Week 3 Flashcards
Week 1-2 recap stappenplan
- Is er een overeenkomst totstandgekomen?
- aanbod & aanvaarding (6:217)
- zijn er AV? zo ja, daarnaast informatieplicht (6:233-b) - Waren er problemen tijdens de precontracutuele fase?
- geen volledige ovk, problemen tijdens onderhandelingen?
> schadevergoeding wegens afbreken? (6:162)
- wel volledige ovk, wilsgebreken dwaling etc.?
> is de wil gebrekkig gevormd (3:44, 6:228)
> sanctie vernietigbaar, door buitengerechtelijke verklaring of rechterlijke uitspraak (3:49-51)
> gevolg bij inroeping: ovk wordt geacht nooit te hebben bestaan, terugwerkende kracht (3:53), verbintenissen uit onverschuldigde betaling (6:203-211) - Ovk tot stand gekomen en geen problemen tijdens precontractuele fase?
- strijd met wet (dwingend recht), goede zeden, openbare orde, vormvoorschriften?
> sanctie: nietigheid/vernietigbaarheid (3:39, 3:40)
> ovk wordt geacht nooit te hebben bestaan, terugwerkende kracht (3:53), verbintenissen uit onverschuldigde betaling (6:203-211)
Wat is de inhoud van de overeenkomst?
Artikel 6:248 lid 1 BW:
- uitleg: de door partijen beoogde rechtsgevolgen
-> HR Haviltex & HR Bunde/Erckens:
- De zin die pp in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen
- En hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten - overige factoren die de inhoud van de overeenkomst bepalen:
- wet
- gewoonte
- eisen van r&b
Uitleg B2B HR Lundiform/Mexx
· Uitleg B2B HR Lundiform/Mexx
- B2B onderhandeld en nauwkeurig vastgelegd
- Voorhands taalkundig uitleg, behoudens tegenbewijs, maar beslissend blijft Haviltex
· Entire agreement clause (EAC)/vierhoekenbeding
- Standaardclausules die worden opgenomen in contracten, te maken met Anglo-Amerikaanse recht, overeenkomst opgenomen omdat men een uitzondering op de parol evidence rule ter zijde wil zetten: als je een contract sluit kijken we alleen daar heen en niet wat getuigen hebben verklaard over de totstandkoming, uitzondering als de overeenkomst niet bedoeld is om alles te regelen in het contract, mag je wel kijken naar andere bewijzen. Partijen vinden zo’n uitzondering vervelend, we willen dat het contract achteraf niet veranderd kan worden door andere afspraken, uitzondering willen we weg schrijven dmv entire agreement clause.
- Staat er naar NL recht niet aan in de weg dat
> Bij uitleg bepaling betekenis wordt toegekend aan eerdere verklaringen/gedragingen
> En daarnaast afspraken zijn over andere onderwerpen
Inhoud ovk 6:248 - beperkende werking R&B
· Naar maatstaven van R&B onaanvaardbaar
· Uitoefeningstoetsing
· Omstandigheden voor, bij én na sluiten ovk
· Sanctie
- Beding in het concrete geval niet van toepassing, in een volgend geval wel?
- M.n. exoneraties HR Saladin/HBU & HR Matatag/De Schelde
- Bijv. “De aansprakelijkheid van leverancier voor alle gebeurtenissen is beperkt tot 100.000 euro.”
· “Voor zover” = analoog: 0, 1 en alles er tussen in (grijs gebied)
- Proportioneel derogerend (HR Royal & Sun Alliance/Universal Pictures)
- Vervalbeding in verzekeringspolis
- Melden “as soon as practicable”
- In aanmerking nemend dat nietigheden in beginsel niet verder reiken dan hun strekking meebrengt
- Vordering toegewezen min 10% 6:97
AV - uitleg individuele bedingen
· Onduidelijke kernbedingen zijn AV 6:231-a en kunnen dus op onredelijk bezwarendheid worden getoetst
· Specifieke bepaling in ovk prevaleert niet automatisch boven bepaling in AV, maar is gezichtspunt bij de uitleg HR Vos/Heipro
· B2C contract proferentem 6:238-2
AV - onredelijk bezwarend 6:233-a BW
· Inhoudstoetsing 6:233-a
- Omstandigheden vóór of bij sluiten ovk
- Sanctie
> Vernietigbaarheid van het beding
> “indien” = digitaal: alles of niets
> Mitigeren gevolgen? Partiële nietigheid, conversie etc.
