Handel en markten Flashcards
BBP
Bruto Binnenlands Product (GPD)
De grootte van de economie wordt gemeten via het BBP.
- Het is de optelsom van alle inkomens en alle productie in een bepaalde periode
- Verre van de perfecte maatstaaf
- Productie (aanbod) –> inkomen –> vraag (says law)
Hoe beïnvloed de overheid onze keuzes?
Door middel van prikkels (incentives)
- accijns, boetes, subsidies, prijzen, nudging (kcal op een trap)
- bonussen
- hypotheekrenteaftrek versus pensioenen, het aanhouden van hoge schulden in plaats van sparen
Nadeel van prikkels (voorbeelden toegevoegd)
Het heeft unintended consequences
- Kinderopvang in Israël (boetes, mensen kwamen alsnog te laat)
- Bonuspunten voor opdrachten
- Mao’s spreeuwen (insecten plaag)
- Het Cobra effect (cobra’s kweken)
BBP geen goede maatstaaf
Het is een flow statistic; houdt geen rekening met alles voor het gemeten jaar
Als iets instort, is dat goed voor de economie. Er moet opnieuw iets opgebouwd worden. Op papier gaat het goed met de economie, maar in de realiteit is het niet vergelijkbaar
Alle diensten die over tijd goedkoper/gratis zijn geworden leiden tot krimp van economie
BBP per capita
BBP per hoofd
Bij economische groei, groeit het BBP per capita
Hoe kan productiviteit groeien?
Productiviteit van activiteiten
Gemiddelde productiviteit door allocatie
Allocatie
Het verplaatsen van diensten naar hen die daar goed in zijn
Verloop van meer welvaart
Hoe meer handel, hoe meer specialisatie, hoe hoger de gemiddelde productiviteit
absoluut voordeel
waar iemand het beste is in produceren
comparatieve voordelen
het goed dat je relatief goedkoop kan produceren
consequentie vrijhandel
- (Internationale) Handel leidt tot specialisatie, daardoor de gemiddelde productiviteit
- Hierdoor zijn er sectoren & actoren die “winnen” en sectoren & actoren die “verliezen”
winnaars
- Iedereen betrokken bij sectoren waarin een land een comparatief voordeel heeft
- De rest: via lagere prijzen
Verliezers
- Iedereen betrokken bij sectoren waarin een land geen comparatief voordeel heeft
Wanneer kopen vragers hun goederen
Vragers kopen enkel goederen als de prijs lager of gelijk is aan de waarde (utility) die zij er aan ontlenen
Wanneer verkopen bieders hun producten
Aanbieders verkopen enkel goederen als de prijs hoger of gelijk is aan de (marginale) kosten van productie (incl winst)
competitieve markten
Er moeten “veel” kopers en verkopers zijn
Er is vrije toe- en uittreding
Niemand is machtig genoeg om de prijzen te beïnvloeden (price takers)
Goederen zijn homogeen
Iedere koper en verkoper heeft “perfecte informatie”
Iedereen handelt rationeel en optimaliserend
Iedereen handelt enkel als dit in zijn/haar voordeel is
Markten functioneren in “isolatie
Rationeel en optimaliserend gedrag
- fietsen voor korting
- cognitieve biases
homogeen goed
we kijken naar de totale vraag op één product
willingness to pay van kopers
reflecteert de marginale opbrengst voor de consument