week 4.2 Flashcards

1
Q

wat zijn belastingen

A

Wettelijke verplichte overdrachten aan overheid zonder concrete, individuele tegenprestatie.
- onvrijwillig
- inkomensoverdracht (Inkomstenbelasting en BTW)
- vermogensoverdracht (successierechten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zijn premies en verplichte verzekeringen belastingen?

A
  • ja, want hoogte premie is niet in overeenstemming met wat je verzekerd
  • nee, want er staat directe tegenprestatie tegenover
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

profijtbeginsel

A

burgers en bedrijven dragen bij evenredig aan profijt van voorzieningen (individueel aanwijsbaar nut)
voordeel van overheidsvoorzieningen niet altijd vast te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

draagkrachtbeginsel

A

draagkrachtverhouding voor en na de belastingheffing gelijk
meetprobleem (inkomen als maatstaf - ook vermogen als maatstaf?)
bepalingen heffingsgrondslag (speelt een rol bij meerdere belastingen)
bepaling tarief (proportioneel, progressief of benthamse stelsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

benthamse stelsel

A

gemiddelde belasting: percentage van het inkomen dat aan de overheid betaald moet worden
- progressief: de gemiddelde belastingdruk stijgt naarmate het inkomen toeneemt
- degressief: de gemiddelde belastingdruk daalt naarmate het inkomen toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

algemene heffingskorting, en discussie

A

Dit is een som van 2.837 euro die voor mensen die boven de 21.317 euro verdienen per euro daalt. Er is discussie om de algemene heffingskorting die de partner ook mag aanvragen terwijl die niet geld heeft verdiend. Hiermee stimuleert de korting de partner niet om ook te gaan werken. Kostwinnersfaciliteit voor voorstanders, aanrechtsubsidie voor tegenstanders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

heffingsgrondslag

inkomstenbelasting

A

inkomen dat iemand in een jaar verkregen heeft
verschillende soorten belastingen vallen samen in verschillende boxen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

box 1

inkomstenbelasting

A

inkomen uit werk en eigen woning
- loon, salaris, pensioen, sociale uitkering
- woningwaarde forfait

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

box 2

inkomstenbelasting

A

voordelendie grootaandeelhouders van een n.v. of b.v. genieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

box 3

inkomstenbelasting

A

Hieronder valt de belasting op inkomen uit sparen en beleggen. Er wordt eerst een fictief rendement ‘gemaakt’, een prognose van wat er over bepaalde vermogensgroepen (30.000-100.000, 100.000 - 1 miljoen, en 1 miljoen +) aan rendement behaald wordt dit jaar, daarvan moet 30% belasting betaald worden. Het werkelijk behaalde rendement doet er niet toe en is belastingvrij. Dit is de vermogensrendementsheffing. Er is veel kritiek op omdat het met fictief rendement werkt ipv werkelijke opbrengsten te belasten, maar dit is administratief moeilijk en kwetsbaar voor belastingontwijking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Redenen voor belasting heffen

A
  • financiering overheidsuitgaven is de voornaamste reden.
  • bevorderen economische groei/werkgelegenheid (naast algemene heffingskorting is er ook een arbeidskorting die arbeid stimuleert)
  • maatschappelijke kosten zichtbaar maken (bij externaliteiten)
  • welvaartsverdeling veranderen bij progressieve belasting
  • stabilisatie conjunctuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

effect in consumptie en besparingen (investeringen)

economische gevolgen belastingen

A
  • consumptiepatroon wijzigen (bijvoorbeeld door een suikertaks, accijnsen)
  • spaarzin ontmoedigen, investeringen afremmen (vraag is hoe sterk dit effect is)
  • overeenstemming onder economen: de vorm waarin individuen sparen en ondernemingen hun investeringen financieren zijn afhankelijk van belastingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

effect door aftrek rentekosten

A

rentekosten zijn aftrekbaar van belastingen.
hypotheekrenteaftrek: gunstige behandeling eigen huis (sterke groei woningbezit/ hoge stijging huizenprijzen)
ondernemingen kiezen vaker voor schuldfinanciering. ondernemingen vrij snel eigen vermogen (aandelen) kwijt, omdat rente aftrekbaar is dus vreemd vermogen (leningen) is aanlokkelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Effect van belastingen: Arbeidsaanbod

A

Ontmoedigingseffect hoge marginale belastingtarieven. Hoe sterk is dat effect? Laffercurve gaat hierover.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

substitutie-effect

effect van belastingen: arbeidsaanbod

A

uitkering wordt aantrekkelijker omdat werken minder loont. (belastingtarieven stijgen, werk wordt minder aantrekkelijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

inkomenseffect

effect van belastingen: arbeidsaanbod

A

heel moeilijk om van je huidig inkomen rond te komen, als inkomen daalt omdat belastingen stijgen wil je meer werken om genoeg geld te verdienen. belastingtarieven stijgen, werk wordt aantekkelijker.