· Alternatief: uitoefeningstoetsing 6:248-2
· Samenloop 6:233-a & 6:248-2
- Kiezen HR Bramer/Hofman Beheer 2002: twee sporen
- Primair vernietiging, subsidiair n.v.t.
AV - B2C
·Zwarte lijst 6:236 (wordt ‘geacht’)
· Grijze lijst 6:237 (wordt ‘vermoed’) -> mogelijkheid tot ontzenuwen (bijv. exoneratie)
· Uitleggen cfr Ri oneerlijke bedingen 93/13
· Ambtshalve toetsing & vernietiging, zelfs als consument niet verschijnt HR Heesakkers/Voets
· NB bijzondere ovken bevatten soms gunstigere regeling, bijv. bij exoneratie 6:233-a jo. 6:237-f vs 7:24-1 jo. 7:6-1 jo. 3:40-2
AV - B2B
· Kleine zakelijke wederpartijen reflexwerking zwarte en grijze lijst, m.n. bij bedrijfsvreemde activiteiten HR Hibma
· Uitzondering 6:233-a+b nvt
- Grote wederpartijen 6:235
- Internationale B2B transactie 6:247-2 bijv. NL verkoper verkoopt aan US koper waarbij NL verkoopvoorwaarden van toepassing worden verklaard
· Dwingend recht 6:246
6:248-2
AV stappenplan
- is de set overeengekomen? (week 1)
- is de set op tijd en op de juiste wijze ter hand of ter beschikking gesteld? (week 1)
- hoe moet het beding worden uitgelegd? (week 3)
- is het beding onredelijk bezwarend? (week 3)
- is een beroep op het beding naar maatstaven van r&b onaanvaardbaar? (week 3)
Onvoorziene omstandigheden
· Onvoorziene omstandigheden = niet in ovk verdisconteerd
· Sanctie: gevolgen ovk wijzigen of ovk geheel/gedeeltelijk ontbinden (zelfs met terugwerkende kracht)
· Zo fundamenteel dat je naar rechter moet
· Dwingend recht 6:250
Opzegging
· Beëindiging vd ovk zonder reden (dus niet ontbinding want daarvoor is o.a. tekortkoming vereist) = eenzijdige gerichte rechtshandeling, werkt uitsluitend voor de toekomst
· Is opzegging verenigbaar met aard ovk?
- Niet bij een aflopende ovk (= ovk die door volbrenging eindigt) zoals koop, escape onvoorziene omstandigheden 6:258
- Wel bij duurovk (= ovk waaruit voortdurende rechten en verplichtingen voortkomen) zoals opdracht, huur, distributie
· Zijn er overeengekomen rechtsgevolgen? 6:248-1
- Contractuele opzeggingsmogelijkheid
- Bijv. “afnemer is op ieder moment gerechtigd de ovk zonder reden op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden”
· Als geen opzegbeding, kan ovk worden aangevuld? 6:248-1
- Wet, bijv. opdracht 7:408-1
- Gewoonte
- R&B HR Goglio/SMQ
> Bepaalde tijd niet opzegbaar (maar 6:258 of 6:248-2)
> Onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar, maar eisen R&B i.v.m. aard & inhoud ovk en omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien
-> Voldoende zwaarwegende grond
-> Bepaalde opzegtermijn
-> Aanbod tot betaling SV
> Ovk is naar bedoeling van partijen niet-opzegbaar (maar 6:258 of 6:248-2)
- In alle gevallen: is een beroep op het overeengekomene, wettelijke of aangevulde naar maatstaven van R&B onaanvaardbaar? 6:248-2
Matatag/De Schelde
Inhoud & Rechtsregel Samenvatting:
Deze zaak betreft een geschil tussen de rederij Matatag c.s. en scheepswerf De Schelde over de vraag of De Schelde zich kan beroepen op een exoneratiebeding in de Cebosinevoorwaarden om aansprakelijkheid voor fouten van haar onderaannemer, SKS, uit te sluiten. Fouten bij de reparatie van een schip leidden tot schade. De rederij claimde dat De Schelde verantwoordelijk was, maar De Schelde beriep zich op de exoneratieclausule. Het hof oordeelde dat exoneratieclausules in commerciële contracten tussen professionele partijen, zoals in de maritieme sector, in beginsel van toepassing kunnen zijn, zelfs bij fouten van ondergeschikten, mits de bedrijfsleiding zelf geen ernstige nalatigheid heeft getoond.
