week 4.1 Flashcards

1
Q

budgetrecht

A

het recht om de begroting goed te keuren of af te wijzen en eventueel amendementen te adviseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

functies van de begroting

4

A
  1. autorisatiefunctie
  2. allocatiefunctie
  3. beheersfuntie
  4. controlefunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

autorisatiefunctie

A

niet zomaar uitgeven maar alleen als er een plan is. gemachtigd uitgaven doen tot een aangewezen maximum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

allocatiefunctie

A

nut van diverse uitgaven onderling afwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

beheersfunctie

A

beschikbare budget mag niet worden overschreden voor de taken die je gaat toewijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

controlefunctie

A
  1. rechtmatigheid
  2. doelmatigheid.

Doelmatigheid bestaat uit twee criteria
1. doeltreffend: beoogde doel bericht
2. efficient: tegen de laagst mogelijke kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

begrotingsbeginselen

A
  1. openbaarheid
  2. voorafgaande toestemming
  3. eenheid em volledigheid
  4. periodiciteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

openbaarheid

begrotingsbeginselen

A

Openbaar zodat volk een gefundeerd oordeel kan vellen. Geldt voor de behandeling en vaststelling, maar ook voor resultaten en controle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voorafgaande toestemming

begrotingsbeginselen

A

vloeit voort uit autorisatiefunctie, ministers en wethouders moeten machtiging hebben voordat begrotingsjaar begint. Soms mag hier een uitzondering op gemaakt worden maar schaars.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

eenheid en volledigheid

begrotingsbeginselen

A

alle inkomsten en uitgaven in 1 document. Alles komt in de begroting te staan. Sociale uitkeringen en gezondheidszorg zijn hier een struikelpunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

periodiciteit

begrotingsbeginselen

A

Voor autorisatie- en controlefunctie is het wenselijk dat de begroting op geregelde en niet te ver uiteen liggende tijdstippen worden vastgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

duidelijke indeling

Begrotingsbeginselen

A

helder inzicht geven inde uitgaven en uitkomsten. ook moet er duidelijk instaan welke minister voor welk deel verantwoordelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

trend vanaf jaren 90

De begroting: Institutionele aspecten

A

Naar een meer bedrijfsmatige aanpak bij overheid (uitvloeisel privatiseringsbeleid)
* prestatiemeting
* benchmarking
* vraag gestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

benchmarking

A

is productie-, exploitatie-, en prestatiegegevens van verschillende instellingen onderling vergelijken. De doelmatige instellingen worden als voorbeeld aangehaald voor de anderen. Voorbeelden zijn goed en slecht presterende scholen, politiekorpsen en ziekenhuizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

benchmarking

A

is productie-, exploitatie-, en prestatiegegevens van verschillende instellingen onderling vergelijken. De doelmatige instellingen worden als voorbeeld aangehaald voor de anderen. Voorbeelden zijn goed en slecht presterende scholen, politiekorpsen en ziekenhuizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

prestatiemeting

A

De beschikbaar gestelde middelen (geld op de begroting).
Dan ga je naar input: het personeel en materieel dat ingekocht wordt door de middelen.

Vanuit daar ga je naar de output: de geleverde productie die de input als gevolg heeft.

Dit kan onevenredig lopen met de outcomes, als er door externe factoren bijvoorbeeld nog meer geld nodig was.

De resultaten (outcomes) zijn van belang voor het meten van prestaties.

17
Q

Stelsel: VBTB-systematiek

A

Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording. controlefunctie van de begroting is belangrijker geworden.
Bestaat uit 3 www-vragen:
Wat willen we bereiken?
Wat gaan we daarvoor doen?
Wat mag dat kosten?

Koppeling met:
→ beleidsdoelstellingen
→ prestatiegegevens
→ middelen

18
Q

proces van rijksbegrotingscyclus

A

Dit proces duurt 3 jaar.

  1. Voorbereiding van de begroting prinsjesdag, door kabinet, maart van jaar ervoor: beleidsbrieven door ministers bij Ministerie van Financiën, aanpassing in het ministerie eind april 2019 in het
  2. Besluitvormingsmemorandum.
    Deze moeten door alle bewindslieden worden goedgekeurd. Daarmee is de begroting voor volgend jaar in mei vorig jaar al afgerond.
  3. Vaststelling van de rijksbegroting
    Direct na prinsjesdag. Tweede kamer die amendementen kan indienen, hier moet ook een dekking bij zitten. Daarna komen de apb en de algemene financiële beschouwingen. Voor het kerstreces is de begroting goedgekeurd.
  4. Uitvoering van de begroting
    In het huidige jaar. Soms zijn er tegenvallers, maar het Ministerie van Financiën probeert het budgetdiscipline in stand te houden; niet snel een noodfonds omdat de begroting nou eenmaal zo is begroot voor dit jaar. opstellen rekening en controle voor de verantwoording.
  5. Verantwoording van het beleid
    Dit gebeurd op gehaktdag, 3e woensdag in mei volgende jaar. Financieel jaarverslag van het rijk, en slotwetten. Ook hier moet de kamer mee instemmen.

