Week 4, H6, H7 en H8 Flashcards

1
Q

Bestuurshandelen is niet onbegrensd. Bestuursorganen moeten voldoen aan vele publiekrechtelijke normen. Welke vallen hieronder?

A
  • Bijzondere rechtsnormen
  • Algemene rechtsnormen: procedureel
  • Algemene rechtsnormen: materieel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn voorbeelden van algemene rechtsnormen: procedureel?

A
  • Doorzendplicht
  • Geheimhouding
  • Omgang met adviezen
  • Hoorplicht
  • Beslistermijnen
  • Bekendmaking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de algemene rechtsnormen: materieel, ook wel beginselen van behoorlijk bestuur?

A
  • Fair play
  • Verbod van vooringenomenheid
  • Zorgvuldigheid
  • Gelijkheid
  • Vertrouwen
  • Rechtszekerheid
  • Motivering etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de functies van algemene beginselen van behoorlijk bestuur (a.b.b.b.)?

A
  • Voor de burger zijn het normen waarop hij zich in een rechtsgang kan beroepen
  • Bestuurlijke gedragsnormen: richtsnoeren voor het bestuur bij de uitoefening van bevoegdheden
  • Rechterlijke toetsingsnormen: bij strijd met een a.b.b.b. kan de rechter een besluit deels of geheel vernietigen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt het zorgvuldigheidsbeginsel in? art. 3:2 Awb

A

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Het is een kennisvergaringsplicht: het bestuursorgaan heeft een onderzoeksplicht
Er is ook een informatieplicht: als sprake is van een besluit op aanvraag, dan heeft de burger ook een informatieplicht, zie art 4:2 lid 2 Awb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan het bestuursorgaan aan de benodigde informatie komen?

A

Bijvoorbeeld door te horen (art. 4:7 Awb e.v.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt de informatieplicht in?

A

De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het rechtszekerheidsbeginsel kan worden opgedeeld in formele en materiële rechtszekerheidsbeginsel. Wat houdt het formele rechtszekerheidsbeginsel in?

A
  • (Voorschriften in) besluiten en wetgeving moeten ondubbelzinnig en duidelijk zijn geformuleerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt het materiële rechtszekerheidsbeginsel in?

A
  • Het geldend (bekendgemaakt) recht moet worden toegepast
  • Besluiten mogen niet met terugwerkende kracht ten nadele van de burger worden gewijzigd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt het verbod van vooringenomenheid in? Art. 2:4 Awb

A

Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid. Het bestuur moet open, eerlijk zijn, mag er geen dubbele agenda op nahouden. Ziet vaak op vermengen van persoonlijke belangen met algemene belangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan strijd met vooringenomenheid worden bewezen? 3 categorieën

A
  • Een functionaris heeft een persoonlijk belang bij een besluit
  • Het bestuursorgaan of de rechtspersoon waartoe het orgaan behoort, is belanghebbende bij het besluit
  • De bij het besluit betrokken functionaris was al in een andere hoedanigheid eerder bij de zaak betrokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De schijn van vooringenomenheid moet worden voorkomen. Dit gebeurt als iemand een te persoonlijk belang heeft en daardoor niet objectief naar de algemene belangen kan kijken. Hoe wordt dat waargemaakt?

A

De wethouder houdt zich erbuiten. De beslissing wordt zonder hem gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt het specialiteitsbeginsel in? Zie uitspraak Jetski’s

A

Beperkt de omvang van de belangenafweging: wetten dienen om specifieke algemene belangen te behartigen en kennen daartoe bevoegdheden toe. Het bestuursorgaan mag die bevoegdheden alleen met het oog op dat specifieke belang aanwenden en niet om andere belangen te dienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar is het specialiteitsbeginsel het spiegelbeeld van?

A

Het verbod van ‘détournement de pouvoir’ (misbruik van bevoegdheid, art 3:4 lid 1 Awb)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt het verbod van willekeur in? art. 3:3 Awb

A

Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt het evenredigheidsbeginsel in? Art. 3:4 lid 2 Awb

A

De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is er gebeurd bij de toeslagenaffaire?

A

De Raad van State heeft heel lang gezegd dat er een alles-of-niets bepaling was. Als je een klein foutje maakte, dan moest je alles terugbetalen, ook als dat zou betekenen dat je super erg in de schulden zou komen. Het was volgens de Raad van State niet mogelijk om dat proportioneel te doen of een deel terug te betalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Het evenredigheidsbeginsel ontwikkelt zich naar aanleiding van de toeslagenaffaire. Als we een volgende toeslagenaffaire willen voorkomen, wie moet er dan anders handelen?