Rechtsregels:
1. Exoneratie in sectoren met standaardvoorwaarden: In sectoren waar exoneratiebedingen gebruikelijk zijn, kan een partij zich beroepen op een dergelijke clausule, zelfs voor fouten van ondergeschikten, mits er geen ernstige nalatigheid of grove schuld is van de bedrijfsleiding.
- Aansprakelijkheid voor fouten van ondergeschikten: Indien een exoneratieclausule gebruikelijk is in de sector en geen ernstige nalatigheid van de bedrijfsleiding wordt aangetoond, kan de exoneratiebeding van toepassing zijn, zelfs bij fouten van onderaannemers.
- Goede trouw en exoneratie: Een beroep op exoneratie kan in strijd zijn met de goede trouw als er sprake is van grove nalatigheid, zoals het niet nakomen van afspraken over controlemaatregelen (zoals het afpersen van leidingen) of het niet voldoende toezicht houden op de uitvoering door een onderaannemer.
- Juridische motivering van het hof: Het hof is niet verplicht om elk individueel argument van partijen te behandelen, zolang het oordeel voldoende gemotiveerd is en de belangrijkste stellingen zijn behandeld.
In dit geval werd het beroep op de exoneratieclausule niet als onaanvaardbaar beschouwd, omdat er geen bewijs was voor ernstige nalatigheid van De Schelde of haar onderaannemer die de schade direct had veroorzaakt.
Bramer/Hofman Beheer
Samenvatting van de Zaak:
De zaak gaat over een conflict tussen Bramer (leverancier van een panelenpers) en Colpro (huurder van de machine), waarbij Colpro de betaling van meerwerk weigerde vanwege gebreken in de machine. Bramer beriep zich op zijn algemene voorwaarden om de betaling op te schorten. Het hof oordeelde echter dat Bramer in verzuim was vanwege de gebreken in de machine en wees het beroep op de algemene voorwaarden af op basis van redelijkheid en billijkheid.
Rechtsregels:
1. Opschorting van betaling: Het beroep op opschorting van betaling op basis van algemene voorwaarden kan onterecht zijn als de geleverde goederen gebreken vertonen die niet zijn hersteld.
- Toetsing van Algemene Voorwaarden: Algemene voorwaarden moeten worden getoetst aan de redelijkheid en billijkheid, wat kan leiden tot de afwijzing van een beroep op deze voorwaarden.
- Onredelijk Bezwarende Bedingen: Bij de toetsing van algemene voorwaarden kan de redelijkheid en billijkheid zwaarder wegen dan de inhoud van de voorwaarden, wat de afwijzing van een beroep op algemene voorwaarden kan rechtvaardigen.
Toetsing van Algemene Voorwaarden:
* Het hof beoordeelde de algemene voorwaarden van Bramer volgens artikel 6:248 lid 2 BW, waarbij het onderscheid maakte tussen inhoudstoetsing (artikel 6:233 BW) en uitoefeningstoetsing. Het hof oordeelde dat de redelijkheid en billijkheid zwaarder wogen dan het beroep op de voorwaarden.
Veiligheidseisen:
* De machine moest bij oplevering voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van de Machinerichtlijn 89/392/EEG, ook al was deze niet volledig ingebouwd.
Vernietiging van Bedingen:
* Het hof besloot niet expliciet het beroep op vernietiging in te roepen op basis van artikel 6:233 BW, maar benadrukte dat de redelijkheid en billijkheid leidend waren bij de afwijzing van het beroep op de voorwaarden.
Keuze tussen Bepalingen:
* Partijen kunnen kiezen tussen vernietiging van een beding (artikel 6:233 BW) of het buiten toepassing stellen op basis van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW). Beide bepalingen dienen hetzelfde beschermingsdoel.
Conclusie:
* De zaak benadrukt het belang van de redelijkheid en billijkheid bij de beoordeling van algemene voorwaarden en de naleving van veiligheidsvoorschriften bij de oplevering van werk. Het hof bevestigde dat het beroep op algemene voorwaarden kan worden afgewezen als dit onterecht is of in strijd is met redelijkheid en billijkheid.
Vos/Heipro
Essentie
Een specifieke bepaling in een overeenkomst prevaleert niet automatisch boven een bepaling in de algemene voorwaarden.
