Week 3 Zelf, identiteit en biculturaliteit Flashcards

1
Q

Het zelf

A

Gevormd door de cognitieve voorstellingen, ideeën en beelden die iemand heeft over zichzelf en hoe/waarom hij zich gedraagt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zelfconcept

A

Is onderdeel van ons culturele wereldbeeld en heeft een functie, namelijk dat het culturele waarden medieert en het unieke in iemand waarborgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verschillende contexten van het zelf

A
  • thuis met familie
  • in een restaurant met vrienden
  • in het openbaar met vreemden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschillende domeinen van het zelf

A
  • fysiek
  • moreel
  • persoonlijk
  • familie
  • sociaal
  • werk
  • academisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Independent self

A

Staat op zichzelf en los van anderen met duidelijke grenzen, uniek en expressief in het realiseren van eigen doelen. Betrokken met stabiliteit en constantheid, zoals normen en waarden.
Westen, individualistische culturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Interdependent self

A

Gehecht aan anderen met onduidelijke grenzen, relaties met anderen staan centraal en zijn een doel op zich. Het zelf is niet constant en eerder een vloeibaar concept dat verandert naargelang de interpersoonlijke relaties in verschillende situaties.
Oosten, collectivistische culturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Studie Matsumoto (1996)

A

Toonde aan dat Japanse studenten zichzelf vaker als individualistisch zien dan collectivistisch, ondanks de verwachting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Twenty-statement test

A

Zelfconstructies meten, waarbij twintig uitspraken opschrijven die beginnen met “Ik ben…”.
Antwoorden worden gecodeerd als idiocentrisch, grote groep, kleine groep of allocentrisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zelfconcept is dus contextueel en multidimensionaal

A

Verschilt per context welke delen van het zelf naar voren komen, waarbij onafhankelijke en onderling afhankelijke eigenschappen samen bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Selfesteem

A

De cognitieve en affectieve evaluaties van jezelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Terror management theorie (Becker 1971, 1973)

A

Gaat er vanuit dat iedereen uiteindelijk doodgaat en ook bang is hiervoor. Hierdoor zou er nood zijn voor een buffer, waaruit dus het eigenwaarde ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Self-enhancement (zelfverbetering)

A

Een collectie van psychologische processen waarbij iemand zijn niveau van eigenwaarde verhoogt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zelf belediging (self-effacement)

A

Het onderschatten van je eigen deugden.
Kan verklaren waarom collectivistische culturen een lager niveau van eigenwaarde hebben dan individualistische culturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beter-dan-gemiddeld effect

A

Mensen overschatten hun eigen capaciteiten.
vooral westers
Andere verklaring voor verschil in eigenwaarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eigenwaarde verschillende facetten

A

Individueel: westers
relationeel: oosters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tactische zelfverbetering

A

Verwijst naar verschillende manieren waarop mensen proberen hun zelfbeeld of gevoel van eigenwaarde te verbeteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mutual self-enhancement

A

Specifieke vorm van tactische zelfverbetering.
Fenomeen waarbij mensen iemand anders een compliment geven, met de intentie om er zelf een terug te krijgen. Hiermee wordt hun gevoel van eigenwaarde vergroot zonder er zelf om te vragen.
Vaak bij partners in hechte relaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Soorten identiteit

A

Persoonlijke identiteit: kwaliteiten en attributies waarmee jij je onderscheid van anderen

Collectieve identiteit: gebonden aan sociale categorieën waar we bij horen

Relationele identiteit: onszelf in relatie tot andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Collectieve identiteit: sub-componenten

A

Culturele identiteit
Raciale identiteit
Etnische identiteit
Nationale identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Etnische identiteit

A

Beschrijft de psychologische toewijding van een persoon aan zijn of haar etnische achtergrond

19
Q

Hetzelfde geldt voor ras- en culturele identiteit…

A

die gebaseerd zijn op ervaringen met ras en cultuur
Ze richten zich op aspecten als culturele achtergrond, afkomst, taal, tradities en religie. Ze worden gevormd door de interactie tussen het individu en de samenleving en worden vaak van buitenaf toegewezen, maar ook ontwikkeld.

