Week 3 deel 2 Flashcards

1
Q

Voorraad

A

Eenmalig gebruikt, niet bestemd om meerdere malen het productieproces door te gaan.

Aanwezig met de bedoeling om omzet te kunnen genereren

Waardering: Kostprijs of Kostprijs of lagere (inkoop)marktwaarde (voorzichtigheidsbeginsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vorderingen

A

Initiele waardering: nominale waarde
Tenzij: renteloze of laagrentende, langlopende schuld - Contante waarde.

Afwaarderen (per debiteur, al collectief of in combinatie) mag alleen indien waarschijnlijk is dat de vordering niet geheel kan worden geind.

Het percentage dat in mindering wordt gebracht mag geen willekeurige schatting zijn, maar moet worden gebaseerd op onderbouwde ervaringscijfers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onderhanden werk

A

Iets kwalificeert als onderhanden werk als het in opdracht van een derde wordt uitgevoerd.

Omdat wettelijk geen toerekeningsmethode is voorgeschreven mag Mason er zelf een keizen, toerekening kan bijvoorbeeld o.b.v. tijdsbesteding of ontvangen bedragen of op basis van kosten.

Werkelijke kosten direct nemen & opbrengsten toerekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bedrijfsmiddelen

A

Duurzame activa die bedoeld zijn om meerdere productieprocessen mee te gaan.

Hoofdregel: Kostprijs of lagere bedrijfswaarde

Hierbij:

Kostprijs = historische kostrpijs minus afschrijvingen

Lagere bedrijfswaarde: hoogste van directe en indirecte opbrengstwaarde (voorzichtigheidsbeginsel)

Indirecte opbrengstwaarde = De aan het bedrijfsmiddel toe te rekenen ondernemingswaarde van de onderneming

Indien er sprake is van een bedrijfsmiddel volgt uit het matchingsbeginsel dat de kosten met betrekking tot een bedrijfsmiddel verdeeld worden over de jaren dat het bedrijfsmiddel wordt gebruikt.

Echter is een afwaardering ook dan verplicht indien er sprake is van een ‘zodanige’
vermindering van bedrijfswaarde dat een winstbepaling die met de waardebepaling
geen rekening houdt niet meer in overeenstemming is met goed koopmansgebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gebouwen

A

Hoofdregel: kostprijs of lagere bedrijfswaarde.

Maar, art. 3:30a wet IB 2001.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Schulden

A

Juridisch afwdwingbare verplichtingen.

Hoofdregel: waarderen op nominale waarde

Maar:
Niet ‘ behoeft’ te betalen = vrijvallen ten gunste van de winst. Verjaring valt iig onder criteria ‘behoeven’.

Geen reeel rentepercentage = waarderen op contante waarde indien aanmerkerlijk verschil tov nominale waarde (10%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voorziening

A

Een verplichting die vermoedelijk zal ontstaan, maar nog geen juridisch afdwingbare verplichting is.

Criteria baksteenarrest:

  • Oorsprongvereiste - De toekomstige uitgaven vinden hun oorsprong in feiten en omstandigheden die zich in de periode voorafgaand aan de balansdatum hebben voorgedaan.
  • Toerekeningsvereiste - De toekomstige uitgaven kunnen ook overigens aan die periode worden toegerekend
  • Zekerheidsvereiste - Ter zake van de toekomstige uitgaven bestaat een redelijke mate van zekerheid dat zij zich zullen voordoen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kostenegalisatiereserve

A
  1. Er is een stellig voornemen dan wel vaste gewoonte de uitgave te doen
  2. De kosten moeten zijn opgeroepen door de bedrifjsvoering in het desbetreffende jaar
  3. De uitgave is ongelijkmatig in de tijd verdeeld
  4. Behoorlijke kans zijn dat de uitgave zich zal voordoen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly