Week 2.1: Single Case design Flashcards

1
Q

Single case studie

A
  • ontwerp waarbij indivueel geval word bestudeerd (vaak met systematische observatie)
  • N=1 studies vaak over langere periode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Single case experiment

A
  • Kenmerken van een single case studie, met daarbij manipulatie
  • onafhankelijke variabele manipuleren om causaliteit te onderzoeken
  • baseline is persoon zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

AB-design

A

1 baseline 1 interventie (AB)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ABAB design

A

Revsersal design (ABAB)
Baseline-interventie-baseline(-interventie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ABCB-design

A

Alternating treatments
Verschillende interventies worden toegepast en vergeleken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Multiple informants-multiple contexts

A
  • meerdere informanten
  • meerdere contexten
  • combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Simultaneous treatment design

A

meerdere interventies worden tegelijkertijd toegepast om het effect op het individu te onderzoeken
–> geschikt om interacties tussen interventies te onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Multiple baseline design

A
  • multiple baselines worden tegelijkertijd op verschillende tijdstippen gemeten
  • geschikt om effect van een interventie in verschillende situaties te onderzoeken
  • onderscheid tussen en binnen personen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tussen personen- Multiple baseline design

A

Meerdere individuen/cases die vergelijkbaar zijn op bepaalde kenmerken
- Elke persoon is zijn eigen controle (de baseline), daarna wordt de interventie geleidelijk bij elk individu geïmplementeerd.
- beoordelen of veranderingen in het gedrag of de uitkomst worden veroorzaakt door de interventie en niet door andere factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Binnen personen- Multiple baseline design

A
  • binnen hetzelfde individu meerdere baselines vastgesteld voor verschillende gedragingen, vaardigheden of contexten.
  • Evaluatie door na de baseline geleidelijk interventies en variabelen in te voeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Typen single subject designs

A
  1. case study: individueel onderzoek dat diepgaand (patronen/trends)
  2. Case experiment: causale relaties onderzoeken bij individuele gevallen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nonomethisch perspectief

A

gericht op algemene wetten en principes begrijpen voor de brede populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ideografisch perspectief

A

Unieke kenmerken en eigenschappen van individuele gevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen RCT en single case experiment

A
  • grote VS kleine steekproef
  • RCT hebben controlegroep, single case is eigen controlegroep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Doelen van single case experiments

A
  1. Is er een effect? (dus gedragsverandering)
  2. Is de interventie de oorzaak van dit effect?
  3. Begrijpen welke specifieke aspecten bijdragen aan het effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doet de NJI effectladder?

A

categoriseert verschillende niveaus van bewijskracht voor de effectiviteit van interventie (heeft meerdere tredes)

17
Q

Trede 4

NJI-effectladder

A

–> Sterke empirische aanwijzingen
● Zeer aannemelijk dat de uitkomsten door de interventie zijn veroorzaakt.
● Soorten onderzoek: Randomized Controlled Trials (RCT’s), (quasi-)experimenteel onderzoek, meer dan negen herhaalde single case designs met of zonder follow-up.

18
Q

Trede 3

A

–> goede emperische aanwijzing
● Enigszins aannemelijk dat uitkomsten veroorzaakt zijn door interventie.
● Soorten onderzoek: Veranderings-theoretisch onderzoek, dose-response-onderzoek, benchmarkstudies, meer dan drie herhaalde single case designs.

19
Q

Hoe kun je de betrouwbaarheid verhogen van een single subject design

A
  1. regelmatige/dagelijkse observaties
  2. objectief en meetbaar gedrag meten
  3. verschillende informatiebronnen
  4. meerdere metingen en informanten
  5. korte tijdsintervallen meten
  6. turven ipv subjectieve beoordeling
20
Q

Interne validiteit

A

mate waarin het effect kan worden toegeschreven aan de onderzochtte interventie

21
Q

Hoe kun je de interne validiteit verhogen?

A
  1. voldoende datapunten die stabiel gedrag aantonen tijdens baseline
  2. een manipulatie tegelijk
  3. ABA of ABAB design voor oorzaak-gevolg toewijzing
22
Q

Wat is generaliseerbaarheid?

A

Mate waarin de resultaten gegeneraliseerd kunnen worden naar andere individuen (buiten context van onderzoek)

23
Q

Kritiek op single case designs

A
  1. komt het effect echt door de interventie of door een andere factor
  2. tijdrovend om genoeg datapunten te verzamelen
  3. generaliseerbaarheid moeilijk (N=1)
  4. observaties/zelfrapportage zijn subjectief, dit verlaagt de betrouwbaarheid
24
Q

Hoe bereken je de effectgrootte?

A

Om effectgroottes te berekenen wanneer er sprake is van kleinere steekproeve, heb je de volgende gegevens nodig van elke studie apart:
1. Gemiddelde (Mean)
2. Standaarddeviatie (Standard Deviation)
3. Steekproefgrootte (N

25
Q

Wat is heterogeniteit en welke niveau’s zijn er?

A

mate van variabiliteit tussen resultaten die worden opgenomen in de meta-analyse
○ I2 = 0%: Geen heterogeniteit. Dit betekent dat alle variatie tussen studies toe te schrijven is aan toeval en dat de studies consistent zijn in hun resultaten.
○ I2 = 25%: Lage heterogeniteit. Een klein deel van de variatie tussen studies wordt veroorzaakt door heterogeniteit.
○ I2 = 50%: Matige heterogeniteit. Een aanzienlijk deel van de variatie tussen studies wordt toegeschreven aan heterogeniteit.
○ I2 = 75%: Hoge heterogeniteit. Het grootste deel van de variatie tussen studies wordt veroorzaakt door heterogeniteit