20
Q

Identiteit contextafhankelijk

A

Wanneer iemand zich in een context bevindt waarin hij of zij als een minderheid wordt gezien, worden de kenmerken van zijn of haar etnische of culturele achtergrond vaak mee benadrukt, door zwel de persoon zelf als de omgeving.

21
Q

Biculturalisme

A

Wanneer je tot verschillende culturen behoort.

22
Q

Identiteitsontkenning

A

Wanneer een individu niet herkend wordt als onderdeel van een groep waar hij of zij zichzelf mee identificeert

23
Q

Cultural frame switching

A

Afhankelijk van de situatie kan een persoon kennis uit verschillende culturele netwerken activeren.

24
Q

Moris & Peng 1994 - cultural frame switching

A

De onderzoekers keken naar hoe cultuur gedrag beïnvloedt. Amerikanen schrijven gedrag meet toe aan de persoonlijkheid van een individu (dispositionele attributie), terwijl Chinezen gedrag meer toeschrijven aan de sociale context (situationele attributie).

25
Q

Persoonlijkheid

A

Verwijst naar de cognitieve en gedragsmatige eigenschappen of kenmerken van een persoon die consistent zijn in tijd en situaties

26
Q

Vier benaderingen hoe persoonlijkheid en cultuur wordt bestudeerd (Cheung, 2011)

A
  • Psychologische antropologie
  • Etics/ cross-culturele benadering
  • Emic/ cultureel inheems perspectief
  • Gecombineerde emic-etc aanpak
27
Q

Psychologische antropologie

A

Introduceert concept van een nationaal karakter -> betekent dat elke cultuur een modaal persoonlijkheidstype heeft dat door de meeste mensen binnen die cultuur gedeeld wordt.
Persoonlijkheid ontwikkelt zich vroeg in kindertijd op basis van culturele kenmerken van de samenleving.

28
Q

Etic/ cross-culturele benadering

A

Ziet persoonlijkheid als een etic of universeel fenomeen, los van cultuur. Persoonlijkheid wordt gezien als iets dat in elke cultuur op een soortgelijke manier voorkomt en meetbaar is, waardoor vergelijken tussen culturen mogelijk is.
Zoekt naar zowel universele persoonlijkheidskenmerken als cultuurspecifieke variaties.

29
Q

Etic/ cross-culturele benadering - risico’s

A
  • Veel instrumenten worden overgenomen uit Engelse taal, wat een risico is voor etnocentrisme
  • Door vele vergelijken en kijken naar overeenkomsten tussen culturen, worden belangrijke details snel overgeslagen waardoor er een blinde vlek ontstaat
30
Q

Emic/ cultureel indigenous perspectief

A

Stelt dat persoonlijkheid en cultuur niet los van elkaar staan, maar elkaar beïnvloeden en vormen.
Verwerpt universele theorieën over persoonlijkheid en benadrukt dat persoonlijkheden uniek zijn per cultuur, vanwege onderlinge verwevenheid van cultuur en persoonlijkheid

31
Q

Emic/ cultureel indegenous perspectief - risico’s

A
  • Methoden zijn vaak niet streng genoeg
  • Er moet gekeken worden of het nieuwe instrument daadwerkelijk iets toevoegt ten opzichte van al bestaande instrumenten -> Incrementele validiteit
32
Q

Gecombineerde emic/etic aanpak

A

Tegenwoordig vaak gecombineerde benadering, waarbij zowel universele (etic) als cultuurspecifieke (emic) aspecten van persoonlijkheid worden erkend.
Suggereert dat universele en inheemse perspectieven elkaar niet hoeven uit te sluiten maar juist complementair kunnen zijn.