17
Q

Gevoeligheid effect mbt arbeidsaanbod

hoofdverdiener versus tweeverdiener

A

hoofdverdiener is niet gevoelig voor het effect vanwege substitutie effect en inkomenseffect

twee verdiener is hier wel gevoelig voor: hoeveel houdt een huishouden over als de minstverdienende een uur meer gaat werken?
- hoge marginale druk
- dubbele heffingskorting

18
Q

afwenteling

economische gevolgen

A

Werknemers proberen de belastingen op loon (btw en accijnzen) af te wentelen op de werkgevers door meer looneisen te stellen. Werkgevers wentelen de extra kosten af op de consument → hogere prijzen → loon-prijsspiraal.
(Vliegwiel van Kessler, jaren 60 en 70).
Bijna alle winst van bedrijven ging op aan loonkosten.
Jaren 80 is dit verschijnsel enorm afgenomen doordat de macht van vakbonden afnam.

De lonen zijn maar weinig gestegen sinds de jaren 80; de arbeidsinkomensquote (loonkosten bedrijven/inkomsten bedrijven) is gedaald.

Dit komt mede door:
- meer flexwerkers
- dalende organisatiegraad (van vakbonden)

19
Q

de wig

economische gevolgen

A

De wig is het verschil tussen brutoloon door de werkgevers en nettoloon van de werknemer. Daar zitten werkgeverspremies (werkgeverswig), werknemerspremies en inkomstenbelasting (werknemerswig) tussen.

Het brutoloon is de vraag naar arbeid, het nettoloon het aanbod van arbeid.

De wig tussen bruto en nettoloon is nog steeds groot, maar wel kleiner geworden.

Bij internationale vergelijkingen is de gemiddelde wig kleiner dan de wig bij de meeste buurlanden.

wig: brutoloon die werknemer betaald - nettoloon.

20
Q

de gemiddelde wig

A

arbeidskosten/nettoloon x 100%

21
Q

marginale wig

A

het deel van de loonstijging dat de werknemer misloopt door belastingen, premies en inkomensafhankelijke regelingen (waaronder ook bijvoorbeeld huursubsidie)

De marginale druk is vaak hoger dan de toptarieven van de inkomstenbelasting omdat mensen met hogere lonen niet altijd echt op vooruit gaan.

Daarnaast speelt de armoedeval een rol: meer verdienen is minder toeslagen, dus netto er niet op vooruit. Kabinet Rutte heeft daar veel voor verholpen.

22
Q

belastingbesparende constructies

A

Juridische mogelijkheden om zo min mogelijk belasting te betalen.
Door natuurlijke personen maar ook ondernemingen.
Gezinnen: bij pensioenen – en lijfrenteverzekeringen wordt belastingheffing naar latere jaren verschoven (nu: belastingbesparing – later: belasting betalen tegen lager tarief)

Ondernemers: kunnen kiezen voor een eenmanszaak om te zetten naar een bv.

23
Q

profit shifting

A

dochteronderneming in een ander land, deel van je winsten in eigen land, groot deel vam de winst neerslaan in een ander land

24
Q

transfer pricing

A

groot deel van de winst achterlaten door prijzen onderling tussen moeder en dochterbedrijf zo te laten afstemmen

Om de race to the bottom te voorkomen komt de G20 met een internationaal nieuw minimumtarief voor belasting: 15%.

25
Q

armoedeval

A

Na een verbetering van hun bruto inkomen zijn mensen niet alleen meer inkomstenbelasting en sociale premies gaan betalen maar moeten ook rekening houden met het verlies van een deel van hun toeslagen (voor zover die ook inkomensafhankelijk zijn).

26
Q

Belastingvlucht

A

Legale manier van belasting ontwijken is je bedrijf emigreren naar een land met een fiscaal milder klimaat, oftewel belastingparadijzen.

27
Q

positie van NL

belastingstelsel

A

De positie van NL als woonland en vestigingsland hangt deels af van ons belastingstelsel:
- puur nationale belastingpolitiek is niet mogelijk
- grote verschillen in belastingtarieven kunnen burgers en bedrijven stimuleren te verhuizen naar landen met milder belastingklimaat

28
Q

Belastingconcurrentie

A

landen beconcurreren elkaar door gunstige fiscale faciliteiten te bieden voor investeerders, vermogensbezitters en gekwalificeerde arbeidskrachten
A race to the bottom kan ontstaan!

29
Q

factoren van belastingconcurrentie

A

Andere factoren spelen ook een belangrijke rol:
- goede infrastructuur
- goed opgeleide bevolking
- weinig stakingsdagen
- stabiel politiek en sociaal klimaat

Mobiliteit van heffingsgrondslagen
- winsten en vermogens (EN hoofdkantoren) kunnen eenvoudig naar andere landen
verhuizen
- andere heffingsgrondslagen zijn minder mobiel
(particuliere consumptie, inkomen uit arbeid en onroerend goed)