Week 3 H10 Flashcards

1
Q

Wat zijn twee voordelen van diagnostiek naar gedrag.

A
  • objectiever, omdat het minder gebruik maakt van vragenlijsten en meer van observaties
  • minder inferentie-gevoelig mbt interpretatie van gedrag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn twee nadelen van gedragsdiagnostiek?

A
  • externaliserend gedrag is gemakkelijker te observeren dan internaliserend gedrag
  • beperkingen in de instructies van het diagnostisch instrument
  • bias –>sociale wenselijkheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn antecedenten?

A

Wat eraan vooraf gaat (in psychologische context “de trigger” van gedrag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

beschrijf het ABC-model voor gedragsinterventies.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf het SORC-model voor gedragsinterviews

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen Overt en Covert obsevatie? Wat zijn de voor- en nadelen?

A

overt=gecontroleerd
-lagere validiteit–>observer bias
-ethisch
covert=naturalistisch
-hoge validiteit
-ethisch delimma–>wanneer geen conscent
-grotere kans dat gedrag niet geobserveerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is event sampeling. wat zijn de nadelen?

A

methode waarbij de kwantiteit van gedrag gemeten wordt.

Nadeel: als gedrag vaak voorkomt kan het gemist worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is time sampeling. wat is het nadeel?

A

meten van gedrag tijdens een bepaalde tijdsperiode. geeft kwalitatieve informatie.

Nadeel: wanneer gedrag niet binnen bepaalde tijdsframe voorkomt wordt het gemist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor tests vallen onder maximum performance tests

A

vaardigheids/prestatie/aptitudetests. Tests hebben over het algemeen items met verschillende moeilijkheidsgradaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn typical response tests

A

Tests die informatie leveren over persoonlijkheid, gedrag, atttituden en interesses. Geen sprake van moeilijkheidsniveaus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Psychofysiologische tests?

A

meet veranderingen in lichamelijke omstandigheden. Denk aan EEG.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is ecologische validiteit?

A

In hoeverre een test een goede voorspeller is voor een werkelijke setting. Dit komt in het geding bij gecontroleerde tests.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke subschalen kent de WISC 4? Kijk er even naar en probeer zo veel mogelijk te onthouden.

H7

A
  1. Informatie: bij deze test wordt feitelijke kennis getest over personen, plaatsen en algemene fenomenen.
  2. Digit span
  3. Vocabulaire:
  4. Rekenkunde:
  5. Begrip: hierbij worden vragen gesteld die niet te maken hebben met feitelijke kennis, maar waarbij het belangrijk is dat men het kan uitleggen.
  6. Gelijkenissen
  7. Letter-nummer volgorde:
  8. Afbeelding afmaken:
  9. Afbeelding concepten:
  10. Blokdesign:
  11. Matrix redeneren:
  12. Object montage:
  13. Coderen:
  14. Symbool zoeken:
  15. Annulering
  16. Visuele puzzels:
  17. Figuur gewichten:
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In welke vier indexscores kent de WAIS 4?

H10

A
  • Verbaal Begrip:

gelijkenissen;

vocabulaire;

informatie.

  • Perceptueel Redeneren:

blokdesign;

matrix Redeneren;

visuele Puzzels.

  • Werkgeheugen:

digit Span;

rekenkunde.

  • Verwerkingssnelheid

symbool Zoeken;

coderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De SB5 heeft vijf factoren van intelligentie die verdeeld worden over twee domeinen, waardoor er 10 subtests ontstaan: Welke zijn dit en wat is het doel van deze test?

A

IQ test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de Bayley-III test?
-doel?
-schalen?
-voor wie?

H7

A

beschikbaar voor kinderen van 1 tot 42 maanden. De test bestaat uit 5 domeinen met representatieve schalen, namelijk:
* Cognitieve schaal:
* Taalschaal:
* Motorschaal:
* Sociaal-emotionele schaal:
* Aanpassend gedrag schaal:

komt geen algemene score uit, maar wel schaalscores.

17
Q

Wat is de WPPSI?
-doel
-voor wie?
-welke vijf subtests?

H7

A

De Wechsler Preschool and Primary Scale of Intelligence-IV (WPPSI-IV) wordt gebruikt voor kinderen van 2 tot 7 jaar. Er zijn vijf primaire index schalen met ieder twee subtests die de cognitieve vaardigheden van kinderen samenvatten.

  1. Verbaal begrip, subtests: informatie en gelijkenissen.
  2. Visueel-spatieel, subtests: blokdesign en object montage.
  3. Vloeiend redeneren, subtests: matrix redeneren en plaatjes concepten.
  4. Werkgeheugen: subtests: plaatjes onthouden en dierentuin locaties.
  5. Verwerkingssnelheid: insecten zoeken en annulering.
18
Q

Wat is de Leiter Test?
-wat?
-voor wie?

H7

A

Niet-talige tests. De Leiter-R test is een non-verbale test voor kinderen van 2 tot 21 jaar die geen gesproken taal nodig heeft en dus gebruikt kan worden voor kinderen die de taal niet spreken, kinderen met autisme, hersenschade en spraak- of gehoorproblemen.

19
Q

Wat is de Peabody pictur vocabulary test 4?

H7

A

is nuttig voor personen die zich verbaal niet kunnen uitdrukken en voor personen die verzwakte motorcondities hebben.

20
Q

Wat is biodata?

H11

A

De biodata zijn lijsten met data van de geschiedenis van het persoonlijke- en werkverleden. Het bevat ook demografische informatie. De biodata is objectief en in scores in te delen.

21
Q

Op welke vier manieren kunnen werkprestaties beoordeeld worden?

H11

A

Een eerste manier om de werkprestaties te beoordelen is door de prestaties te meten.

Als tweede manier om werkprestaties te beoordelen wordt de absentie van de werknemer bijgehouden.

Als derde manier wordt gebruik gemaakt van rapportage van collega’s en van zelfrapportage.

Als meest gebruikte manier zijn beoordelingsschalen die ingevuld worden door de leidinggevende.

22
Q

Wat is criterium contaminatie binnen werkprestatie beoordeling?

A

Criterium contaminatie bestaat wanneer een criteriummaat onderhevig is aan factoren die niet bij de baan horen. Hier vallen verschillende biases onder.

23
Q

Wat is groepskenmerken bias binnen beoordelen van werkprestatie?

A

Groepskenmerken bias komt voor wanneer groepskenmerken de individuele prestatie beïnvloeden.

24
Q

Wat is kennis van voorspeller bias?

A

Kennis van voorspeller bias ontstaat wanneer de leidinggevende persoonlijke kennis over de werknemer mee laat spelen voor de beoordeling.