Rechtsregel
De Hoge Raad verwerpt in dit arrest de kennelijk (ongeschreven) rechtsregel dat een specifieke bepaling in een overeenkomst automatisch prevaleert boven een bepaling in de algemene voorwaarden. De Hoge Raad geeft het Hof gelijk in zijn oordeel dat in dit geval de Haviltex-maatstaf moet worden toegepast. Het onderscheid tussen specifieke bepalingen en bepalingen in de algemene voorwaarden kan hooguit gelden als gezichtspunt bij de toepassing van de Haviltex-maatstaf.
Inhoud
Heipro voert als aannemer dakbedekkingswerkzaamheden aan een loods. Tijdens deze werkzaamheden vallen er boorkrullen (boorsel wat ontstaat tijdens het boren) in de tabaksbladeren van Koninklijke Theodorus Niemeyer B.V. die destijds in de loods waren opgeslagen. Hierdoor is schade ontstaan aan de tabaksbladeren.
In geval van schade moet er worden gekeken naar wat er in de overeenkomst tussen partijen is overeengekomen over mogelijke aansprakelijkheid. In de overeenkomst komen we twee bepalingen tegen met betrekking tot de aansprakelijkheid: Art. 9.1 van de algemene voorwaarden van Heipro en art. 7 van de technische omschrijving. Deze luiden als volgt:
Art. 9.1: ‘Opdrachtnemer is slechts aansprakelijk voor directe of indirecte schade aan het werk en/of derden voor zover ontstaan door grove schuld van opdrachtnemer of van hen die door opdrachtnemer te werk zijn gesteld op de aan haar opgedragen werkzaamheden met dien verstande dat voor vergoeding alleen in aanmerking komt die schade waartegen opdrachtnemer verzekerd is, dan wel redelijkerwijs gezien de in de branche geldende gebruiken, verzekerd had behoren te zijn.‘
Art. 7: ‘De aannemer vrijwaart de opdrachtgever vanaf de datum van aanvang van de werkzaamheden tot en met de datum van oplevering, voor alle aanspraken van derden, waaronder alle schaden, van welke aard ook, welke uit de ingebruikneming van het werk mochten) voortvloeien en voor de mogelijke schade ontstaan door zijn werkzaamheden aan de produkten welke opgeslagen zijn in de loods.‘
Art. 9.1 van de algemene voorwaarden is dus een aansprakelijkheidsbeperkende clausule terwijl art. 7 van de technische omschrijving juist de aansprakelijkheid van Heipro aanzienlijk verzwaart. Het is duidelijk dat deze twee bepalingen niet verenigbaar zijn met elkaar. Het Hof stelt vast dat beide bepalingen, ondanks de zeer tegenstrijdige inhoud, onderdeel uitmaken van de overeenkomst. De vraag wordt dus welke van de twee bepalingen in dit geval moet prevaleren.
Het Hof oordeelt dat aan de hand van de Haviltex-maatstaf de overeenkomst moet worden uitgelegd teneinde te bepalen welke van beide regelingen uit de overeenkomst voorgaat. In cassatie wordt aangevoerd dat het Hof uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting en dat het Hof ten onrechte een (ongeschreven) rechtsregel heeft genegeerd, te weten de niet bestaande (ongeschreven) rechtsregel dat een specifieke bepaling in een overeenkomst automatisch prevaleert boven een bepaling in de algemene voorwaarden.
De Hoge Raad oordeelt dat het onderdeel niet tot cassatie kan leiden aangezien de ‘regel’ die wordt aangevoerd geen regel is in de zin van het woord. Het vormt slechts een mogelijk gezichtspunt bij de uitleg van de overeenkomst op basis van de Haviltex-maatstaf.
DSM/Fox
Essentie
De Haviltex-norm en de cao-norm vormen geen tegenstelling, maar gaan vloeiend in elkaar over.
Rechtsregel
De Hoge Raad heeft in dit arrest duidelijk gemaakt wat de verhouding is tussen de Haviltex-norm en de cao-norm. Deze twee normen vormen geen tegenstelling, maar gaan vloeiend in elkaar over. Beide vinden hun grondslag in de overkoepelende norm, die luidt dat bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Enerzijds moet uitleg volgens de cao-norm niet als louter taalkundig worden gezien, en anderzijds is er bij de Haviltex-norm ruimte voor uitleg naar objectieve maatstaven. Aan de hand van alle omstandigheden van het geval wordt meer gewicht toegekend aan subjectieve óf aan objectieve aanknopingsfactoren.
