Week 3: hc 4 en 5 Flashcards

1
Q

High Performance Work Systems

A

➢ Clusters HR-instrumenten of activiteiten die leiden tot hogere prestaties bij medewerkers.
➢ Coherentie
➢ Doel om mensen beter te laten presteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vier vormen (theorieën) High Performance Work Systems

A
  1. Scientific Management (Taylor)
  2. Human Relations (Hawtorne)
  3. Revionism (autonomie)
  4. Socio-technische benadering (enrichment)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom worden Assesment Centers zo vaak gebruikt ondanks de slechte score van Schmidt en Hunter.

A

Omdat S&H het hebben over ‘oefening’ maar bedrijven gebruiken daarin IW, Big 5, interview EN oefening.
Incrementele Validiteit: toegevoegde waarde (laag bij oefening)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Total Quality Management

A

= een managementstroming gericht op voortdurende verbetering van algemene bedrijfsprestaties, en een focus legt op het voldoen van klanteisen.

➢ constant bezig met de vraag: kan het beter, kan het efficienter?
➢ Lopende band stilzetten en overleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

AMO model

A
P = A x M x O
Prestatie = Ability x Motivation x Oppertunity (omgeving)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Performance Management & Appraisal

A

PM = strategic process of linking individual goals to organizational goals to improve performance
> individueel vs organizational

PA: Process of identifying observind and measuring individual performance
➢ individueel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Performance Management zit een evolutie

A

➢ het idee van vroeger is dat je ze zegt hoe ze het moeten doen en dat je het nu op allerlei verschillende manieren doet (360 graden feedback)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

SMART (5)

A

Specifiek, Meetbaar, Attainable (haalbaar), Realistisch, Tijdgebonden
➢ goals setting theorie : mensen motiveren door bepaalde doelen te stellen.

> ‘Als je een model maakt zitten daar veronderstellingen in, op het moment dat die veronderstelling niet meer klopt, klopt je voorspelling ook niet meer.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Distributive Justice

A

➢ de verdeling hoe we beoordeeld en beloond worden is dat wel rechtvaardig
➢ REGEL: laagstbetaald vs hoogbetaald 1 op 20

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Procuderal Justice

A

Het proces wat aan de grondslag ligt van mijn beoordeling, is dat eerlijk?
➢ BV zusters moeten zich aan een tijdschema (targets) houden ipv goede zorgverlenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Goals gone WILD (4)

A

Setting goals is fine, but they should be ….
➢ mensen gaan raar gedrag vertonen
1. inflexible planning
2. te simpele planning (rewarding for A, hoping for B)
3. GAMING (strakke planning moeten halen binnen het wettelijk kader, terwijl je weet dat het nergens over gaat)
4. FRAUD (wet overtreden om targets te halen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Scientific Management

A
Frederick Taylor: mensen presteren beter als ze op een bepaalde manier (intrinsiek lui) worden bestuurd.
> Eerste coherente manager
Practices:
1. Werken
2. Directe toezicht (bv veiligheid)
3. Financial incentives (belonen en straffen)
System Approach:
Direct control system
'net paarden'
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Human Relations

A

Hawtorne studies

Persoonlijke aandacht en de sociale context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Revionism

A

Naar ze luisteren en autonomie geven.

> werk steeds autonomer en moeilijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Socio-technische benadering

A

Mens-techniek interactie werd belangrijker

Mensen meer ‘enrichment’ = uitdaging werd belangrijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 4 theorieën MBT motivatie.

A
  1. Needs theory (maslow)
  2. Reinforcement (skinner)
  3. Equity Theory
  4. Goal-Setting Theory
17
Q

Equity Theory

A

Sociale vergelijkingstheory
> Relatieve waarden van geld (vergelijken)
> Blaricum Syndroom

18
Q

Goal-Setting Theory

A
Haalbaar doel
> Flow
> Daniel Kaleman
> Feedback
> Performance management
      1. Strategie
      2. Doelstelling
      3. Op individueel niveau persoonlijke doelen
      4. Beloning
19
Q

Hoe voer je Talent Management uit? (4)

A
  1. systematisch aantrekken
  2. identificeren
  3. development
  4. engagement
20
Q

Twee manieren van ‘talent’ identificeren.

A
  1. Iemand is een talent of iemand heeft talent

2. Inclusief (alle werknemers) en exclusief (een specifieke groep met een bepaald talent).

21
Q

Talent Management 4 domeinen

A
  1. High potential competition
  2. HRM called Talent Management in discource
  3. Talent Differentation
  4. Talent specialization
22
Q

Talent Management 4 domeinen

1. High Potential Competition

A

Potentie, Kwalititeiten om beste leiders te worden

Voorbeeld: toekomstige leiders

23
Q

Talent Management 4 domeinen

2. HRM in Talent Management

A

Geld, verschillen in talent etc

24
Q

Talent Management 4 domeinen

3. Talent Differentation

A

Verschillende competenties

25
Q

Talent Management 4 domeinen

4. Talent Specialization

A

Mensen specializeren

bv argotypen