33
Q

Five-factor model - Big Five

A

Basisdimensies van persoonlijkheid
Openness
Conscientiousness
Extraversion
Agreeableness
Neuroticism

34
Q

Big five - cultuur vormt persoonlijkheid door te leren

A

Stel dat je opgroeit in cultuur waar het belangrijk is om risico’s te vermijden en veiligheid staat voorop, zoals cultuur waar onzekerheid wordt vermeden. Dan zul je waarschijnlijk hoger score op neuroticisme. Dit komt dan door cultuur

35
Q

Big Five - Selectieve migratie van vergelijkbare individuen

A

Stel een extravert persoon is iemand die graag sociaal is en van gezelschap houdt. Kan ervoor kiezen om naar stad te verhuizen waar dit gewaardeerd wordt. Trekken naar plekken die bij persoonlijkheid past

36
Q

Redenen waarom we denken dat mensen in een groep vergelijkbaar zijn

A

Idee van nationale identiteit: beter identificeren als je gelooft dat je dezelfde persoonlijkheid deelt

Basis voor stereotypes buiten jouw groep: denken dat je anders bent dat iemand buiten jouw groep

Perceptie van jezelf verschilt met die van een ander over jou

37
Q

Five factor theorie

A

Werd ontwikkeld om de gevonden variatie te verklaren. Stelt dat we worden geboren met biologische, basic tendensies (big five), waaruit characteristic adaptations (cultureel) voorkomen, zoals attitudes, vaardigheden, relaties of aangenomen rollen.
Aanpassingen worden ook beïnvloed door cultuur. Uiteindelijk komt hieruit ons selfconcept voort.

38
Q

Evolutionaire theorie

A

Persoonlijkheidsstructuur wordt hier gezien als universeel begrip van menselijke interesse door natuurlijke selectie en aanpassing aan de omgeving. Persoonlijkheidstrekken zouden adaptief moeten zijn aan de omgeving.

39
Q

Locus van controle (Rotter 1954, 1966)

A

Hoeveel controle iemand denkt te hebben over zijn/haar gedrag en de relaties in omgeving
Interne lotus: Alles toeschrijven aan jezelf
externe lotus: alles toeschrijven aan alles buiten jezelf

40
Q

Ashanti persoonlijkheid (Jahoda 1954)

A

Emic benadering
Bestudeerde kinderen die de naam kregen van de dag waarop ze geboren waren, die zouden verwijzen naar de ziel van die dag. Kan volgens hem geen toeval zijn
(Self-fullfilling prophecy)

41
Q

Afrikaanse Ubuntu

A

Emic benadering
Een persoon is alleen een persoon door de relaties die hij of zij heeft met anderen. Iemands persoonlijkheid bestaat uit verschillende lagen, namelijk familie, gemeenschap en voorouders.
Relaties zouden in balans moeten zijn

42
Q

Amae-relatiestijl (Doi 1973)

A

Emic benadering
Verwijst naar vorm van passieve afhankelijkheid die voortkomt uit de relatie tussen moeder en kind. Deze afhankelijkheid vormt basis van vele andere relaties

43
Q

Chinese Personality Assesment Inventory (CPAI) (Cheung et al 1996)

A

Etic-emic
Emic: specifiek ontwikkeld voor Chinese cultuur
Etic: persoonlijkheidskenmerken die zijn gevonden in Chinese cultuur zijn getest in andere culturen

Lin & church 2004 -> ontdekten dat factor van interpersoonlijke verbondenheid ook bij Chinese en Europese Amerikanen terug te vinden is, geeft aan dat deze dimensie niet uitsluitend Chinees is

44
Q

South African Personality Inventory (SAPI)

A

Doel was:
- Een inheems theoretisch model van persoonlijkheid te ontwikkelen, en
- Een persoonlijkheidstest te ontwikkelen die niet bevooroordeeld is ten opzichte van bepaalde talen of etnische groepen in Zuid-Afrika.

45
Q

Ontwikkeling SAPI

A
  1. Cultureel specifieke (emic) fase
  2. Ontwikkeling van instrument
  3. Combined emic-etic phase
46
Q

API

A

Arabische landen

47
Q

Beschrijvend label

A

Zo moet persoonlijkheid worden gezien, dat helpt om mensen van elkaar te onderscheiden in plaats van een perfecte voorspeller van gedrag.