Week 2.2: Filosofisch onderzoek Flashcards
Wat is filosofie
Discipline die zich bezighoudt met fundamentele vragen over het bestaan, kennis, waarden, rede, geest en taal.
Hoe onderscheiden filosofische vragen zich van empirische vragen?
- FV gaat niet over feitelijke informatie, maar abstracte concepten
- FV niet gericht op meten van effecten van interventies, maar aard van werkelijkheid
- FV stimuleren dicussies en debatten, er is geen goed of fout
Werktuig van filosofie
- Systematisch en redelijk denken: methodisch en logisch te werk gaan.
- ontevreden met oppervlakkige antwoorden
Wat word er bedoel met de constructief-kritische functie van filosofie?
- gericht op cruciale onderwerpen waarover vaak discussie bestaat. Meer duidelijkheid, meer geinformeerde beslissingen
- filosofie daagt uit tot kritisch nadenken over overtuigingen en normen
Hoe filosofeer je?
- Systematisch nadenken → doorvragen
- Analyseren en construeren van argumenten → Filosofie verbonden met taal
- Anderen overtuigen door middel van argumentatie en logica.
- Filosoferen altijd een dialoog → Filosofen reageren altijd op andere teksten
- Empirisch (feitelijke), conceptuele en normatieve claims gebruikt in argumentaties.
Wat zijn de fundamentele vragen en wat is de functie hiervan?
–> Kant probeerde grenzen van menselijke kennis en begrip te verkennen
1. Wat kan ik weten: Kennistheorie (aard/oorsprong)
2. Wat moet ik doen: Ethiek (wat is juist handelen)
3. Wat mag ik hopen: Metafysieka (bestaan/realiteit)
4. Wat is de mens: Filosofische antropologie (wat betekent het om mens te zijn)
Wat zijn doelen van filosofisch onderzoek?
Verschillende doelen:
1. Conceptuele verheldering: beter begrip van fundamentele begrippen.
2. Onderwijsfilosofisch onderzoek moet helpen bij het bieden van een basis voor het
verantwoorden en onderbouwen van keuzes in het onderwijs.
3. Het bieden van een alternatieve blik op onderwijspraktijken.
Er zijn verschillende categorien van vragen in filosofisch onderzoek, wat zijn deze categorien?
- Conceptuele verheldering: Beschrijvend en conceptueel → “Wat is autonomie in het onderwijs?”
- Waarden: Normatief en argumentatief → “Wat zijn de grenzen van de vrijheid van meningsuiting in de klas?”
- Rechtvaardigheid: Normatief en argumentatief → “Is een meritocratisch onderwijssysteem rechtvaardig?”
- Specifieke denkers: Beschrijvend en conceptueel → “Welke invloed heeft Rousseau op hedendaagse opvoedpraktijken?”
- Kritische analyses van beleidspraktijken en ontwikkelingen in het onderwijs: Normatief en argumentatief van aard → “Is het verbod op mobiele telefoons in de klas een goed idee?”
conceptuele onderzoeksvragen
gericht op begrijpen en verhelderen van concepten
Normatieve onderzoeksvragen
gericht op evalueren van waarden, normen of ethische kwestisch