Week 2: Executief functioneren Flashcards

Werkgroep, hoorcollege en Literatuur in één deck babygirl, yur welcome 𐙚 ✮⋆˙🎧ྀི₊˚⊹♡˚˖𓍢ִ໋🦢˚ 1.Het begrip EF kunnen definiëren2.Verschillende executieve functies kunnen noemen3.Verschillende tests kunnen noemen die EF meten bij kinderen (en specificeren welke EF(s) elke test meet)4.Kunnen uitleggen wanneer een score op een cognitievetest ‘afwijkend’ is5.Het belang van diagnostiek van EF kunnen benoemen

1
Q

Wat zijn executieve functies(EF) volgens de werkgroep?

A

Samenhangende, cognitieve processen die belangrijk zijn voor doelgericht, efficiënt en sociaal gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom eindigt EF ontwikkeling pas na 20-25 jaar?

A

Gerelateerd aan langzame rijping van de PFC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zet de volgende EF’s in de juiste volgorde. Eerst noem de EF’s die vroeg beginnen te ontwikkelen naar de laastste

Flexibiliteit, Werkgeheugen/concentratie, vooruitdenken/problemen oplossen, inhibitie en concept generatie

A

Inhibitie, werkgeheugen/concentratie, flexibiliteit en vooruitdenken/probleem oplossen rond dezelfde tijd en daarna concept generatie. Alle beginnen voor het 10e jaar te ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn EF’s die relevant zijn voor iedereen, maar op de slide stond ‘EF’s bij kinderen, maar dus waarschijnlijk relevanter zijn voor kinderen?

A
  • Inhibitie: impulsen onderdrukken
  • Zelfregulatie: gevoel van teleurstelling onderdrukken/ emoties
  • Zelf-monitoren: inzicht in eigen gedrag en houding
  • Spreekvaardigheid (Fluency)
  • Inwijding/ initiatie
  • Plannen
  • Conceptuele redenering
  • Cognitieve flexibiliteit: omgaan met veranderingen
  • Werk geheugen: actief het geheugen gebruiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De drie belangrijkste circuits in de prefrontale cortex die belangrijk zijn voor executieve processen.

Noem de circuits en de functies die erbij horen

A
  1. Dorsolateraal prefrontaal circuit (DLPFC);
    Functie: Executieve vaardigheden die een voorwaarde zijn voor adequate taakuitvoering.
  2. Orbitofrontale circuit (OFC); omvat ook Ventromediale prefrontale cortex (VMPFC)
    Functie: Sociale cognitie.
  3. Anterior cingulate gyrus (AGC); Functie: Motivatie en initiatief.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke testbatterij wordt meestal gebruikt om verschillende executieve vaardigeden te testen?

A

De D-KEFS: Delis-Kaplan EF systeem. bestaat uit vijf instrumenten ( Trail Making Test, Tower Test, Design Fluency Test, Color Word Interference Test en de Twenty Questions test) waarmee verschillende executieve vaardigheden in kaart kunnen worden gebracht. Denk bijvoorbeeld aan planning- en organisatievaardigheden, inhibitie, constructievaardigheden, verschillende vormen van aandacht en de cognitieve flexibiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke verschillende instrumenten/ testen bestaat de D-KEFS en wat meten ze?

A
  • Trail Making Test meet visuele zoeksnelheid, scannen, verwerkingssnelheid, mentale flexibiliteit en uitvoerend functioneren.
  • Tower Test onderzoekt probleemoplossend vermogen. Het instrument kan gebruikt worden voor het vaststellen van een planningsstoornis of planningsprobleem
  • Design Fluency Testv meet vaardigheden als visuele aandacht, motorische snelheid, visueel-perceptuele vaardigheden en constructievaardigheden.
  • Color Word Interference Test meet het inhibitievermogen en cognitieve flexibiliteit
  • Twenty Questions test: het abstract redenatievermogen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat meet de ‘complex figure of Rey’? (Denk aan rare vis met een kruis)

A

Visueel-ruimtelijk constructief vermogen en visueel geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Doolhoven (subtest WISC intelligentie test), wat meet het?

A

Deze subtest zegt iets over het
vermogen om te plannen en te organiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke testen meten planning vaardigheden?

A

Towertest en Rey

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke test meet inhibitie en cognitieve flexibiliteit?

A

Color-word interference test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke test meet abstract redeneren en probleemoplossen

A

20 Questions test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer is een score op een cognitieve test afwijkend?

A

Wanneer de score meer dan 2 SD afwijkt van de leeftijdsnorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is het diagnosticeren / diagnostiek van EF van belang?

A

➔Begrip kweken: geenonwil, maar onvermogen
➔Aanknopingspunten voor begeleidingen behandeling vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem de drie soorten aandacht (tree of attention)

A

Selectieve aandacht, gefocuste aandacht en verdeelde/gescheiden aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke twee van de drie soorten aandacht zijn worden gecontroleerd/beheerst door EF’s

A

Selectief en gefocuste aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Twee processen namelijk 1. Selectiviteit (selectieve, gefocust en gescheiden aandacht) + 2. Intensiteit (alertheid, phasic afwisselingen en tonic alertheid) = …

A

Sustained ‘aanhoudende’ aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Er zijn twee processen die samen aanhoudende aandacht vormen. We hebben het nu over één van de twee: Intensiteit. Wat houdt het in en welke onderdelen zijn er?

A

Niveau van bewustzijn/ staat van alertheid
1. Alertheid
2. Phasic alertheid
3. Tonic alertheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe is intensiteit gerelateerd aan aandacht

A

Intensiteit is een aspect van aandacht en is gerelateerd aan alertheid. Alertheid is de ontvankelijkheid van het CZS voor stimulaties. Alertheid moet worden gehandhaafd om de aandacht te kunnen vestigen op een informatiebron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke rol speelt aandacht bij informatie verwerking?

A

Elke fase van informatie verwerking heeft tijd nodig, maar sommige informatie is enkel beschikbaar voor een korte tijd. Dus informatie verwerking is afhankelijk op het functioneren van de aandacht processen. Aandacht selecteert relevante informatie en filters niet-relevante informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Defineer Phasic en tonic alertheid (gerelateerd aan intensiteit een aspect van aandacht)

A

Phasic Is gerelateerd aan kortdurende stimuli in de omgeving (bijvoorbeeld een hard geluid of chaotisch verkeer). Tonisch is gerelateerd aan lange termijn, interne, onbewuste biologische processen (een dip in aandacht na een maaltijd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Er zijn drie aandacht modellen één daarvan is ontworpen door Norman en Shalice en heet de Mental Schema Theory. Omschrijf hoe het gaat van stimuli (omgeving) naar actie (intern of extern).

A

In dit model wordt er onderscheid gemaakt tussen routine situaties en niet routine.
1. Routine, automatische en geoefende situaties (geen bewuste aandacht nodig en kan gelijktijdig uitgeoefend worden): Externe stimuli - Sensorische systemen leggen dit vast / nemen dit op - schema’s voor de routine acties worden geactiveerd - CONTENTIE SCHEDULING kiest de sterkste schema - automatische actie is uitgevoerd.

  1. Niet-routine (bewuste aandacht nodig): Externe stimuli - Sensorische systemen leggen dit vast / nemen dit op - schema’s voor de routine acties worden geactiveerd - CONTENTIE SCHEDULING kan geen automatisch oplossing vinden - de hogere orde SUPERVISORY ATENTIONAL SYSTEM (SAS) wordt geactiveerd - Deze inhiberen de routine schema selectie - veranderd naar een executieve functie benadering - nieuwe doelen en subdoelen vaststellen - deze worden in werkgeheugen gehouden terwijl een nieuw plan wordt gemaakt, en deze wordt gemonitord in vergelijking met oorspronkelijke doel en geüpdatet als her originele doel behaald moet worden
23
Q

Er zijn drie aandacht modellen één daarvan is ontworpen door Posner & Petersen en heet het Brain Model. Omschrijf dit model

A

Het brein model omschrijft aandacht als drie functionele netwerken.
1. Vigilance (rechter cerebrale cortex)-: Verantwoordelijk voor alertheid
2. Posterior attentional - : richt zich op visuospatiele aandacht naar de externe wereld
3. Anterior attentional netwerk: Actief en selectief detecteren van informatie en beschermd ons tegen afleidingen. Verdeelt aandacht tijdens multitasking (is een EF)

24
Q

Multimodale working memory model door ?