A
  • De wetgever: door maatwerk wel mogelijk te maken?
  • Het bestuursorgaan: door altijd het evenredigheidsbeginsel in de besluitvorming mee te nemen?
  • De bestuursrechter: door altijd te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Voortaan gaat de bestuursrechter bij het toetsen aan het evenredigheidsbeginsel onderscheid te maken tussen geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid van het overheidsbesluit. Als daarvoor aanleiding is, toetst de bestuursrechter:

A
  • Of het besluit geschikt is om het doel te bereiken
  • Of het een noodzakelijke maatregel is, of dat met een minder vergaande maatregel kon worden volstaan
  • Of de maatregel in het concrete geval evenwichtig is.
    Hiermee wordt expliciet afstand genomen van het zogenoemde ‘willekeur’-criterium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De vraag of en zo ja, hoe intensief de bestuursrechter aan het evenredigheidsbeginsel toetst, hangt van veel factoren af en zal van geval tot geval verschillen. Het is een glijdende schaal waarbij de bestuursrechter alle varianten tussen vol en terughoudend kan toepassen. De intensiteit van de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt bepaald door:

A
  • De aard en de mate van de beleidsruimte van het bestuursorgaan
  • De aard en het gewicht van de met het besluit te dienen doelen
  • De aard van de betrokken belangen en de mate waarin deze door het besluit worden geraakt.
    Naarmate die belangen zwaarder wegen, de nadelige gevolgen van het besluit ernstiger zijn of het besluit een grotere inbreuk maakt op fundamentele rechten, zal de toetsing intensiever zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Stel dat het bestreden besluit berust op een discretionaire bevoegdheid die is ingevuld met beleidsregels, wat gebeurt er dan?

A

De bestuursrechter toetst dan ook de evenredigheid van de beleidsregel. Als ze voldoen, dan wordt er gekeken naar het concrete besluit.

22
Q

Wat houdt de hardheidsclausule in?

A

Dat er altijd aan het einde van het artikel een kanttekening is van als iets echt heel onproportioneel is, dan kan van de wet worden afgeweken.

23
Q

Wat zijn de 3 stappen van vertrouwensbeginsel?

A
  1. Is er sprake van een toezegging?
  2. Kan de toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan worden toegerekend?
  3. Verzet een belangenafweging zich tegen het honoreren van een gerechtvaardigd vertrouwen?
24
Q

Wat houdt ‘is sprake van een toezegging’ in?

A
  • Hoe komt een uitlating of gedraging bij een redelijk denkende burger over?
  • Uitlatingen en/of gedragingen van ambtenaren die bij de betrokkene redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop in zijn geval een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend
  • De betrokkene moet te goeder trouw zijn. De deskundigheid van de betrokkene kan een rol spelen
25
Q

Wat houdt ‘kan de toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan worden toegerekend’ in?

A
  • Verschuiving van het bestuurlijke naar het burgerperspectief. Een toezegging kan worden toegerekend aan het bevoegde bestuursorgaan, als de betrokkene ervan uit mag gaan dat degene die het hem heeft toegezegd, wist waar hij het over had.
26
Q

Wat houdt ‘verzet een belangenafweging zich tegen het honoreren van het gerechtvaardigd vertrouwen’ in?

A

Het vertrouwensbeginsel brengt niet met zich mee dat gerechtvaardigde verwachtingen altijd moeten worden gehonoreerd. Daartoe is vereist dat er geen zwaarder wegende belangen in de weg staan.

27
Q

Hoe kunnen die zwaarder wegende belangen zijn gelegen?

A

In strijd met:
- De wet
- Het algemeen belang
- Belangen van derden

28
Q

Wat gebeurt er als er zwaarder wegende belangen in de weg staan aan honorering van het gewekte vertrouwen?

A

Dan kan voor het bestuursorgaan de verplichting ontstaan om de schade te vergoeden die er zonder het vertrouwen niet zouden zijn geweest.

29
Q

Wat houdt het gelijkheidsbeginsel in? Er moeten twee stappen worden doorlopen, welke?

A

Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden en ongelijke gevallen naar de mate waarin zij verschillen.
Stap 1: Een vergelijkingstoets: gaat het om gelijke gevallen die beiden binnen de bevoegdheidssfeer van het bestuursorgaan liggen?
Stap 2: Is er voldoende objectieve rechtvaardiging voor een verschillende behandeling?

30
Q

Wanneer is er sprake van een gelijk geval en wanneer van een ongelijk geval. Bestaat er een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor het onderscheid tussen twee (groepen van) personen?. Er zijn 3 uitingen van het gelijkheidsbeginsel. Welke?

A
  • Het discriminatieverbod art. 1 Gw, art. 26 IVBPR
  • Consistentie bij vergunningverlening en handhaving
  • Europeanisering van het gelijkheidsbeginsel: het beginsel van gelijke kansen
31
Q

Wat houdt consistentie bij vergunningverlening en handhaving in?

