Week 1 Les 2: Leeruitkomsten Flashcards

1
Q

Wat zijn de 5 verschillende perspectieven op ontwikkeling?

A

1: Systematisch perspectief
2: Psychodynamisch perspectief
3: Behavioristisch perspectief
4: Cognitief perspectief
5: Evolutionair perspectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar let systematisch perspectief op?

A

Het bekijkt mensen binnen verschillende systemen zoals gezin of samenleving en de interacties daarin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar let psychodynamisch perspectief op?

A

Het richt zich op het onbewuste en de invloed van vroege ervaringen op de persoonlijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar let behavioristisch perspectief op?

A

Het legt de focus op aangeleerd gedrag door conditionering. Het uitgangspunt is omgeving beïnvloedt gedag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar let cognitief perspectief op?

A

Het bestudeert mentale processen zoals denken, geheugen en probleemoplossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar let evolutionair perspectief op?

A

Het ziet gedrag en mentale processen als geëvolueerd om te overleven en zich voort te planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houd het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner in ?

A

Het benadrukt dat de ontwikkeling van een persoon wordt beïnvloedt door verschillende lagen van omgevingsfactoren. Zoals school, gezin, bredere samenleving en cultuur die allemaal met elkaar in interactie staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe herken je het bio-ecologisch Bronfenbremmer model

A

Door te kijken naar de verschillende invloeden op de ontwikkeling van een persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 5 lagen van het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner?

A

1: Microsysteem
2: Mesosysteem
3: Exosysteem
4: Macrosysteem
5: Chronosysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zit er in de laag microsysteem?

A

Je directe omgeving zoals je gezin, vrienden en school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat er in de laag mesosysteem?

A

De interacties tussen verschillende delen van het microsysteem zoals de relatie tussen ouder en school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zit er in de laag Exosysteem?

A

Dit zijn de indirecte invloeden zoals werk van ouders of het beleid van de buurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zit er in de laag macrosysteem?

A

Dit is de brede cultuur en maatschappij zoals normen, waarden en wetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zit er de laag chronosysteem?

A

De veranderingen over de tijd zoals het leven van een kind of de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly