Week 5 - HC Flashcards
Wat is het verschil tussen instabiele en stabiele plaque?
Instabiele plaque heeft een dun fibrotische cap over de lipide kern.
Stabiele plaque heeft een dikke fibrotishce plaque over de lipide kern. Deze leidt sneller tot obstructie van het lumen.
Wat is autoregulatie?
Het verlagen van vaatweerstand om drukverval te compenseren en de flow gelijk te gouden.
Hoe groter de flow, hoe groter het drukverval over de stenose.
F = (Pa-Pv)/ (Rstenose + Rarteriolen)
Welke factoren bepalen of het een instabiele of stabiele plak is?
- Duur van zuurstoftekort
- Gevoeligheid voor zuurstoftekort (temperatuur)
- Alternative bloedtoevoer
- Volledige versus partiële obstructie
- Acute vs geleidelijke reperfusie
Waarom is in de halsslagader een volledige obstructie gunstiger dan partieel?
Partieel kan losraken en bloedpropjes vormen die richting de hersenen kunnen gaan.
Hoe krijgt de lever zuurstof als de a. hepatica geblokkeerd is?
De vena portae, deze bevat 60% van oorspronkelijke hoeveelheid zuurstof.
Wat is de ischemische preconditionering?
Als voorafgaand aan volledige obstructie er een geleidelijk groeiende of verminderde afsluiting is.
Wat is ischemie?
Disbalans tussen zuurstofvraag en aanbod.
Wat is het klachtenpatroon bij claudicatio intermittens?
-> Etalagebenen.
Door anaerobe verbranding is er vooral tijdens lopen pijn in kuiten, pijn gaat weg bij stilstaan. Been zit ver van hart dus zuurstofrijk bloed moeilijk bereik. Als gevolg van zuurstoftekort treedt verzuring en vandaar de pijn in kuiten.
Waar duidt pijn in de bil op?
Verstopping van a. iliaca interna.
Wat kijk je bij lichamelijk onderzoek naar?
- Kleur van huid
- Arterien in lies, knieholte en enkel. (pulsaties)
- Luisteren naar soufflés
- Afwezigheid van haar tof atrofie van huid.
- Depending rubor = been optillen en kijken of voet wit wordt (blanching) en als been van bankje afhangt en voet rood wordt (depenbing rubor).
Wat is de enkel-arm-index (EAI) en hoe bereken je hem?
Systolische druk van enkel en arm.
BPenkel/ BParm
Index lager dan 0.9, dan is iets mis. Bij foutief hoge uitslag, hoger dan 1,3, kan oorzak een hoge leeftijd, diabetes of nierfalen zijn. Bij inspanning is er meer bloed nodig in het been en zal index kleiner worden.
Wat geeft de fontaine classificatie en wat is het?
Een maat voor ernst van klachten in de benen.
- Geen kalchten
- Claudicatio intermittens
- optreden pijn na meer dan 200 meter
- optreden pijn na minder dan 200 meter - Rust-/nachtpijn
- Gangreen (necrose)
Wat zijn de korte termijn complicaties van hypertensie en diabetes mellitus?
Hyper = hypertensie crisis; hersenbloeding, dissectie van aorta of retinopathie.
DM = Hypoglykemie en Hyperglykemie Type 1 keoacidose en Type 2 hyperosmolair
Wat zijn de lange termijn complicaties van hypertensie en diabetes mellitus?
Hyper
- Microvasculair; neuropathie, retinopahtie
- Macrovasculair; hersen/hartinfarct, aneurysmatisch, perifeer vaatlijden.
- Combinatie; hartfalen, erectie disfunctie.
DM
- Micro; nefropahtie, neuropathie, nefropathie.
- Macro; coronairlijden, herseninfarct, perifeer vaatlijden.
- Combinatie; diabetische voet, erectie disfunctie.
Welke vormen van hypertensie zijn er?
Graad 1 = Psys; 140-159 mmHg, Pdia; 90-99 mmHg.
Graad 2 = Psys; 160-179 mmHg, Pdia; 100-109 mmHg.
Graad 3 = Psys; boven 180 mmHg, Pdia; boven 110 mmHg.