Week 4 H7 en H11 reynolds Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen neuropsychologische testen en psycho-educational testen Noem 2 voorbeelde per.

A

Neuro= IQ, sensory perceptie
psych-educational= IQ, DSM, Socio-emotional disturbances.

Bij psych-educational IQ gaat het meer over IQ gerelateerd aan school prestaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer is neurolopsychologische assement nodig? Geef twee voorbeelden:

A
  • brein gerelateerde cognitieve disfunctie
  • disharmonieus intelligentie profiel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is volwassen worden gerelateerd aan groei of vermindering van grijze materie? Wat betekend dit?

A

vermindering. Hersenen worden gespecialiseerder–>synaptic pruning. Het brein ontwikkeld zich van achter naar voren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welke periode is herstel van functies het grootst na hersenschade?

A

tot een jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat voor invloed hebben psychosociale problemen in het gezin op herstel tijdens hersenbeschadeging bij een kind?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Resulteert hersenschade altijd in cognitieve beperkingen?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

na hoeveel tijd is de kans erg klein dat hersenfuncties terugkeren na hersenschade?

A

na twee jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer komen executieve-functieproblemen vaak voor het eerst tot uiting bij kinderen?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de rol van een neuropsycholoog?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt bedoel met rekening houden met neurocognitieve deelfuncties?

A

Bv. intacte perceptuele processen zijn noodzakelijk voor goede prestaties op visuele herkenningstaken om geheugen te meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kun je uitspraken doen op basis van 1 test?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk kenmerk is het meest betekenisvol binnen een testuitslag?

A

grote verschillen tussen testuitslagen zijn meetal meest betekenisvol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het uiteindelijke doel van een neuropsycholoog?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

aan welke functies en hersengebieden zijn “fluid intelligence” gerelateerd?

A

aan executieve functies en de frontale gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen het declaratief en het procedureel geheugen?

A

Declaratief vs. procedureel geheugen: het ‘wat’ in het geheugen tegenover het ‘hoe’ in het geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen het declaratief en het procedureel geheugen?

H10

A

Declaratief vs. procedureel geheugen: het ‘wat’ in het geheugen tegenover het ‘hoe’ in het geheugen.

16
Q

De Wisconsin Card Sorting Test (WCST) is een?

H10

A

goede test voor abstract denken en de vaardigheid om te wisselen van set.

17
Q

Bij de Purdue Pegboard Test moeten participanten?

H10

A

pinnen in gaten steken met de linkerhand, rechterhand en daarna met beide handen. De test is goed om bij testbatterij te gebruiken, maar dient op zichzelf niet als een goede screening voor motorische problemen.

18
Q

De Continuous Performance Test (CPT) is….

H10

A

een familie van tests die vasthoudende aandacht meten.

19
Q

De Rey Auditory Verbal Learning Test (RAVLT) omvat

H10

A

het vrij herinneren van 15 woorden in elke volgorde. De participant wordt gescoord op het aantal woorden dat hij in de 5 trials goed heeft kunnen terughalen. Personen met een geheugenprobleem kunnen door de RAVLT goed worden gediagnosticeerd.

20
Q

Tijdens de Porteus Maze Test moeten participanten?

H10

A

een lijn tekenen zonder op te tillen om uit een serie doolhoven te komen die steeds moeilijker worden. De test is sensitief voor (traumatische) hersenschade. De test meet planning en inzicht.

21
Q

In de Tinkertoy test wordt participanten gevraagd….

H10

A

een zo uitgebreid mogelijk bouwwerk te maken met een soort ouderwetse K’nex. Mensen met hersenschade maken slechts kleine bouwwerken en scoren slechter dan mensen in de controleconditie. Daarmee stelden de onderzoekers dat het een goede test is om executieve functies te onderzoeken, maar ook voor onderzoek naar Alzheimer.

22
Q

Bij de Bender Gestalt Test (BGT) worden participanten gevraagd

H10

A

om plaatjes na te tekenen. Dit mag zo snel als ze willen. Er zijn verschillende scoringssystemen beschikbaar. Bij volwassenen wordt gekeken naar eventuele hersenschade, maar bij kinderen wordt de test gebruikt om de mentale leeftijd te onderzoeken. De score die uit de test komt, is de Visuele Motor Integratie (VMI), en is goed te vergelijken met IQ-scores.

