor

98
Q

Wat is de meest voorkomende longtumor?

A

Hamartoom

99
Q

Waar metastaseert een longtumor meestal naar?

A

Brein en bot

100
Q

Welke symptomen zijn er bij metastasering van een longtumor? (3)

A

Finger clubbing
Verhoogde peptides
Pleural effusal

101
Q

Noem 5 soorten longtumoren

A

Hamartoom
Pleiveiselcelcarcinoom
Adenocarcinoom
Kleincellig carcinoom
Grootcellig carcinoom

102
Q

Hoeveel % van de pts met een plaveiselcelcarcinoom rookt?

A

98

103
Q

Waar bevindt een plaveiselcelcarcinoom zich in 75% van de gevallen?

A

1-3 orde bronchi

104
Q

Waar is een plaveiselcelcarcinoom aan te herkennen?

A

Verhoornend

105
Q

In welke genen zit meestal een mutatie bij een plaveiselcelcarcinoom?

A

p16 of p53

106
Q

Waar bevindt een adenocarcinoom van de long zich meestal?

A

Dieper en perifeer

107
Q

Hoeveel % van de pts met een adenocarcinoom in de long rookt? En welke mutatie hebben deze mensen meestal?

A

75%
K-RAS

108
Q

Hoeveel % van de pts met een adenocarcinoom in de long rookt niet? En welke mutatie hebben deze mensen vaak?

A

25%
EGFR

109
Q

Uit welke cellen ontstaat een kleincellig carcinoom?

A

Neuroendocriene cellen

110
Q

Wat is kenmerkend aan een kleincellig carcinoom?

A

Kern neemt de hele cel in

111
Q

Wat is het voordeel aan een kleincellig carcinoom?

A

Chemogevoelig

112
Q

Welke 3 mutaties zijn er meestal bij een kleincellig carcinoom?

A

p53, RB of p16 overexpressie

113
Q

Welke mutatie komt het meest voor bij een CRC? In hoeveel %?

A

APC mutatie
85%

114
Q

Wat is een sessile serrated adenoom?

A

Mutatie in DNA-repair genen

115
Q

Bij welke ziekte is er sprake van een microsatelliet instabiliteit?

A

Lynch

116
Q

Waar metastaseert een CRC vaak naar?

A

Lever

117
Q

Wat doet een K-RAS mutatie bij CRC met de respons op cetuximab?

A

Verlaagd

118
Q

Wat is een DCIS?

A

Ductaal carcinoom in situ

119
Q

Wat is een LCIS?

A

Lobulair carcinoom in situ?

120
Q

Welke 3 soorten invasieve carcinomen zijn er bij de mamma?

A

Estrogeen positief, HER-2 negatief
HER-2 positief
Estrogeen negatief, HER-2 negatief

121
Q

Wat is het verschil tussen specifieke genomische afwijkingen en niet specifieke?

A

Specifieke zijn drivers en zorgen voor ontstaan van een tumor
Niet specifieke veroorzaken geen tumor

122
Q

Welke 2 soorten niet specifieke genomische mutaties zijn er?

A

Passengers/hitchhikers: komen en gaan
Age-related

123
Q

Wat is een wildtype?

A

Geen mutatie

124
Q

Wanneer wordt een proto-oncogen geactiveerd? Wat heeft dit voor effect op de % mutatie?

A

Bij 1 mutatie verandert het eiwit al
Laag % mutatie, omdat 50% van de tumor normaal is

125
Q

Wanneer wordt een tumorsuppressor gen geinactiveerd? Wat heeft dit voor effect op de % mutatie?

A

2 inactiverende mutaties
Hoog % mutatie, omdat er 2 mutaties nodig zijn voor afwijking

126
Q

Kan een tumor heterogeen zijn?

A

Ja, een tumor is in principe clonaal, maar er kunnen mutaties ontstaan tijdens de deling die voor heterogeniteit zorgen

127
Q

Wat zegt de hoogte van de coverage over overexpressie?

A

Hoe hoger de coverage, hoe meer DNA aanwezig is en of er miss sprake is van overexpressie

128
Q

Noem 3 klachten van een coloncarcinoom links?

A

Veranderd defaecatiepatroon
Rectaal bloedverlies
Krampen

129
Q

Noem 2 klachten van een coloncarcinoom rechts

A

Moeheid
Anemie

130
Q

Waar zit de mutatie bij FAP?

A

5q21

131
Q

Welk weefsel kan gekleurd worden met C31?

A

Endotheel

132
Q

Welk weefsel kan gekleurd worden met CD45?

A

Lymfocyten

133
Q

Welk weefsel kan gekleurd worden met cytokeratine?

A

Epitheel

134
Q

Welk weefsel kan gekleurd worden met desmine?

A

Glad spierweefsel

135
Q

Welk weefsel kan gekleurd worden met S100?

A

Kraakbeen

136
Q

Waar staat MSI voor, wat is het en bij welke ziekte komt het voor?

A

Microsatellite instability
Minder DNA stukken met veel repeats
Bij Lynch

137
Q

Waar beginnen lymfevaten?

A

Interstitium

138
Q

Noem 6 verschillen tussen lymfevaten en bloedvaten?

A

Lymfevaten hebben:
Gefenestreerd endotheel
Dunnere wanden
Ankerfilamenten
Endotheliale vouwen
Beginnen blind
Geen ery’s