Fouten oefententamen Flashcards

1
Q

De supermarktketen Konmar bepaalt haar HR beleid op basis van haar business strategie. Van welk type “fit” is dit een voorbeeld?
A) Organisationele fit
B) Verticale fit
C) Horizontale fit
D) Geen van drieën; hier is geen sprake van fit

A

B) Verticale fit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Het HR role model van Storey (1992) is een typology gebaseerd op strategische/tactische keuzes en actiegerichtheid. Hier komen vier verschillende HR rollen uit. Als je strategie tactisch is en je gericht bent op interventies, wat is dan jouw HR rol volgens Storey?

A) Changemaker
B) Advisor
C) Regulator
D) Handmaiden

A

C) Regulator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Hofstede deed onderzoek naar cross-culturele verschillen. Hieruit kwamen een aantal dimensies waarop landen verschillend kunnen zijn. Wat is geen dimensie van Hofstede (1980)?

A) Individualisme
B) Mannelijkheid
C) Machtsafstand
D) Ongelijkheid

A

D) Ongelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Het onderstaande citaat gaat (het meest) over:
    ‘Apparently ‘good HRM’ is all about selecting the right people, developing them to do their job well, evaluating them on a regular basis for aligning their work with organizational goals, rewarding them for excellence and involving them in decision making’ (Paauwe & Boselie, 2007)

A. HPWS
B. Het VRIO framework
C. MHRM
D. IHRM

A

A. HPWS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. In welke situatie is er sprake van supplementaire P-E fit?
    A. Als de werknemer dezelfde eigenschappen heeft als de organisatie.
    B. Als de werknemer die eigenschappen heeft die de organisatie nodig heeft.
    C. Als de organisatie die eigenschappen heeft die de werknemer nodig heeft.
    D. Als de eigenschappen van de werknemer en de organisatie elkaar aanvullen.
A

A. Als de werknemer dezelfde eigenschappen heeft als de organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. “… measures stress sources (stressors) and refers to an internal state of an individual”. Welke woorden horen op de lege plek?

A) Job decision latitude
B) Job satisfaction
C) Job demands
D) Job insecurity

A

C) Job demands

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly