Week 2 HC.2 Flashcards

1
Q

anabole functies

A

groei en herstel weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

katabole functies

A

fight-or-flight response

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

drie subsystemen autonome zenuwstelsel

A
  • parasympathisch systeem
  • sympathisch systeem
  • plexus entericus (zenuwstelsel van darmen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

reflexen via drie stappen

A
  • input (sensorische prikkel)
  • verwerking (integratie)
  • output (spieractiviteit, secretie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sympathische neuronen

A

komen uit thoracale en hoog lumbale wervels. preganglionaire neuron is kort en schakelt snel over op postganglionaire neuron. Vaak dichtbij ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

parasympathische neuronen

A

komen uit hersenstam en sacrale wervels. Preganglionaire neuron is lang. Postganglionaire neuron is kort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

neurotransmitter parasympathisch zenuwstelsel

A

acetylcholine
gemaakt uit choline. Choline onder invloed van acetyl CoA door choline acetyltransferase omgezet in acetylcholine. Dit wordt vervoerd in vesicles die dit kunnen afgeven in synapsspleet. Dit kan binden aan nicotine en muscarine receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

post/preganglionaire vezels binden aan…

A

post = muscarine receptor
pre = nicotine receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

adrenaline

A

bindt aan alfa en bèta receptoren
wordt gemaakt door chromaffiene cellen in bijnier. Noradrenaline gevormd uit tyrosine. Eerst dopa en dopamine gevormd en deze kan door dopamine B-hydroxylase omgezet worden in noradrenaline en afgegeven in synapsspleet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ligand gestuurde ionkanalen

A

bij activatie gaat ionkanaal open en stroomt natrium naar binnen en depolariseert de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

G-eiwit gekoppelde receptoren

A

second messenger die vervolgens kalium ionkanalen activeren en hyperpolarisatie in gang kunnen zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

miose

A

pupilvernauwing verloopt via m. sphincter pupillae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

accommodatie

A

voor goed zicht voor dichtbij gelegen voorwerpen. Door vernauwing via m. ciliaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

convergentie

A

beter zien van dichtbij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mydriase

A

pupilvernauwing voor meer licht opname, verwijding via m. dilatator pupillae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

co-transmissie

A

meerdere neurotransmitters/stoffen in vesicles.
ATP kan binden aan purine receptor. Dit leidt tot snelle depolarisatie door Na, Ca. Opening Ca-kanalen. Noradrenaline werkt via second messengers.

17
Q

activatie pacemakercellen 3 fasen

A
  • depolarisatie fase door opening Ca-kanalen
  • repolarisatie kaliumkanalen
  • diastolische depolarisatie fase door funny current (Na-kanalen en T-type Ca-kanalen)
18
Q

parasympathicus verlaging HF

A
  • remming Ca-kanalen
  • activering K-kanalen
  • remming funny current
19
Q

sympathicus verhoging HF

A
  • stimulatie Ca-kanalen
  • stimulatie funny current
20
Q

contractie koppeling myocard

A

Ca-kanalen geactiveerd. Ca opgenomen uit T-tubuli tijdens plateaufase. Ca zorgt in hoge concentratie voor contractie. Ook bindt Ca aan ryanodine receptor. Er ontstaat release uit SR. Contractie duurt tot Ca uit cytosol weg is gepompt (door NCX, Ca/H-pomp)

21
Q

baroreceptoren

A

in sinus caroticus en aortaboog
snelle invloed op hartslag en vaatweerstand

22
Q

volume receptoren

A

zitten in atria en vena cava en hebben invloed op circulerend volume

23
Q

dysautonomie

A

problemen aan autonome zenuwstelsel