Week 5 Flashcards

1
Q

Wat is compound heterozygoot?

A

De twee zuster chromosomen zijn op twee verschillende plekken gemuteerd. (aplha en a ipv A en a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe erven X-linked recessieve aandoeningen door?

A

Moeder draagster: helft dochters aangedaan, zonen zijn ziek
Vader drager: geeft het niet door aan zonen, alle dochters zijn drager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een voorbeeld van een X-linked recessieve aandoening?

A

Spierdystrofie van Duchenne (mildere variant: Becker)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de klinische symptomen van Duchenne?

A
  • manifesteert zich tussen 18 mnd en 4e levensjaar
  • laat lopen, moeilijkheden bij het opstaan van de grond
  • vaak vallen
  • pseudo-hypertrofie van de kuitspieren
    Ernstige comp.: verkorting van pezen; verlamming ademhalingsspieren, hartstilstand, mentale retardatie, levensverwachting: 30 jr
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe groot is de kans dat Duchenne de novo ontstaat?

A

33%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is lyonisatie?

A

Het uitschakelen van het X chromosoom in de cel (om dubbele hoeveelheid DNA te voorkomen). Geinactiveerd X chromosoom = barr body

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe vindt lyonisatie plaats?

A

Het gebeurd in het vroege blastocyst stadium en het gebeurt in het X-inactivatie centrum (XIC). RNA zorgt voor deinactiverende coating.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk stollingsfactor is aangedaan bij hemofilie A en bij B?

A

A: VIII (85% van de gevallen)
B: IX

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Via welk overervingsmechanisme gaat hemofilie?

A

X-linked recessief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is incontinentia pigmenti?

A

Aandoening met afwijkingen aan de huid, tanden en nagels. Er is sprake van een beperkte verstandelijke ontwikkeling en soms mentale retardatie. Er is vaak sprake van blauwe sclerae.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe erft incontinentia pigmenti zich over en waar kan je dit aan zien?

A

X-linked domintant -> voor de meeste mannen lethaal, dus geen man aangedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt de pathogenese van incontinentie pigmenti?

A

NEMO gen is aangedaan (IKBKG) waardoor transcripitefactor NF-kappaB is aangedaan. Dit leidt tot hyperproliferatie en uiteindelijk apoptose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kan een kind van een pt met incotinentie prigmentie het krijgen?

A

ja, er is sprake van Skewed X-inactivatie. Het kan in de uitgezette X zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer gaat het embryo over naar de foetale periode?

A

Wanneer alles is de basis is aangelegd (8-9wk na conceptie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er in week 1 globaal?

A

Van eicel tot blastocyst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit bestaat een blastocyst?

A

De embryoblast -> zal het embryo uit ontstaan.
De trofoblast -> nodig voor de innestelling (syncytiotrofoblast: innesteling; cytotrofoblast: openzijde)

17
Q

Wat gebeurt er globaal in week 2?

A

Innesteling, aanleg 2-lagig kiemschijf en extra-embryonale vliezen. Hierdoor zijn er twee holtes: amnionvlies/holte en dooierak (=extra-embryonale darm). Aan het einde van week twee ontstaat de chorionholte.

18
Q

Wat gebeurt er met de drie holtes?

A

Dooierzak: verdwijnt
Amnionholte: vormt de ruimte met de foetus en het vruchtwater.
Chorionholte: verdwijnt

19
Q

Hoeveel chorions en amnions heeft een dyzygote tweeling?

A

2 chorions en 2 amnions

20
Q

Wanneer is de kans op een siamese tweeling het grootst?

A

Bij 1 chorion en 1 amnion

21
Q

Welke processen vinden plaats in week 3 en 4?

A
  • aanleg van primitiefstreek
  • gastrulatie
  • neurulatie
  • kromming
22
Q

Wat is gastrulatie en waar vindt het plaats?

A

De cellen in de primitiefstreek grooien waardoor het mesoderm wordt gevormd. Dit gebeurt caudaal.

23
Q

Op welke twee plekken blijft het embryo twee lagig?

A

Het buccopharyngeale membraan (wordt overgang mond naar keel) en het cloacale membraan.

24
Q

Welk proces vindt er in week 3 craniaal plaats? En wat wordt het?

A

Neurulatie: een deel van de epiblast worddt een buisvormige structuur. Het epitheliale verband blijft behouden. Uiteindelijk wordt dit de neurale buis.

25
Q

Welke organen komen uit het endoderm, mesoderm en uit het ectoderm?

A

Endoderm: darm, longen en lever.
Mesoderm: skelet, spieren, nieren en hart.
Ectoderm: epidermis en zenuwstelsel.

26
Q

In welke week kan een situs inversus ontstaan?

A

Week 3/4

27
Q

Wat is screening?

A

Onderzoek van een gezonde populatie om asymptomatische ziektes op te sporen (dit valt onder secundaire preventie).

28
Q

Wat is het doel van de prenatale screening?

A

betrokkenen in staat stellen tot het maken van een wel overwogen keuze (=geinformeerd keuze). Dit valt onder het recht van reproductieve autonomie.

29
Q

Welke prenatale screeningsonderzoeken zijn er?

A
  1. NIPT (non-invasieve prnatale test): test down- (21), edwards- (18) en patausyndroom (13). Geeft de kans op een foetale chromosoomafwijking aan.
  2. ET-SEO: screening op structurele afwijkingen (alleen in ondezoeksverband)
  3. TT - SEO
30
Q

Wanneer wijk je af van de standaard prenatale screeningsonderzoeken?

A

Als het diagnostische onderzoek meer waarde geeft dan het screenings onderzoek. Dit gebeurd bij mensen met een a priori verhoogd risico of als er een afwijking wordt vermoed.

31
Q

Waarom kunnen de chromosomen in de placenta anders zijn dan die van de foetus?

A
  • trisomic rescue
  • confined placental mosaicism
  • verschilt per afwijking
32
Q

Is zuurstof een oorzaak van een mentale beperking?

A

Nee, bijna nooit.

33
Q

Welke 3 typen vragen moet er op ethisch niveau over IVF gesteld worden?

A

Aanvaardbaarheidsvragen
Zorgvuldigheidsvragen
Vragen over de kosten