A

Het gelijkheidsbeginsel vergt een consistent en doordacht bestuursbeleid over handhaving. Het veronderstelt dat het bestuur welbewust richting geeft en dus een algemene gedragslijn volgt ten aanzien van zijn optreden in rechtens vergelijkbare gevallen

32
Q

Wat houdt het europeanisering van het gelijkheidsbeginsel in?

A

Als een schaarse vergunning wordt verleend dan moeten alle ondernemers een gelijke kans om een aanvraag in te kunnen dienen.

33
Q

Wat houdt het fair play-beginsel in?

A

Het bestuursorgaan moet open en eerlijk met burgers communiceren, de betrokkenen goed informeren, geen informatie achterhouden, belanghebbenden niet aan het lijntje houden en burgers niet zomaar onder druk zetten

34
Q

Wat houdt het motiveringsbeginsel in?

A

Het motiveringsbeginsel houdt in dat besluiten moeten berusten op een deugdelijke motivering art. 3:46 Awb.
Art. 3:47 Awb: De motivering moet bekend worden gemaakt met het besluit. Binnen maximaal een week nadat het besluit is genomen, moet de motivering volgen.

35
Q

Wat is er gebeurd bij de toeslagenaffaire?

A

De Raad van State heeft heel lang gezegd dat er een alles-of-niets bepaling was. Als je een klein foutje maakte, dan moest je alles terugbetalen, ook als dat zou betekenen dat je super erg in de schulden zou komen. Het was volgens de Raad van State niet mogelijk om dat proportioneel te doen of een deel terug te betalen.

36
Q

Wat houdt beleidsruimte in?

A

Bij beleidsruimte heeft het bestuursorgaan de ruimte om te kiezen of het een bevoegdheid wel of niet inzet.

37
Q

Hoe kan je zien of er beleidsruimte is?

A

Is de bepaling met ‘moeten’ geformuleerd, dan is er geen beleidsruimte. Is de bepaling met ‘kunnen’ geformuleerd, dan is er wel beleidsruimte

38
Q

Wat moet er gedaan worden als er beleidsruimte is?

A

Art. 3:4 Awb, dan moeten alle relevante belangen door het bestuursorgaan worden afgewogen voordat het bestuursorgaan tot een besluit komt

39
Q

Hoe toetst de bestuursrechter als er sprake van beleidsruimte is? Wat houdt dit in?

A

Deze toetst terughoudend/marginaal: de rechter bekijkt of het bestuursorgaan in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Er wordt dan niet getoetst of de rechter hetzelfde besluit zo hebben genomen, maar wel of het besluit goed gemotiveerd is is, de wet goed is toegepast en er geen sprake is van willekeur.

40
Q

Wat gebeurt er als er geen sprake van beleidsruimte is?

A

Dan toetst de rechter vol.

41
Q

Wat is beoordelingsruimte?

A

Beoordelingsruimte bestaat als de normconditie een afweging of oordeel van het bestuursorgaan toestaat.

42
Q

Hoe is beoordelingsruimte te herkennen?

A
  • Naar het oordeel van het bestuursorgaan
  • Termen als doelmatig, noodzakelijk of evenwichtig
  • Voornamelijk vage begrippen
43
Q

Wat wordt er verstaan onder een vage term?

A

De vage term ziet erop dat de wetgever expliciet ervoor kiest de interpretatie van het begrip bij het bestuursorgaan neer te leggen. Het gaat voornamelijk om de beoordeling van feiten en de kwalificatie van feiten

44
Q

Hoe toetst de rechter als er wel beoordelingsruimte is?

A

Terughoudend/marginaal

45
Q

Hoe toetst de rechter als er geen beoordelingsruimte is?

A

Volle toets

46
Q

Wat toetst men als men vol toetst?

A

Zou ik als rechter dit besluit ook zo hebben genomen?

47
Q

Er zijn twee uitzonderingen op de marginale toets. Welke?

A
  • De rechter mag vol toetsen op rechtmatigheid als het bestuursorgaan geen beleids- of beoordelingsvrijheid had bij het nemen van het besluit
  • De rechter mag vol toetsen als het gaat om bestraffende sancties
48
Q

Wat zijn drie excepties die toch een volle toets mogelijk maken?

A
  • Het evenredigheidsbeginsel art. 3:4 lid 2 Awb
  • Het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel art. 3:2 Awb en 7:12 Awb
  • Het eventueel loslaten/versoepelen van bepaalde bestaande jurisprudentie, waardoor minder terughoudend hoeft te worden getoetst in nieuwe zaken
49
Q

Wat is het voordeel van de volle toets?

A

Effectieve en individuele rechtsbescherming van de burger

50
Q

Wat zijn de nadelen van de volle toets?

A
  • Het te vaak toelaten van een volle toets kan de verhoudingen binnen de trias politica in gevaar brengen
  • De feitelijke complexiteit van een concreet geval en de deskundigheid van een bestuursorgaan vormen in sommige gevallen een belangrijke reden om een volle toetsing door de rechter achterwege te laten