Week 4.2: Randomized controlled trials Flashcards

1
Q

Wat is RCT en wat gaat er vooraf aan het onderzoek aan?

A

Het is kwantitatief onderzoek waarbij je tenminste twee groepen hebt, interventie en controle groep. Eerst doe je:
1. Randomisatie
2. Groepen vormen
3. Gecontroleerde setting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Randomisatie en allocation bias

A

Randomisatie vermindert allocation bias, dit zijn verschillen tussen groepen die al bij aanvang voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

randomisatie en post-randomisatie

A

post-randomisatie kan zelfs na randomisatie plaatsingen
–> dit is dat er nogsteeds groepsverschillen kunnen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is randomisatie geen garantie voor controle

A

randomisatie vermindert bias, maar kan niet alle confounders controleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke soorten randomisatie zijn er

A
  1. simpele randomisatie: elke deelnemer word random toegewezen
  2. blok randomisatie: alle deelnemers worden aan blokken toegewezen, binnen de blok is het willekeurig
  3. stratificatie bij randomisatie: elke deelnemer word verdeel in strate (bijv geslacht)
  4. minimisatie bij randomisatie: minimaliseren van verschillen tussen behandelgroepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn voor en nadelen van stratificatie bij randomisatie

A

voordeel: het houd rekening met covariaat –> dus groepsverschillen
nadeel: complex bij meerdere covariaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn soorten controlegroepen

A
  1. care as usual: standaardzorg
  2. geen behandeling: geen zorg
  3. placebo behandeling: neppe zorg
  4. wachtlijst: deze groep krijgt geen zorg, totdat ze aan de beurt komen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is blinderen?

A

techniek om bias te verminderen, vergoot betrouwbaarheid
Bijv: placebo/hawthorne effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het placebo effect

A

positieve reactie die iemand kan hebben omdat ze denken dat ze een medicijn hebben gehad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het hawthorne effect

A

mensen veranderen hun gedrag omdat ze weten dat ze worden geobserveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een voordeel van blinderen

A
  1. minder bias in gerapporteerde effecten
  2. beter volgens van het protocol
  3. minder uitval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn stappen die je onderneemt bij het meten van het effect?

A
  1. representatieve steekproef trekken –> generaliseerbaarheid naar bredere populatie
  2. standaardiseren van dataverzameling
  3. meten van controlevariabelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn verschillende RCT-designs

A
  • concurrent parallel RCT: experimentele en controle groep randomiseren en tegelijkertijd meten
  • crossover RCT: experimentele en controle groep parallel aan elkaar meten, daarna de twee groepen omdraaien
  • Factorieel: verschillende groepen (meer dan 3) combineren en vergelijken met elkaar, dus AB, AC, ABC
  • Cluster: als je verschillende behandelingen hebt bijvoorbeeld randomiseer je wie er in die behandelingen komt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer gebruik je RCT

A

als je de effectiviteit van een interventie wilt meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor soort onderzoeksvragen onderzoek je bij RCT?

A

‘is interventie X effectief voor populatie Y’
‘welk mechanisme kan het effect verklaren?’ (mediatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer mag je RCT niet gebruiken?

A
  1. wanneer de interventie potentieel schadelijk zou kunnen zijn
  2. als de uitkomst zeldzaam is
  3. als je participanten langere periode MOET volgen (meer uitval)
  4. als er al genoeg overtuigend bewijs is
  5. als er weerstand is vanuit de praktijk
  6. als de populatie te groot is
  7. noodsituaties
17
Q

Wat is een intention to treat analyse (ITT)

A

Alle deelnemers worden meegenomen in de analyse, ook als ze geen behandeling hebben gekregen (controle groep)
Doel: randomisatie behouden ome effectiviteit te evalueren

18
Q

Wat is een sensitiviteitsanalyse en noem 1 nadeel

A

extra stap om bevindingen te meten tegen verschillende aannames
Nadeel: je moet aannames maken over hoe uitval je resultaten kunnen beinvloeden

19
Q

Wat zijn beperkingen van RCT’s

A
  1. interventies zijn gestandaardiseerd
  2. omgeving van interventie kan resultaten beinvloeden
  3. deelnemers die vooraf zijn getest kunnen leer-effecten hebben
  4. hawthrone effecten
  5. blinderen moeilijk bij gedragsinterventies
  6. uitval van deelnemers kan resultaten vertekenen
20
Q

Wat zijn voordelen van RCT

A

vermindert allocation bias: verschillen tussen groepen bij aanvang
- Door randomisatie alleen groepsverschil in behandeling
- Randomiseren is niet het zelfde als controleren
- Geeft je controle over confounders (bekend en onbekend)