Week 4 Les 1: Leeruirkomsten Flashcards

1
Q

Wat valt er onder de preoperationele fase (2-7 jaar)?

A

Symbolisch denken
Egocentrisme
Begrip van consenvatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is symbolisch denken?

A

Kinderen gebruiken taal en beelden om dingen voor te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is egocentrisme?

A

Moeite hebben met het inleven in anderen denken dat anderen hetzelfde ervaren als zijzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is begrip van conservatie?

A

Nog geen begrip hebben dat hoeveelheden gelijk blijven ookal verandert de vorm niet logisch kunnen redeneren en het begrijpen van concepten als conservatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de Steun op Piaget?

A

Hij legde de basis voor het begrijpen van stadia in de cognitieve ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat was de kritiek op Piaget?

A

Hij onderschatte vaak de vroege cognitieve vaardigheden van kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 3 visies van Vygotsky op de cognitieve ontwikkeling in de peuter en kleuter tijd?

A
  1. Sociale interacties
  2. Zonde van de naaste ontwikkelen(zpd)
  3. Rol van taal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houd die visie sociale interacties in?

A

De nadruk dat interacties met anderen ik essentieel is voor de cognitieve ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat hou de visie zone van naaste ontwikkeling in?

A

Ook wel zpd het is het verschil tussen wat een kind alleen kan en wat het kan doen met de hulp van een volwassene of vaardige peer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houd de visie rol van taal in?

A

Taal als cruciaal hulpmiddel voor denken en leren waarmee kinderen de wereld om hen heen beter begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe Verloopt van taal ontwikkeling bij peuters?

A

0-3 jaar
1e woorden (mama/papa)
Begin van zinnen en basis grammatica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe verloopt de taalontwikkeling bij kleuters?

A

3-6 jaar
Vocabulaire groeit snel
Complexere zinnen en grammatica
Begint abstracte concepten en verschillende betekenissen van woorden te begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is egocentrisch taalgebruik?

A

Het niet goed kunnen van peuters om hun perspectief te scheiden van anderen ze praten tegen zich zelf of als 3e persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke rollen spelen bij ontwikkeling genderindentiteit?

A

Genderidentiteit zelf
Stereo typen
Indentificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houd genderidentiteit tijdens de ontwikkeling in?

A

Start rond peuter kleuter tijd en ze begrijpen wat het betekent om een jongen of meisje te zinn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houd stereo typen op ontwikkeling van genderindentiteit in?

A

Het leren van de omgeving welke gedragingen mannelijk of vrouwelijk zijn

17
Q

Wat houd identificatie tijden ontwikkeling van genderidentiteit in?

A

Ontwikkelen van je eigen gevoelen van gender

18
Q

Wat zijn de 3 factoren die de ontwikkeling beïnvloeden?

A

Biologische factoren (genetica/hormonen)
Sociale factoren (opvoeding/cultuur/omgeving)
Psychologische factoren( ervaringen/zelfreflectie)

19
Q

Wat houd gender diversiteit in?

A

Het verwijst naar de erkenning dat er meer is dan de man vrouw verdekking gender is een spectrum en niet strict binair

20
Q

Wat zijn de 3 perspectieven over genderverschillen?

A
  1. Biologisch perspectief
  2. Sociaal cultureel perspectief
  3. Psychologisch perspectief
21
Q

Waar kijkt het psychologisch perspectief over genderverschillen naar?

A

Hoe genderidentiteit en gender rollen zich ontwikkelen door ervaringen, opvoeding en interactie met anderen

22
Q

Waar lijkt het biologisch perspectief over genderverschillen naar?

A

Kijkt naar de biologische en fysiologische verschillen tussen man en vrouw

23
Q

Waar lijkt het biologisch perspectief over genderverschillen naar?

A

Kijkt naar de biologische en fysiologische verschillen tussen man en vrouw

24
Q

Waar kijkt het sociaal cultureel perspectief in gender verschillen naar?

A

Hoe de maatschappelijke normen en verwachtingen gender rollen beïnvloeden het signeert dat we veel gedragingen die we mannelijk of vrouwelijk zien aangeleerd zijn door de samenleving