Week 3 Flashcards

1
Q

Hoe ontstaat leukemie?

A
  • als bij incorrect schadeherstel cellen niet dood gaan treden mutaties op gevolgd door transformatie.
  • Leukemie ontstaan uit 1 gemuteerde cel.
  • helft microscopisch zichtbaar(translocaties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het Philadelphia chromosoom?

A
  • 95% gevallen CML heeft translocatie t(9;22)
  • breuk altijd in zelfde intron gebieden
  • chromosoom 22 word korter = Philadelphia chromosoom
  • BCR-ABL fusiegen geeft groeivoordeel
  • fusie-eiwit p210 BCR-ABL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er als CML niet behandeld word?

A

Overgang acceleratie(chronische) naar blasten(acute) fase. Hierbij ontstaan andere mutaties en chromosoom afwijkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt de behandeling van CML?

A
  • p210 BCR-ABL eiwit: imatinib bind in pocket waar ATP bind, waardoor blokkering functie
  • imatinib resistentie: mutatie Abl1 gedeelte, pocket bind geen imatinib maar wel ATP
  • als tyrosine kinase remmers niet werken kan stamceltransplantatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kunnen patiënten met AML onderverdeeld worden?

A
  • obv cytogenetische afwijkingen
  • goede prognose: translocatie t(8;21) en t(5;17)
  • slechte prognose: chromosoom 7 afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke fasen zijn er in de celcyclus?

A
  • Interfase
    • G1: celgroei
    • S: verdubbeling DNA → 2 chromatiden per chromosoom
    • G2: klaarmaken v mitose
  • M(mitose)-fase: verdeling chromosomen over dochtercellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke fasen zijn er in de mitose?

A
  • Profase: condenseren DNA, chromosomen zichtbaar
  • Prometafase: kernenvelop weg, chromosomen aan microtubuli
  • Metafase: chromosoom midden in cel= metafase plaat
  • Anafase: chromosomen uit elkaar naar polen
  • Telofase: DNA decondenseren, kern terug
  • Cytokinese: verdeling cytoplasma over 2 cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn centrosoom, centromeer en kinetochoor?

A

Centromeer= centrale deel chromsoom
Centrosoom= 2 loodrecht op elkaar staande centriolen, verdubbelen in S fase en tijdens mitose tegenover elkaar bij polen
Kinetochoor= eiwitstructuur die tubuline draden(microtubuli/spoelfiguur) uit centrosoom starten aan chromosomen vastzitten(thv centromeer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kun je chromosomen bekijken?

A
  • alles aankleuren: bandering
  • in situ hybridisatie(FISH): gen aankleuren m fluoroscerende probe(enkelstrengs mactend DNA)
  • chromsoom specifieke probes(FISH): verzameling probes toevoegen om chromosoom aan te kleuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor soort structurele chromosomale afwijkingen zijn er? Hoe ontstaan ze en wat is het gevolg?

A
  • start met dsDNA breuk door hele cyclus ontstaan
  • Deleties: geen reparatie, in mitose stuk chromosoom niet verdeeld ⇒ mirconucleoli
    • Chromothripsis= 1 of meer chromosomen breken in kleine stukjes en weer aan elkaar gezet -> transversies
  • Translocaties: verkeerde reparatie
  • Dicentrische chromosomen: 2 centromeren in een chromosoom, in metafase 2 kanten op getrokken → breuk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ontstaan numerieke chromosomale afwijkingen?

A

In metafase chromosoom niet vast voor verdeling in anafse, waardoor non-dysjunctie -> chromosoom duplicatie of verlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de functie van telomeren?

A
  • voorkomen genomische instabiliteit: lijkt op dsDNA breuk, T-loop voorkomt NHEJ en vorming dicentrische chromosomen
  • beperken celgroei: na elke celdeling korter, als te kort apoptose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werken telomeraseremmers?

A
  • telomerase revrse transcriptase verlengt bij stamcellen telomeren zodat blijven delen
  • 90% tumorcellen brengen telomerase tot expressie
  • andere deel gebruikt ALT-mechanisme
  • telomerase kan tumorgroei beperken, maar tumorcellen kunnen het ALT-mechanisme aanzetten of mutatie telomeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn cyclines?

A

controleren voortgang celcyclus d activering CDK enzymen
- cycline A: progressie S-fase
- cycline B: overgang G2-M
- cycline D: activatie celcyclus in G1 na groeisignaal
- cycline E: overgang G1-S fase en progressie S-fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn cycline afhankelijke kinases(CDK)?

A
  • fosforyleren eiwitten voor progressie celcylus
  • altijd aanwezig
  • actief als complex met cyclines
    CDK2: cycline E en A
    CDK4: cycline D
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn cycline afhankelijke kinase remmers(CKI)?

