Week 5 Flashcards

1
Q

Wat is de NIPT(niet-invasieve prenatale test)?

A
  • vrije DNA fragmenten in bloed moeder gekwantificeert
  • vanaf 10wk
  • trisomie 21(syndroom van Down, 96% betrouwbaar), 18(syndroom van Edwards, 98%) en 13(syndroom van Pateu, 53%)
  • niet op geslachtschromosomen, kleine stukken DNA en mutaties
  • bij afwijking invasieve prenatale diagnostiek en array
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn nevenbevindingen bij de NIPT?

A
  • zeldzame autosomale trisomieën
  • maternaal maligniteit(mamma, hematologisch, myoom): als teveel/weinig van meerdere chromosomen
  • structurele chromosoomafwijking bij moeder of foetus
  • maternale trisomie(mozaiek)
  • tot placenta beperkte afwijking(CPM)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is invasieve prenatale diagnostiek?

A
  • Chorionvillusbiopsie(10-14wk): transabdominaal of transcervicaal
  • Amniocentese(>15wk)
  • Cordocentese: zelden
  • Klein risico op miskraam
  • array of WES op verkregen materiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kan de uitslag van de NIPT anders zijn dan de array?

A

NIPT test op vrije stukken placentair DNA in maternaal bloed, terwijl een array test op DNA v/d foetus -> bij een confined placental/fetal mosaicism kan uitslag anders zijn
- trisomic rescue: door meiotische segregratiefout diploide oocyt/spermatocyt -> in volgende celdeling 1 chromosoom uitgestoten -> verschillende chromosoompatronen in weefsels
Hierbij risico op uniparentale disomie(UPD)
- postzygotische mitotische non-dysjunctie: embryo/placenta bevat cellijnen met en zonder chromosomale afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het doel van prenatale screening?

A

Reproductieve autonomie en wensouders in staat stellen weloverwogen keuze te maken
Dus niet zoveel mogelijk afwijkingen detecteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt prenatale screening?

A

Vanuit overheid aangeboden, meedoen en vervolgonderzoek zijn niet verplict
- eerst counselingsgesprek
- anamnese: verwijzing naar centrum voor prenatale diagnostiek en klinisch geneticus als dragerschap, structurele afwijkingen in eerste graad, erfelijke afwijkingen of mentale retardatie in familie, miskramen
- NIPT
- SEO: 13 en 20 weken echo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is SEO(structureel echoscopisch onderzoek)? Hoe kan iets gemist worden?

A
  • 13-weken echo: in studieverband, aanlegstoornissen en sluitingsdefecten
  • 20-weken echo: vaste lijst, hartafwijkingen en schisis
  • structurele afwijkingen(fenotypering)
  • missen: beperkte beeldvorming(adipositas, litteken), te klein of nog niet aanwezig
    NB: hartafwijking niet bij 13 weken, bij 20 weken TD en brein afwijkingen niet(pas bij 30wk)
  • vervolgonderzoek: GUO
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is GUO(geavanceerd ultrageluidsonderzoek)?

A
  • GUO-1: a priori verhoogde kans -> DM, hoog anti-ssA/B of anti-TSHr, teratrogene medicatie of genotsmiddelen, hoge stralingsbelasting, monozygote meerling, 1e graad verwant met structurele afwijking zonder genoomafwijking of meerdere afwijkingen in zelfde bloedlijm
  • GUO-2: verdenking op afwijking bij eerder echo,
    Afwijking gevonden: foetale therapie, wijziging beleid partus(tijd, locatie, plaats), abstinerend beleid, geruststelling, geen wijziging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe werkt zwangerschapsafbreking?

A
  • tot 24 weken mag het wettelijk
  • daarna alleen gedoogd door OM in uitzonderlijke gevallen waarbij MDO beslist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn indicaties voor prenatale diagnostiek?

A
  • Verhoogde kans op foetus met bekende genoomafwijking: eerdere zwangerschap met foetus met genoomafwijking, genetische aandoening of dragerschap ouder, structurele chromosoomafwijking ouders
  • na afwijkende NIPT
  • Afwijkingen bij GUO(ook verdikte nekplooi)
  • 2x mislukte NIPT obv te lage placentaire fractie
  • Al eerder weefsel verzameld mbv prenatale diagnostiek
  • Zwangerschap na ICSI/PID
  • In bijzondere omstandigheden na counseling
    Overig
  • Maternale seroconversie waarbij mogelijk foetale transmissie/echo passend bij foetale afwijking → PCR
  • Foetaal hematologisch onderzoek
  • Biochemisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt vruchtwater gemaakt? Wat kan de oorzaak van poly/oligohydroamnion zijn?

A
  • <16wk diffusie uit vliezen huid
  • daarna urine van foetus
  • huid verhoornd -> minder permeabel
  • vanaf 12wk maagvullin: foetus drinkt urine
    Polyhydroamnion: te grote tong, obstructie, slokdarm fistel, neurologisch; diabetes gravidium
    Oligohydroamnion: nieragenesie, urethrakleppen, placenta-insufficientie, gebroken vliezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kun je de zwangerschapsduur op echo bepalen?