Ook de Algemene Rekenkamer heeft vaak veel kritiek.

19
Q

begrotingsstelsels

3

A

verplichtingenstelsel
kasstelsel
baten-lastenstelsel

20
Q

verplichtingenstelsel

A

bedragen op begroting in jaar van aangaan verplicting

Nadeel: echte rekening volgt later. het is moeilijk voorspelbaar.
verkregen rechten: begroting op basis van te verwachten betalingen

21
Q

kasstelsel

begrotingsstelsel

A

begroten op basis van feitelijke betaling.
voordeel: eenvoudig
nadeel: geen budgetrecht parlement t.a.v. nieuwe verplichtingen
bovendien: schuiven met inkomsten en uitgaven

22
Q

baten- lastenstelsel

A

Begroten op basis van verbruik/gebruik productiemiddelen. Erg bedrijfseconomisch, ieder jaar draagt zijn eigen lasten mee. Stelsel op basis van afschrijvingen. Erg alomvattend.

Verschuiving van input naar output (ipv ingezette middelen naar gerealiseerde prestaties, de reële situatie gebruiken)

Harmonisatie: toenemende trend tot bedrijfsmatig werken bij overheid, investeringen afschrijven.

In een stelsel van lineaire afschrijving wordt een stormvloedkering in de Oosterschelde die 100 jaar meegaat over 100 jaar “betaald”, afgeschreven.
onderscheid kapitaaldienst en gewone dienst op de begroting:
1. gewone dienst
2. kapitaaldienst
3. gulden financieringsregel

22
Q

baten- lastenstelsel

A

Voordelen:
integrale kosten investeringen opgenomen (bijv. naast
aanleg ook onderhoud, beheer)
- afweging publiek- privaat gemakkelijker door
vergelijkbaarheid
- investeringen drukken minder op begroting, minder kans dat lopende uitgaven prioriteit krijgen (en investeringen achter blijven)

Problemen:
- een goede afbakening van gewone dienst, kapitaaldienst en afschrijvingsregime noodzakelijk
- invoering kapitaaldienst is niet meer geld ter beschikking.

Begroten op basis van verbruik/gebruik productiemiddelen. Erg bedrijfseconomisch, ieder jaar draagt zijn eigen lasten mee. Stelsel op basis van afschrijvingen. Erg alomvattend.

Verschuiving van input naar output (ipv ingezette middelen naar gerealiseerde prestaties, de reële situatie gebruiken)

Harmonisatie: toenemende trend tot bedrijfsmatig werken bij overheid, investeringen afschrijven.

In een stelsel van lineaire afschrijving wordt een stormvloedkering in de Oosterschelde die 100 jaar meegaat over 100 jaar “betaald”, afgeschreven.
onderscheid kapitaaldienst en gewone dienst op de begroting:
1. gewone dienst
2. kapitaaldienst
3. gulden financieringsregel

23
Q

gewone dienst

onderdeel baten-lastenstelsel

A

hier staan de inkomsten en uitgaven die tot een verandering van de omvang van het vermogen leiden, zoals belastinginkomsten en salarisuitgaven. Dit is de lopende rekening, winst- en verliesrekening. Kun je zien als geld dat van externen komt en naar externen gaat.

24
Q

kapitaaldienst

A

hier staan de inkomsten en uitgaven die tot een verandering in de samenstelling van het vermogen leiden, zoals het kopen van een stuk grond door de gemeente. Vermogen blijft hetzelfde, samenstelling alleen niet. kapitaaluitgaven als investeringsgoederen en leningen tegenover kapitaalinkomsten als opbrengst van de verkochte bouwgrond.
Voordeel: allocatiefunctie, omdat afschrijvingen en onderhoudskosten over tijd worden meegerekend, dus kan je beter inschatten waar je geld aan moet uitgeven.
Voordeel: Investeringen drukken minder op de begroting omdat niet het investeringsbedrag maar de kapitaallasten opgegeven worden in de begroting. Zo worden belangrijke investeringen niet uitgesteld.

25
Q

gulden financieringsregel

A

er mag uitsluitend voor kapitaaluitgaven worden geleend. de gulden financieringsregel zorgt ervoor dat het aantrekkelijk wordt om veel als een kapitaaluitgave te merken, dit kan gezien worden als manipulatie.