Inhoud arrest
In deze zaak strijden partijen, een pensioenfonds en een werknemer die deelnemer is in het pensioenfonds, over de uitleg van een anti-cumulatiebepaling in het pensioenreglement. De kantonrechter heeft de bepaling uitgelegd overeenkomstig de doelstelling daarvan, maar de rechtbank heeft voor een zuiver taalkundige uitleg gekozen. Hiertegen richt zich het middel met een rechtsklacht.
De rechtsvraag die centraal staat, is: Hoe moet het pensioenreglement worden uitgelegd?
De Hoge Raad overweegt dat tussen de Haviltex-norm en de cao-norm geen tegenstelling bestaat, maar een vloeiende overgang. Enerzijds heeft ook bij toepassing van de Haviltex-norm te gelden dat, indien de inhoud van een overeenkomst in een geschrift is vastgelegd, de argumenten voor een uitleg van dat geschrift naar objectieve maatstaven aan gewicht winnen indien de daarin belichaamde overeenkomst naar haar aard meer is bestemd de rechtspositie te beïnvloeden van derden die de bedoeling van de contracterende partijen uit dat geschrift en een eventueel daarbij behorende toelichting niet kunnen kennen. Anderzijds leidt de cao-norm niet tot een louter taalkundige uitleg. Er moet onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen, op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen en eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichtingen. Bij de uitleg van een schriftelijk contract zijn telkens alle omstandigheden van het concrete geval van belang, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
In de verhouding tussen het pensioenfonds en de werknemer, voor wie de bedoeling van de oorspronkelijk contracterende partijen (zijn werkgever en het pensioenfonds) niet kenbaar is en die op de formulering daarvan geen invloed heeft gehad, is toepassing van de cao-norm aangewezen. Uit het hiervoor genoemde volgt dat de rechtbank die oordeelde dat een zuiver taalkundige uitleg van de desbetreffende bepaling voorop dient te staan, is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting omdat bij toepassing van de cao-norm mede de door het middel aangehaalde gezichtspunten zoals de ratio van de onderhavige regeling, de redelijkheid van de uitkomst van de uitleg die het pensioenfonds voorstaat en de mate waarin die uitleg past binnen het systeem van het pensioenreglement waarvan de anti-cumulatiebepaling deel uitmaakt, als geheel van belang kunnen zijn en door de rechter in zijn motivering moeten worden betrokken.
Royal & Sun Alliance/Universal Pictures
Samenvatting van het arrest:
Dit arrest betreft een geschil tussen Royal c.s. (verzekeraars) en Polygram over een vordering tot schadevergoeding uit een verzekeringsovereenkomst. De vordering van Polygram had betrekking op een schadevergoeding die het had betaald in verband met een rechtszaak die door [betrokkene 1] tegen Polygram was aangespannen wegens belediging (libel) door de video “The [betrokkene 2] Story”. Royal c.s. betwistten de vordering, onder meer op grond van de te late melding van de schade door Polygram, wat hen zou vrijwaren van de verplichting om schade te vergoeden.
Het hof oordeelde dat de schadeclaim van Polygram wel onder de dekking van de polis viel, ondanks de late melding, aangezien het juridisch voorval als een onverwacht “accident” kon worden beschouwd. Het hof wees verder het beroep op het vervalbeding van Royal c.s. af, aangezien de schade door de late kennisgeving niet significant was en de situatie als geheel rechtvaardigde dat de schadevergoeding alsnog grotendeels werd toegewezen. Het hof vond het beroep op het vervalbeding in deze omstandigheden in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Rechtsregel:
* Een verzekeringspolis kan dekkingsplicht hebben voor juridische claims, zoals een schadeclaim wegens libel, die als een “accident” wordt beschouwd.
* De uitleg van een polis is niet strikt taalkundig, maar kan ook afhankelijk zijn van de gebruikelijke betekenis van termen binnen de verzekeringsbranche.
* Het beroep op een vervalbeding kan onaanvaardbaar zijn op basis van de redelijkheid en billijkheid, vooral als de schade door de late melding minimaal is en gecompenseerd kan worden.
* De rechter kan de schade inschatten wanneer deze niet precies kan worden vastgesteld.
Beslissing: De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof te ‘s-Gravenhage en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Polygram werd veroordeeld tot de kosten van het geding in cassatie.