A
  • binden aan cycline/CDK complex, remt kinase activteit
  • G1 fase: p16 remt CDK4
  • na DNA schade
    P21 remt CDK2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke checkpoints zijn er in de celcyclus?

A
  • restrictiepunt: delen of differentieren -> RB
  • G1/S: DNA beschadigd -> P53
  • intra S: DNA beschadigd -> ATM
  • G2/M: DNa beschadigd, DNA replicatie juist verlopen
  • anafase: chromosomen verbonden met microtubuli -> BUB1(spanningsgevoelig eiwit)
18
Q

Hoe werkt het restrictiepunt?

A
  • E2F is inactief als aan pRB gebonden
  • cyc D/CDK4 fosforyleert RB
  • E2F vrij en actief als transcriptiefactor
  • activatie cycline E
  • p16 remt cyc D/CDK4
19
Q

Hoe werkt het G1/S checkpoint?

A
  • p53 is tumorsuppresorgen
  • bij DNA schade stijgt niveau
  • p21 actief -> cyc E/CDK2 geremd -> G1/S arrest
  • opruimen DNA beschadiging
  • bij mutatie p53 replicatie beschadigd DNA en mutaies
20
Q

Wat is ataxia telangiecstaisa(AT)?

A

Overgevoeligheid rontgenstraling, kanker predispositie en progressieve ataxie
Defect in ATM gen, waardoor geen CHK2 dat CDK2 remt
Radioresisent DNA synthese(RDS) fenotype: na bestraling DNA schade, 3H-thymidine toch ingebouwd in S-fase

21
Q

Wat is het Nijmegen breuk syndroom(NBS)?

A
  • microcefalie, groeiachterstand, chromosomale instabiliteit, stralingsgevoeligheid en kanker predispositie
  • autosomaal recessief mutatie Nbs1/RAD50
  • binden aan dsDNA breuk en houden bij elkaar -> translocaties
  • RDS fenotype: geen activatie ATM kinase
22
Q

Wat is het verschil tussen gebalanceerde en niet-gebalanceerde structurele chromosomale afwijkingen?

A

Bij een gebalanceerde afwijking(translocatie, inversie en insertie) is er geen verlies van materiaal, bij een niet-gebalanceerde(deletie, amplificatie, nb translocatie en genmutatie) kan er materiaal bijkomen of verloren gaan.

23
Q

Hoe werkt FISH?

A
  • fluroscerende probe(stuk enkelstrengs DNA) hybridiseert met gedenatureerd DNA patient
  • metafase bij gekweekt/delende cel, interfase bij niet delende cellen
  • snel, maar beperkte sensitiviteit en targets
    Fusie probes: translocatie via fusie-signaal, risico co-localisatie
    Break-apart probes(als telkens zelfde gen betrokken): als normaal 2 fusies, bij translocatie 1 fusie en 2 kleur signalen
24
Q

Hoe werkt SNP-array?

A
  • ongebalanceerd: deleties en duplicaties
  • Allel A en B vers kleuren(1 nucleotide op chromosoom anders) -> combi’s
  • LogR: maat aantal kopieën
  • B-allele frequentie: hoe vaak komt SNP voor
    Normaal: LogR(0)=2, allel frequentie AA, AB en AA
25
Q

Hoe kweek je materiaal bij cytogenetisch onderzoek?

A

bloed of beenmerg in kweekmedium m GF → na 1/2dg mitose blok(mbv colcemid, geen spoeldraden) → na half uur hypotoon oplossing(cel zwelt) en fixatief → op glaasje, membraan valt open

26
Q

Hoe werkt de intracellulaire moleculaire oscillator?

A
  • klok genen werken in positieve en negatieve feedback loops
  • klok gecontroleerde genen koppelen moleculaire klok aan output processen(metabolisme, fysiologie en gedrag)
  • snelheid is bepalend voor chronotype(ochtend/avondmens)
27
Q

Hoe werkt de circadiane klok?

A
  • ritme duurt 24h
  • centrale klok in neuronen SCN: gesynchroniseerd m dag/nacht-ritme via licht-resetting in oog
  • perifere klokken in andere cellen en weefsels: gesynchroniseerd m centrale klok via hormonen/neuronale stimuli uit SCN
  • 20% genen onder controle oiv circadiane klok, activiteit varieert door dag
  • geeft tijdstructuur aan lichaam
28
Q

Wat is chronotherapie?

A

Het toedienen van chemotherapie op het moment dat zo min mogelijk gezonde cellen beschadigd worden -> minder bijwerkingen en mogelijk effectiever
- tumorcellen zijn op elk moment even gevoelig

29
Q

Hoe zijn de celcyclus en de circadiane klok gekoppeld? Hoe kan dit bij tumorcellen afwijken?