A
  • CRL: lengte van kruin tot stuitje, tot 13-14wk
  • hoofdomtrek
  • buikomtrek thv lever -> als afwijkend tov zwangerschapsduur is dat negatieve/positieve dyscongruentie
  • lengte femur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is ventriculomegalie?

A
  • op echo veel vocht in hersenen en uitgezette ventrikel
  • kan hydrocefalus worden, hoofdomtrek is dan ook te groot
  • oorzaken: genetische afwijking, infectie(zika, CMV, rubella, toxoplasmose), spina bifida, intercraniele bloeding
  • prognose afhv onderliggend lijden
  • diagnostiek: vruchtwaterpunctie, infectie pannel, MRI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de ziekte van Duchenne?

A
  • X-linked recessieve mutatie in dystrofine eiwit
  • 1/3500-4500 jongens
  • klinisch: Duchenne en mildere Becker
  • Symptomen(manifestatie 8mnd-4jr): laat lopen, mentale retardatie, moeilijkheid opstaan van grond, vaak vallen, moeilijk traplopen, pseudo-hypertrofie kuitspieren
  • draagsters kunnen cardiomyopathie hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is X-inactivatie?

A
  • Vrouw inactiveert willekeurig 1 X-chromosoom per cel
  • In blastocyst stadium
  • Kan ongunstig zijn: fenotype variatie in draagsters
  • Barr-body gevormd bij inactivatie
  • X-inactivatie centrum(XIC): op q-arm, XIST gen → RNA coating initieert inactivatie
  • Alle dochtercellen hebben zelfde X-inactivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is hemofilie?

A
  • tekort aan stollingsfactor VIII(A) of IX(B)
  • X-linked recessieve overerving
  • ernst bij mannen: afhv werking eiwit, in familie hetzelfde
  • bij vrouwen variatie door X-inactivatie
17
Q

Hoe werkt X-inactivatie bij abnormale x-chromosomen?

A
  • X deletie: abnormaal chromosoom uit(ongunstig geactiveerde cellen gaan dood)
  • Gebalanceerde translocatie: normaal chromosoom geinactiveerd(anders mis je ook stuk autosomaal DNA en XIC weg)
  • Ongebalanceerde translocatie: abnormaal x chromosoom weg
18
Q

Wat is het ethische kader bij medische hulp bij voortplanting?

A
  • respect voor reproductieve autonomie
  • niet-schaden
  • weldoen(actief schade voorkomen of welzijn bevorderen): ook voor toekomstig kind
  • rechtvaardigheid
19
Q

Wat is het ethische kader bij screening?

A
  • belangrijk gezondheidsprobleem
  • respect voor autonomie: deelname is vrijwillig, recht op niet-weten
  • niet-schaden: emotionele belasting, belasting behandeling
  • weldoen
  • rechtvaardigheid: doelmatig en voor iedereen toegankelijk
20
Q

Hoe kan in twee families dezelfde mutatie voorkomen?

A
  • verre familie: founder effect
  • selectief voordeel: komt veel voor in populatie
  • alleen dat gen veroorzaak die ziekte, andere mutaties in zelfde gen geven andere ziekte
  • gevoeligheid genoom voor bepaalde mutaties
  • genetische bottle neck
  • toeval
21
Q

Hoe bepaal je de graden van verwantschap?

A

Genetisch: hoeveel genoom deel je gemiddeld
- 0e graads(100%)= eeneiige tweeling broer/zus
- 1e graads(50%)= broer/zus, ouders, kind
- 2e graads(25%)= opa/oma, tante/oom, kind van broer/zus, kleinkind, half broer/zus
- 3e graads(12,5%)= nicht/neef, overgrootouders, oud oom/tante, achterkleinkind
Juridisch: hoeveel ‘lijnen’ tussen jullie in
- 1e graads: ouders, kind
- 2e graad: kleinkind, opa/oma, (half)broer/zus
- 3e graads: kind broer/zus, overgrootouders, oom/tante, achterkleinkind

22
Q

Wat is een gebalanceerde reciproke translocatie?

A

Uitwisseling stukken tussen niet-homologe chromsomen
- drager heeft zelf geen klachten
- breuk midden in gen en autosomaal dominant
- kinderen wel: als in gameten chromosomen met translocatie en in ander zonder missen er genen(miskraam) of dubbel(mentale retardatie)

23
Q

Wat is kwetsbaarheid?

A

Disbalans tussen risicofactoren en beschermende factoren
- risicofactoren: lichamelijk, depressie, huiselijk geweld, verslaving, verstandelijke beperking, geen veilige woonsituatie, ongewenst of tienerzwangerschap, migratieachtergrond, geen sociale steun
- beschermende factoren: veilige en steunende relatie, steunend informeel netwerk, zelfredzaam, open staan voor ondersteuning

24
Q

Wat is sociale verloskunde?

A

Integrale zorg op maat
- naast medische aspecten ook leefstijl, psychische en sociale aspecten vrouw en gezin
- liefst al preconcetioneel
- samenwerking met andere artsen en partijen(gemeente, sociale domijn)

25
Q

Hoe wordt kwetsbaarheid onder zwangeren geclassficeerd?