Lundiform/Mexx
Inhoud:
Het arrest van de Hoge Raad van 5 april 2013 betreft een zaak tussen Lundiform B.V. en Mexx Europe B.V. over de uitvoering van een commerciële overeenkomst die op 27 november 2007 werd gesloten. Lundiform vordert dat Mexx de overeengekomen bestellingen van hardware afneemt en de kosten van opslag van overgebleven goederen betaalt. Het geschil draait om de uitleg van de overeenkomst, waarin bepalingen over de afname van goederen door Mexx op basis van maandelijkse forecasten zijn opgenomen. Lundiform stelt dat Mexx niet het volledige aantal goederen heeft afgenomen, wat leidde tot een vordering van €1.891.751 en €21.000 per maand voor de opslag van niet-afgenomen goederen. Er was daarnaast een geschil over zogenaamde “slow movers”, goederen die Mexx nauwelijks of niet meer afnam, ondanks eerdere afspraken.
Het hof oordeelde dat de overeenkomst strikt volgens de taalkundige betekenis van de bepalingen moest worden geïnterpreteerd en wees Lundiforms vorderingen af. Lundiform betwistte dit oordeel en stelde dat Mexx voorafgaand toezeggingen had gedaan die de uitleg van de overeenkomst konden beïnvloeden. De Hoge Raad vernietigde het oordeel van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.
Rechtsregel:
Bij de uitleg van een overeenkomst moeten, naast de taalkundige betekenis van de bepalingen, ook de overige omstandigheden van het geval worden betrokken, waaronder eerdere toezeggingen en gedragingen van partijen. De rechter moet een partij die een alternatieve uitleg van de overeenkomst verdedigt, de gelegenheid geven bewijs te leveren, indien deze partij feiten heeft gesteld die de door haar voorgestane uitleg kunnen ondersteunen. Een “entire agreement clause” staat niet per se in de weg aan de betekenis die aan voorafgaande toezeggingen van partijen kan worden gehecht bij de uitleg van de overeenkomst.
Heesakkers/Voets
Inhoud: Deze zaak betreft een geschil tussen Heesakkers en Voets over een verbouwingsovereenkomst waarin een rentepercentage van 2% per maand (24% per jaar) was opgenomen. Heesakkers betwistte de hoogte van de rente, maar niet de verschuldigdheid ervan, en stelde dat het rentebeding mogelijk in strijd was met de Europese Richtlijn 93/13/EEG over oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De vraag was of het gerechtshof het rentebeding ambtshalve had moeten toetsen aan de richtlijn. De Hoge Raad oordeelde dat het hof dit had moeten doen, gezien de verplichting van nationale rechters om contractuele bedingen in consumentenovereenkomsten te toetsen aan de richtlijn, ook wanneer de consument dit niet expliciet aanvoert.
Rechtsregel:
1. Nationale rechters zijn verplicht om ambtshalve te toetsen of een contractueel beding, zoals een rentebeding, in overeenstemming is met de Europese Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
2. Het hof had moeten onderzoeken of het rentebeding van 2% per maand (24% per jaar) oneerlijk was, rekening houdend met de eisen van de richtlijn en nationale wetgeving, die rentelimieten voor consumentenovereenkomsten stelt.
3. Als een beding als oneerlijk wordt beschouwd, kan het niet bindend zijn voor de consument, en de rechter moet dit ambtshalve onderzoeken, ongeacht of de consument of andere partij het beding betwist.
Goglio/SMQ
Samenvatting van het arrest:
In dit arrest gaat het om de vraag of de opzegging van een duurovereenkomst door SMQ ten aanzien van Goglioonterecht was en of deze opzegging in strijd was met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Goglio klaagt dat het hof ten onrechte oordeelde dat een opzegging bij een vooraf afgesproken opzegmogelijkheid alleen ontoelaatbaar is als deze opzegging naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarnaast betwist Goglio de onrechtmatigheid van de opzegging, die volgens haar verband zou houden met een misleiding.
Oordelen van het hof:
1. Opzegging en redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW):
○ Het hof oordeelt dat een opzegging van een duurovereenkomst niet zomaar ontoelaatbaar is, zelfs als deze contractueel is afgesproken, tenzij de opzegging naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit betekent dat de contractuele opzegmogelijkheid in beginsel geldig is, maar de redelijkheid en billijkheid kunnen extra eisen stellen, zoals een zwaarwegende grond voor opzegging of de verplichting tot het aanbieden van een schadevergoeding.