A

Bidirectioneek: fasen celcyclus worden gestart op bepaald moment dag en circadiane klok gerest door celcyclus
- intact, maar ontkoppeling van celcyclus
- gekoppeld, maar geen respons op synchorniserende signalen
- geen circadiane klok

30
Q

Waarom is mRNA niet een goede maat voor voorspellen v/d eiwit(activiteit)?

A

Er zijn veel regulatiemogelijkheden in processen van DNA naar actief eiwit

31
Q

Hoe kun je eiwitten identificeren met massa-spectometrie?

A
  • trypsine knipt op arginine en lysine -> tryptische fragmenten
  • analyse m massa-spectometrie
    Elk peptide krijgt positieve lading -> afgestoten van positieve elektrode, negatieve platen versnellen d vaccuumbuis -> detector
    Intensiteit en massa/lading
  • vergelijken data met humaan genoom
  • idetificatie
32
Q

Hoe kun je een eiwit-interacties en modificaties identificeren?

A

Immuunprecipitatie= isoleren eiwit met antilichaam dat eiwit herkend en vast zit aan onoplosbaar bolletje, rest wegwassen -> massa-spectometrie
Modificatie: verrijking voor fosfopeptiden na trypsine digestie -> 2 pieken kort na elkaar op massa-spectogram

33
Q

Wat is metabolomics?

A

Analyseren welke metabolieten voorkomen in bv bloed m massa-spectometrie -> biomarker?

34
Q

Hoe werkt RNA interferentie en gene silencing?

A
  • MicroRNA’s gecodeerd in DNA -> Drosha(kern) en Dicer(cytoplasma) knippen -> inbouw in RISC -> regulatie translatie
  • siRNA’s: komen voor in DNA -> dicer maakt silencing RNA’s, binden aan RISC -> bind aan target mRNA -> knippen en afbreken mRNA -> genexpressie minder
    Gebruiken om expressie essentiële eiwitten groei tumorcel te remmen
35
Q

Waaruit bestaat het humaan genoom?

A
  • nuclear genoom: DNA in celkern, haploid
  • mitochondriaal genoom: 1% tot, circulair, enzymen en rRNA
  • grootte is niet bepalend v complexiteit
36
Q

Wat zijn algemene kenmerken v/h humane genoom?

A
  • Klein deel genoom zijn eiwit-coderende genen
  • RNA-only genen: functie onbekend
  • proteoom(alle gecodeerde eiwitten( is complexer dan invertebraten
  • 1,5% genoom zijn exonen, meeste genen hebben veel grote introns → 1/3 genoom gentranscribeerd
  • Helft genoom bestaat uit hoog repetitief DNA uit transposabele elementen(= in genoom terecht gekomen, kunnen vermenigvuldigen en op andere plek in genoom gaan zitten)
  • Transposon activiteit elementen weg
37
Q

Hoe werkt een cDNA microarray?

A
  • vergelijken tumoren met gezond weefsel
  • RNA isoleren → labelen → mengen en hybridiseren als tot expressie
  • Gen tot expressie: even hoog=geel, als een hoger rood(tumor hoger) en blauw(alleen normaal)
  • Data verwerking en interpretatie mbv bioinformatica(clustering)
  • Valideren met microarray data: western blot/RT-qPCR
  • Genen en moleculaire processen → functionele analyse, verbeterde diagnose en prognose + individuele behandeling
38
Q

Wat doet paclitaxel? Wat zie je op flow cytometrie?

A

Bind aan tubuline, waardoor microtubli niet kunnen depolymeriseren en cellen geen vrij tubilne hebben om nieuwe microtubuli te maken
Cellen vast in anafase

39
Q

Hoe werkt FACS?

A
  • Kwantificering DNA-gehalte
  • Cellen in kweek/weefsel zijn asynchroon(niet zelfde aantal)
  • Kleuring d fluorescent DNA-bindend molecuul: propidium iodide(PI)
    • Hoe meer fluorescentie, des te meer DNA
  • Flow cytometer: scheiden en analyseren cellen
  • Y-as: aantal cellen; x-as: intensiteit signaal, proportioneel met intensiteit
  • In delende cellen: 3 pieken
    • A: G1-fase
    • B: S-fase
    • C: G2-fase
40
Q

Hoe werkt immunokleuring met phospho-huston H3 en geminin? En EdU?

A
  • Solide tumoren hebben geen losse cellen → geen FACS
  • Kleuringen
    • HE
    • Phospho-histon H3: specifiek mitose
    • Geminin/cycline: S/G2
  • ingebouwd in DNA ipv thymidine, aantonen m reactie
    • Pas aan eind behandelig toegevoegd: anders verschil tussen cellen in vers fasen celcyclus niet zien
41
Q

Hoe werkt aphidicolin? Wat zie je op Flow cytometrie?

A
  • DNA polymerase remmer
  • Flow cytometrie na 15h: alle cellen die niet in S-fase zijn niet gevoelig, geen complete remmer → piek bij 1, loop af naar 2