23
Q

… wordt met de Vinger Lokalisatie Test’ getest.

H10

A

Mogelijk verlies van sensorisch vermogen

24
Q

beschrijf de De Behavior Assessment System for Children BASC-2 TEST (uitgebreid)
-voor wie?
-waar bestaat het uit?
-twee belangrijke voordelen?
-subschalen?
-hoe interpreteren?

11B

A

een instrument dat kan worden gebruikt voor kinderen tussen de 2 en 21 jaar oud.

De BASC-2 bestaat uit een Teacher Rating Scale (TRS), een Parent Rating Scale (PRS), zelfrapportage, een klassikaal observatiesysteem, een Parenting Relationship Questionnaire en een gestructureerde geschiedenis van de ontwikkeling van het kind.

De BASC-2 bestaat uit 16 subschalen die onder andere agressie, angst, depressie, leiderschap, sociale vaardigheden en studievaardigheden meten.

Bij het interpreteren van de scores adviseren de testmakers om een “top-down” benadering te hanteren, waarbij de clinicus begint bij het meest globale niveau (de behavioral symptoms index BSI) en naar beneden werkt naar de meer specifieke niveaus (beginnend bij internaliserende problemen, naar externaliserende problemen, naar schoolproblemen en ten slotte adaptieve vaardigheden).

bevat valliditeitsschalen
meet zowel positief als negatief adaptief gedrag

25
Q

waar bestaat De Achenbach System of Empirically Based Assessment (ASEBA) uit?

11b

A

bestaat uit de Child Behavior Checklist (CBCL), de Teacher Report Form (TRF), zelfrapportage en een direct observatiesysteem.

26
Q

De TRS, PRS, CBCL en TRF worden omnibus beoordelingsschalen genoemd. dit houdt in?

11B

A

Dit houdt in dat ze een groot bereik aan symptomen en gedrag meten die worden geassocieerd met verschillende emotionele- en gedragsstoornissen. De meest ideale omnibus beoordelingsschaal meet zowel internalisering (angst, depressie) als externalisering (hyperactiviteit, agressie).

27
Q

het tegenovergestelde van omnibus beoordelingsschalen zijn ….. noem er 4.

11B

A

Enkel-domein (syndroom-specifieke) beoordelingsschalen

  • De Childhood Autism Rating Scale (CARS) is geschikt om autisme te diagnosticeren bij kinderen vanaf 2 jaar.
  • De BASC Monitor for ADHD is ontwikkeld voor kinderen en adolescenten tussen de 4 en 18. De BASC Monitor is bedoeld om de behandeling van ADHD makkelijker te maken.
  • De Pediatric Behavior Rating Scale (PBRS) is bedoeld om de eerste symptomen van een bipolaire stoornis te identificeren en stoornissen met gelijke aspecten uit te sluiten.
  • Beoordelingsschalen van adaptief gedrag. Een speciaal soort syndroom-specifieke schaal is ontwikkeld om adaptief gedrag te meten. Adaptief gedrag is een verzameling van conceptuele, praktische en sociale vaardigheden. hier vallen meerdere tests onder.
28
Q

wat is het Student Observation System (SOS)?

11B

A

Het meeste gebruikte en populaire systeem voor directe observatie. SOS is een onderdeel van de BASC-2 en meet 14 gestandaardiseerde dimensies van gedrag. De SOS gebruikt momentarily time sampling (MTS) om er zeker van te zijn dat het hele spectrum aan gedragingen (zowel adaptief als onaangepast gedrag) wordt opgemerkt.

29
Q

Beschrijf de Clinical Assessment Scales for the Eldery (CASE)
-voor wie?
-wat meet het?
-drie verschillen met verglijkbare tests voor jongeren

11b

A

Het is een omnibus beoordelingsschaal voor mensen tussen de 55 en 90 jaar oud. De beoordelaar is een volwassen kind of partner van de beoordeelde.

Gedragsbeoordelingsschalen voor volwassenen

Een verschil is dat de CASE onder andere een Fear of Aging schaal bevat die depressieve symptomen bij volwassenen meet. Ook bevat de CASE een Cognitive Competency schaal die intelligentie en gerelateerde neuropsychologische vaardigheden evalueert. Een andere schaal die meestal niet bij kinderen en adolescenten wordt gemeten, is de Substance Abuse schaal.