○ De redelijkheid en billijkheid kunnen dus aanvullende eisen stellen aan de opzegging, bijvoorbeeld een bepaalde opzegtermijn of de verplichting tot het doen van een schadevergoeding.
- Feitelijke onderbouwing van misleiding:
○ Goglio stelde dat SMQ onrechtmatig had gehandeld door haar te misleiden, maar het hof oordeelde dat deze stelling niet goed was onderbouwd. Er was geen feitelijke onderbouwing van de claim van misleiding, en de kennisgevingen die SMQ had verstuurd, verwezen expliciet naar de licentieovereenkomst. Bovendien had Goglio de mogelijkheid om de opzegging van de overeenkomst te voorkomen door tijdig de royalty’s te betalen.
Rechtsregels:
* Art. 6:248 BW (Redelijkheid en billijkheid): Wanneer de wet of een overeenkomst voorziet in een opzegmogelijkheid, kan deze onder de omstandigheden van het geval, rekening houdend met redelijkheid en billijkheid, verder worden gereguleerd. Dit kan bijvoorbeeld eisen dat de opzegging alleen mag plaatsvinden om een zwaarwegende reden, dat er een opzegtermijn moet zijn of dat een schadevergoeding moet worden aangeboden.
- Feitelijke onderbouwing bij onrechtmatige misleiding: Bij het claimen van onrechtmatige misleiding moet de partij die zich daarop beroept, voldoende feitelijke onderbouwing leveren. Als dit niet het geval is, kan het beroep op misleiding niet slagen.
Beslissing:
De Hoge Raad verwerpt het principale beroep van Goglio en oordeelt dat het hof correct heeft geoordeeld over de opzegging en de onrechtmatige misleiding. Goglio wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
Hibma
Inhoud:
De zaak betreft een financieel adviseur die Hibma Zuivel BV heeft geholpen bij het verkrijgen van subsidies en leningen voor een investeringsproject in Bosnië. De adviseur keurde een betaling van €1 miljoen goed zonder dat de afgesproken zekerheden (bankgarantie en hypotheek) waren verstrekt. Toen een groot deel van de lening niet werd terugbetaald, stelde Hibma Zuivel dat de adviseur tekort was geschoten. De adviseur beriep zich op een vervalbeding in zijn algemene voorwaarden, waarin stond dat klachten binnen 8 tot 14 dagen schriftelijk moesten worden gemeld.
De rechtbank wees de vordering van Hibma Zuivel af, maar het gerechtshof oordeelde dat het vervalbeding onredelijk bezwarend was en kende reflexwerking toe aan de lijsten met onredelijk bezwarende bedingen uit het consumentenrecht. De financieel adviseur ging in cassatie, maar de Hoge Raad verwierp het beroep grotendeels.
Rechtsregel:
De Hoge Raad bevestigt dat reflexwerking van consumentenbeschermingsregels in zakelijke relaties mogelijk is, maar dit een casuïstische beoordeling vergt. Een kennisachterstand bij de ene partij kan voldoende zijn om reflexwerking toe te passen, zonder dat verder wordt gekeken naar de marktpositie of de aard van de overeenkomst. Daarnaast verduidelijkt de Hoge Raad dat een vervalbeding in algemene voorwaarden beoordeeld moet worden aan de hand van art. 6:237 aanhef en onder h BW en niet art. 6:236 aanhef en onder g BW. Dit laatste leidt echter niet tot cassatie, omdat de onredelijkheidstoets breder is dan alleen de reflexwerking van de zwarte lijst.
HR Haviltex
Het gaat niet alleen om strikt taalkundige uitleg, maar (ook) om de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen ze te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar konden verwachten
Van belang daarbij zijn de maatschappelijke kringen waartoe pp. behoren en welke rechtskennis van pp. kan worden verwacht
De wettelijke regeling berust op de volgende bepalingen:
- een snelle gebondenheid aan algemene voorwaarden, art. 6:232 BW
- die wordt gecompenseerd door een ruime mogelijkheid tot vernietiging van algemene voorwaarden. Er zijn twee vernietigingsmogelijkheden: art. 6:233 sub a en b BW.