A
  1. Zelfredzame zwangere: geen risicofactoren, beschermende factoren voldoende op toekomstige risico’s op te vangen → geen extra ondersteuning
  2. Potentieel kwetsbare zwangere: beschermende factoren zijn toereikend → overleg of extra en welke ondersteuning
  3. kwetsbare zwangere: geen acute situatie, maar beschermende factoren niet toereikend → overleg welke extra ondersteuning
  4. zeer kwetsbare zwangere(1%): urgente situatie → in overleg directe inzet zorg- en hulpverlening
26
Q

Welke factoren bepalen hoe iemand gezondheid ervaart?

A
  1. Bestaanszekerheid
  2. Leefomstandigheden
  3. Sociale netwerk
  4. Goede, betaalbare en begrijpelijke zorg
  5. Werksituatie
27
Q

Wat is kansenongelijkheid?

A

Mensen in kansarme wijk of met laag inkomen hebben korte levensverwachting, mindere gezondheid en minder kansen

28
Q

Hoe beïnvloed kansenongelijkheid zwangerschapsuitkomsten?

A
  • meer perinatale sterfte
  • vaker vroeggeboorte en te laag geboortegewicht(later meer overgewicht)
  • door stress slechtere ouder-kind relatie -> hechtings-, gedrags- en persoonlijkheidsproblemen
  • kindermishandeling
29
Q

Wat is de levensloopbenadering?

A
  • fases leven zijn met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar
  • periode voor geboorte is bepalen voor je latere leven en gezondheid
  • volksgezondheid bevorderen: goede gezondheid mensen in vruchtbare levensfase
30
Q

Wat zijn situsafwijkingen?

A

Situs invertus = Inwendige organen volledig in spiegelbeeld
Isomerisme= inwendige organen symmetrisch aangelegd(links minder erg)
- vaak ook problemen met trilharen en slijm, longen, fertilitieit doordat mutatie in trilharen

31
Q

Hoe wordt de links-rechts as aangelegd?

A
  • begin met nodal flow: vloeistofstroom naar links door trilharen in primitieve knoop
  • Nodal: tot expressie is linker zijplaat mesoderm en primitieve knoop
  • Lefty-1: in deel neurale buis grenzend aan notochord, voorkomt dat lefty-2 en Nodal midline passeren
  • Lefty-2: in linker zijplaat mesoderm, remt Nodal
  • Pitx-2: transcriptiefactor, aangezet door Nodal, stuurt in zijplaat mesoderm links cascade aan
32
Q

Waardoor ontstaat een congenitale hernia diafragmatica?

A
  • pleuro-peritoneale membranen
  • meestal links
  • hypoplasie long
33
Q

Hoe werkt de embryonale ontwikkeling v/d longen?

A
  • embryonaal stadium(week 4-7): dichotome vertakking -> bronchi principalis, lobularis en segmentalis
  • pseudoglandulaire fase(week 8 tot 13-16): serie meestal dichtome vertakking -> bronchiën en bronchioli
  • caniculaire fase(week 13-16 tot 25): verdere vertakking -> bronchioli respiratorii en ducutli alveolares, capillairen
  • sacculaire periode(week 26 - na geboorte): sacculi alveolares en alveoli, later bronchioli
  • alveolaire periode(week 30 - na geboorte): meer en grotere alveoli, type 1 pneumocyten
34
Q

Wat gebeurt er in week 2 na bevruchting?

A
  • op dag 5-6 hatching= blastocyst uit zona pellucida
  • Trofoblast cellen in contact met endometrium delen onvolledig en infiltreren endometrium, vormen synctium ⇒ syncytiotrofoblast
  • Rest trofoblast: cytotrofoblast
  • embryoblast wordt tweelagige kiemschijf: epiblast → embryo en hypoblast(endoderm) -> primaire dooierzak
  • amnionholte(ectoderm) binnen epiblast
  • dag 10-11: extra-embryonaal mesoderm rond primaire dooierzak en amnionholte, hierin chorionholte
  • chorion(extra-embryonaal mesoderm, trofoblast) vormt later placenta
  • door groei amnionholte dooierzak en chorionholte weg
35
Q

Wat gebeurt er in week 3 met het embryo?

A
  • Epitheel-mesenchym transformatie(verlies epitheliaal verband)
  • Gastrulatie= cellen in primitiefstreek groeien naar binnen → vormen mesoderm
    • Afhv waarin in primitiefstreek cellen naar binnen verschillende soorten mesoderm: paraxiaal(→ somieten), intermediair en lateraal
  • Ook craniaal: neurale lijst gevormd
  • Uitzondering: instulping bij bucopharyngeale membraan en cloacale membraan → 2-lagig
  • Neurulatie: door instulping(epitheliaal verband behouden) neurale plaat wordt neurale buis gevormd → neuroectoderm wordt ruggenmerg
  • Week 3/4: kromming schijf tot cilinder, groeit als paddenstoel boven zichzelf uit
    • Navelstreng ontstaat
    • Hart en allantois blijven op zelfde plaats
    • Borst- en buikwand gevormd
  • Eind week 4/5: bouwplan af