Week 4 - Nierweek Flashcards

1
Q

Zijn mensen met bloedgroep O geboren met anti-A en anti-B?

A

Nee
→ Via bacteriën wordt de antistof vorming geboost.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke bloedgroep bloedt sneller en waar heeft dat mee te maken?

A

Bloedgroep O
→ te maken met von Willebrand factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het werkingsmechanisme van rituximab?

A

Remt de aanmaak van antistoffen → pakt B-cellen aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is plasmaferese?

A

Plamsa wordt verwijderd en vervangen door een andere stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 2 soorten substitutie vloeistoffen kan je geven?

A
  1. Plasma (inc. stollingseiwitten)
  2. Albumine (nadeel: geen stollingsfactoren= meer kans op bloedingen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 3 manieren om HLA antistoffen te krijgen?

A
  1. Transplantatie
  2. Zwangerschap
  3. Bloedtransfusie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet imlifidase?

A

Klieft (splijt) alle subklassen (4) van IgG.
→ daardoor niet werkzaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geldt de wet voor orgaandonatie ook voor kinderen?

A

Ja → iedere burger in NL valt onder de wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kunnen baby’s van 6 weken donor zijn voor weefsel?

A

Ja → alleen voor hartkleppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kan je de distale tubuli herkennen in een HE kleuring?

A

Kralenketting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ziet op een HE kleuring acute tubulus necrose eruit?

A

Tubulus met maar een paar celkernen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kun je ontstekingscellen herkennen op een HE kleuring?

A

Kernen zijn donker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe is microvasculaire ontsteking te zien in een HE kleuring?

A

Ontstekingscellen in de capillairen in een glomerulus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe zie je een virale infectie bij een HE kleuring?

A

Vooral cellen met een kern aan de kant gedrukt en cytoplasma ernaast = plasmacellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar kan DSA tot leiden?

A
  1. Acute humorale rejectie
  2. Chronische orgaan falen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke HLA DNA typeertechnieken zijn er?

A
  1. SSP (Sequence Specific Priming)
  2. SSO (Sequence Specific Oligonucleotides) laag resolutie.
  3. SBT (NGS)
17
Q

Wanneer doen we een HLA antistofscreening?

A
  1. Voor toelating op wachtlijst
  2. Daarna elk kwartaal, 150 dagen houdbaar.
18
Q

Welke organen krijgen van minst naar meest immuunsuppressie?

A
  1. Lever
  2. Nier
  3. Hart en longen
19
Q

Waar hebben ciclosporine en tacrolimus vooral voor gezorgd?

A

Acute rejectie voorkomen.

20
Q

Wat zijn de nadelen van immuunsuppressie?

A
  1. Verhoogde kans op kanker (bij nier vooral huidkanker, lymfoom vaak EBV gerelateerd).
  2. Verhoogd risico op HVZ.
  3. Specifieke toxiciteit van immunosuppressie.
  4. Verhoogde incidentie infecties.
21
Q

Welke soort infecties zijn verhoogd bij immunosuppressie bij een Ntx?

A
  1. Bacterieel (vooral UWI)
  2. Viraal (polyoma virus, EBV, CMV, Sars cov 19)
  3. Schimmel (candida, pneumocystis jirovecii)
22
Q

Wat zijn verschillende componenten van het afweersysteem?

A

MMF grijpt aan op:
1. Huid, slijmvliezen (gram+, gisten)
2. Commensale flora (gram-, gisten)
3. T-cel (TB, virussen, schimmels)

Prednison grijpt aan op:
4. Granulocyten (gram-, gisten, schimmels)
5. Humorale afweer (gecapsuleerde bact.)

23
Q

Wat zijn oorzaken van een UWI mbt. urologische complicaties bij een Ntx?

A
  1. Blaaslediging stoornis
    - na jaren anuur zijn
    - asymptomatisch prostaat probleem
  2. Anastomose ureter-blaas probleem
    - stenose, lekkage
    - reflux
  3. Basislijden
    - neurogene blaas
    - trabekel blaas
24
Q

Wat zijn symptomen bij CMV?

A
  1. Malaise
  2. Koorts
  3. Colitis

Vaak ontvanger CMV IgG neg. Het transplantaat CMV+.

25
Q

Aan welke virus moet je vaak denken bij pijn in de mond?

A

Herpes simplex

26
Q

Wat zijn karakteristieken van BK bij een Ntx?

A

Kan je van de donor krijgen die er geen last van had. Door immuunsuppressie kan het wel in de nier opkomen.

27
Q

Welke infectie komt steeds vaker terug door COVID bij Ntx?

A

Aspergillus (superinfectie)

28
Q

Waar kan je naast herpes simplex aan denken bij pijn in de mond?

A

Gisten

29
Q

Wanneer komt een kind in aanmerking voor een niertransplantatie?

A
  • Elektrolytstoornissen met max. ondersteuning
  • Vochtprobleem/hypertensie
  • Ontwikkeling (school)
  • Groei
30
Q

Welke periode hebben kinderen het meeste risico op verlies van transplantaat bij Ntx?

A

Tijdens de puberteit.
- Het lichaam groeit en vraagt meer van de nier.
- Minder therapie trouw.
- Hormonale immunologische interactie?

31
Q

Wat is de anamnese en onderzoeken die worden uitgevraagd/onderzocht voorafgaand bij een transplantatie bij de donor?

A
  • Motivatie
  • Inschatten algehele gezondheid; Vg en medicatiegebruik
  • FA
  • Inventarisatie risicofactoren voor operatie en nierfunctieverlies
32
Q

Welke onderzoeken doe je bij de donor voor een niertransplantatie?

A
  • CT
  • eGFR (bepalen nierfunctie): let op spiermassa.
  • Urine: proteine (contra-indictatie donatie), hematurie, leukocyten
  • HLA en bloedgroep typering