6:233 sub a BW:
> Aard en inhoud overeenkomst (wat voor ovk? Welke vw? Prijs? -> bijv. als het ongewoon goedkoop is is het minder onredelijk bezwarend voor de koper)
> Wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen (in overleg met branche of eenzijdig -> overleg met consument is minder onredelijk bezwarend)
> Wederzijds kenbare belangen van partijen (-> bijv. clausule over schadevergoeding dat het voor een kleine partij heel bezwarend zou zijn tegenover een grote professionele partij die de lasten kan dragen)
> Overige omstandigheden van het geval (vb. hoedanigheid en maatschappelijke positie van partijen ->heb je te maken met een overheidslichaam vs consument of consument vs consument, deskundigheid)
> LET OP: toets op het moment van het sluiten van de overeenkomst! (-> als er nadien een vreselijk voorval voordoet mbt schade kijk je alleen puur naar het feit of het beding geen differentiatie heeft gemaakt; roekeloosheid, opzet, prijs, kan een hint zijn dat het beding verkeerd is opgesteld en dit heeft geleidt tot al die schade)
HR Bramer/Hofman twee-sporenstelsel
je mag zelf bepalen of je via art. 6:233 sub a gaat of 6:248 lid 2
Verschil zit in de gevolgen: vernietiging van een beding (6:233) vs buiten toepassing laten beding in de gegeven omstandigheden (6:248 lid 2)
Art. 6:258 lid 1 BW:
- de omstandigheden liggen in de toekomst
- er moet sprake zijn van omstandigheden waar niet in is voorzien, dat wil zeggen, niet in de overeenkomst verdisconteerd zijn, ook niet stilzwijgend (of de omstandigheden voorzienbaar waren doet er niet toe)
- de onvoorziene omstandigheden moeten zodanig zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding mag verwachten
> HR Campina/Van Jole: de rechter dient terughoudendheid te betrachten bij de aanvaarding van een beroep op art. 6:258 BW
> Rechtsgevolg: de rechter kan de overeenkomst wijzigen of (gedeeltelijk) ontbinden
Benoem enkele redenen waarom het wenselijk is dat duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd opgezegd kunnen worden
- Markteconomie en concurrentieverhoudingen
- De mogelijkheid van opzegging is naast het geval van financiële problemen ook van belang bij het inspelen op nieuwe ontwikkelingen op de betreffende markt
Opzegbaarheid wordt geregeerd door de r&b van art. 6:248 lid 1 omstandigheden:
- De redelijke belangen van partijen
- De aard van de overeenkomst en aard van de betrokken partijen
- De duur van de overeenkomst en (exclusieve) relatie
- Afhankelijkheid
- Wat aan de opzegging vooraf is gegaan
Investeringen
Reflexwerking
er kan een indirect effect uitgaan van de grijze en zwarte lijst tegen gunste van andersoortige wederpartijen. Een reflexwerking zal zich sterker voordoen, naarmate de betrokken wederpartij feitelijk bezien meer overeenstemming met een consument vertoont -> zie bijv. HR Hibma
Stappenplan onredelijk bezwarend: particulier, < 50 werknemers, > 50 werknemers
- Particulier
> Wordt gewoon gezien als consument, dus mag beroep doen op zwarte en grijze lijst (wanneer sprake van grijze lijst moet je nog kijken naar tegenbewijs, ofwel de belangen van welke partij het zwaarst wegen) - < 50 werknemers
Gaat mis bij aanhef zwarte en grijze lijst, maar mag wel reflexwerking (HR Hibma)
-> < 50 werknemers dus beroep op vernietigingsgrond 6:233 en 6:234 volgens 6:235
-> reflexwerking mag je dan betrekken bij onderdeel ‘omstandigheden van het geval’ in art. 6:233(a) dus dat gehele artikel toetsen - > 50 werknemers
Volgens 6:235 geen beroep meer op vernietigingsgrond volgens art. 6:233 en 6:234
-> kan nog wel beroep op R&B volgens 6:248(2) en HR Saladin/HBU (toetsen aan): - Zwaarte van de schuld (=opzet of verwijtbaarheid)
- Aard en inhoud ovk
- Maatschappelijke positie en onderlinge verhoudingen partijen
- Wijze waarop beding tot stand is gekomen
- Mate waarin de wederpartij bewust is van de strekking van het geding
-> Wanneer beide grote spelers zijn (dus >50) en dit in de branche gebruikelijk is, kan er volgens Matatag/De Schelde beroep worden gedaan op een exoneratieclausule die de aansprakelijkheid weghaalt ook voor ernstige fouten van ondergeschikten zolang er maar geen sprake is van ernstige fouten of grove schuld in de bedrijfsleiding