Week 3: Seksualiteit en geboorteregeling Flashcards

1
Q

Wat is de hoofdwerking van de pil? Welk hormoon is hierbij belangrijk? Wat zijn neveneffecten?

A

Onderdrukken van de LH piek, waardoor er geen ovulatie plaatsvindt, voornamelijk door de progestagene component
Onderdrukken van ontwikkeling follikel, door onderdrukking FSH en LH, door oestrogene component
Neveneffecten: maakt het slijmvlies minder aantrekkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom worden er oestrogenen toegevoegd aan de pil?

A

Omdat het slijmvlies met alleen progestagenen atrofisch wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 4 voordelen van de pil

A

Cyclusregulatie
Verminderd bloedverlies
Verminderd androgeen effect
Verminderde kans endometriumca./ovariumca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem 3 nadelen van de pil

A

Tromboserisico
Mogelijk verhoogde kans op CVD
CVA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem 5 klachten van de pil

A

Hoofdpijn
Onregematige bloeding
Libidovermindering
Stemmingswisseling
Gewichtstoename

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 5 CIs voor de pil

A

Trombose in VG/hemofilie
CVD
Ischemische stroke
Leveraandoening
Mamma carcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Je hebt een pil gemist, binnen welke tijd kan je m nog innemen?

A

Intervallen tussen 2 pillen <36 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de seksuele responscyclus?

A

Verlangen
Opwinding
Orgasme
Herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 3 facoren zijn nodig voor seksuele motivatie?

A

Context
Communicatie
Prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn 3 voorwaarden voor het incentive motivatie model?

A

Intact seksueel systeem
Stimuli met seksuele betekenis
Geschikte omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de 4 seksuele levensfases?

A

0-25
25-55
>55
>75

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer krijg je HST?

A

<46: ja, tenzij
46-50: geen verhoogd risico? geen bezwaar HST
50-56: nee, tenzij sociaal invaliderende klachten
>56: niet doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer is de menopauze?

A

Laatste menstruatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de mediane leeftijd voor de menopauze?

A

51

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Na hoeveel tijd kan je menopauze vaststellen?

A

1 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de menopausal transition?

A

Cycli verlengen richting menopauze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Noem 4 klachten van menopauze?

A

Opvliegers
Nachtelijk transpireren
Hartkloppingen
Moodswings

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de fysiologie van opvliegers?

A

Thermoregulatie bij hypothalamus, thermoneutrale zone smaller bij vrouwen met opvliegers, door de verlaging van de estrogenen en de toename van noradrenaline

19
Q

Waardoor kan de thermoneutrale zone verbreed worden?

A

Serotonine

20
Q

Noem 3 indicaties van HST

A

Menopauze <46
Ernstige overgangsklachten
Verhoogde botontkalking >50

21
Q

Noem 4 CIs voor HST

A

Borstkanker
Baarmoederslijmvlieskanker
Trombose/longembolie
Migraine

22
Q

Wat voor HST kan je geven?

A

Geen uterus? Alleen oestrogenen
Wel uterus? Altijd combinatie van oestrogenen en progesteron, kan cyclisch/sequentieel of continu

23
Q

Hoeveel oestrogenen geef je bij HST?

A

Oestradiol 0,5, 1 of 2 mg

24
Q

Hoeveel natuurlijk progesteron geef je bij HST?

25
Wanneer zijn de evaluatiemomenten bij HST?
Tot 50 geen bezwaar, daarna elk jaar evalueren: alleen bij ernstige overgangsklachten
26
Op welke 3 niveaus werkt de pil?
Verlaging LH en FSH Samenstelling endometrium anders Samenstelling cervixslijm anders
27
Hoeveel generaties zijn er van de pil? Wat is het verschil?
4, type prostagenen
28
Welke middelen horen bij de 1e generatie van de pil?
Lynesterol/norethisteron
29
Welk middel hoort bij de 2e generatie van de pil?
Levongestrel
30
Welke middelen horen bij de 3e generatie van de pil?
Gestodeen/desogestrel
31
Welk middel hoort bij de 4e generatie van de pil?
Drospirenon
32
Wat hebben de 2e, 3e en 4e generatie in common?
<50mg ethinylestradiol
33
Welke pil schrijf je voor bij geen relevante VG?
2e generatie: levongestrel
34
Heeft de 3e of 2e generatie meer kans op trombose?
3e
35
Wanneer heb je bij pilgebruik een verhoogd risico op cervix/mammaca.?
BIj langdurig gebruik van 50mcg oestrogenen
36
Wat zijn de top 3 soa's?
Chlamidia COndylomata acuminata (genitale wratten) Herpes genitalis
37
Wat betekent N en C in het genoom?
N is chromosoomaantal in 1 genoom C is hoeveelheid DNA in 1 genoom voor replicatie
38
Tot welke fase komt de oogenese in de embryonale fase? En bij ovulatie?
Embryo: profase I Ovulatie: metafase II
39
Wat is de acrosoomreactie?
Fusie van buitenste acrosomale membraan met plasmamembraan Granula komen vrij Zona reactie Depolarisatie eicelwand
40
Wat is een morula?
Klompje cellen die nog in de zona pellucida liggen
41
Wat is een blastula?
Klompje cellen die uit het glasvlies gebarsten zijn
42
Wat voor structuren zijn betrokken bij de compactie van het beginnende embryo?
E-cadherines
43
Wat zijn de 4 rouwtaken?
Aanvaarden van verlies Aanvaren pijn Aanpassen aan nieuw leven Draad opnieuw oppakken
44