A

Baddeley en Hitch. Een model voor werkgeheugen (primaire geheugen). Zeggen dat het bestaat uit De phonologische loop, visuospatiale sketchpad en episodische buffer. Die worden overzien door de centrale executieve.
- Phonologische loop: Onderhoudt verbale informatie in werk geheugen
- Visuospatiale sketchpad: Onderhoud visuele en spatiale informatie in …
- Episodische buffer: systeem met beperkte capaciteit dat zorgt voor tijdelijke opslag van informatie in een multimodale code, die in staat is informatie uit de secundaire systemen en uit het langetermijngeheugen te binden tot een unitaire episodische representatie.

25
Q

Tussen het model van Norman en Shallice en die van Baddeley en Hitch, wat is een overeenkomst?

A

DE SAS en de centrale executieve lijken op elkaar.

26
Q

Aandacht netwerk theorie van Corbetta en Shulmann

A

Twee aparte aandacht systemen namelijk:
1. Bottom-up aandacht (ligt ventraal): passieve activatie, activatie wordt automatisch geactiveerd door een externe stimuli.
2. Top-down aandacht (dorsaal): vrijwillige activatie en selectief gefocust op een al bekende stimulus. Gelinkt met EFs

27
Q

Hoe toets je aandacht? Noem de twee componenten die in een taak moeten zitten

A

Snelheid en selectie/switching vaardigheid. Ook het liefst twee condities, de eerste met snelheid en de tweede met selectie

28
Q

Noem een voorbeeld van een toets dat selectieve aandacht meet

A

Stroop test

29
Q

Hoe definiëren Burgess en Simons 2005 executieve functies?

A

vaardigheden waarmee iemand zich kan aanpassen aan nieuwe situaties en zijn levensdoelen op een productieve en constructieve manier kan ontwikkelen en volgen

30
Q

Wat is de shielding/shifting dilemma

A

Het zijn twee aspecten van EF. Namelijk het doel beschermen tegen afleidingen, zodat het doel behaald wordt(shielding). Terwijl schifting gedefinieerd word als de flexibiliteit van het doel aanpassen als de situatie daar naar vraagt. Er moet een balans zijn tussen deze twee. Meestal wordt de balans beïnvloed door emoties en de sociale context. Het dilemma refereert naar de balans en de controle die iemand nodig heeft om dit uit te oefenen.

31
Q

Leg het verschil uit tussen de unitairy view en de fractionated view op EF

A

De unitairy view stelt dat EF gezien kan worden als een centrale beheerde van gedrag, dat zich bevind in de PFC (maar is verbonden met andere netwerken). Voorbeelden zijn het model van Baddely’s multimodal working memory model en Norman’s mental schema theory.

De fractionation view is gebaseerd op het idee dat EFs verschillende gespecialiseerde processen bevat, zonder hiërarchie.

32
Q

M(y) MET G(ala)

Stuss en Alexander gingen ervan uit dat EFs vertegenwoordigd zijn in aparte prefrontale gebieden. Is dit een ‘fractionated view’ of een ‘unitairy view’? En welke processes zijn het en waar zijn ze gelokaliseerd in het brein?

Processen van EF (5 stuk)

A

Het is een fractionated view. En de processen zijn als volgt:
- Energization (initiatie en instandhouding); dmPF circuit
- Task setting; Linker dlPF circuit
- Monitoring; Rechter dl PF circuit
- Gedrag en emoties (zelfregulatie); lm orbitioFC
- Metacognitie en integratie; frontopolar circuit

33
Q

Hoe test je EFs? Wat voor soorten taken en noem voorbeelden

A

Moeilijk om te meten, maar er zijn drie manieren. Operationele (stimulus gedreven) -, Tactische (herinnering/geheugen gedreven) - en strategisch gedreven taken.

Bijv: Stroop (selectieve aandacht wordt beheerst door EF), Trail making test en Looking for keys test.

34
Q

Wat is de kritiek op de unitaire en gefractioneerde benadering/view over EFs?

A

Beide kunnen geen alomvattende uitleg geven over hoe het brein zichzelf controleert en stuurt. De unitaire blik kan niet uitleggen hoe zo’n centrale executief mechanisme, zoals SAS, precies werkt. Terwijl bij de gefractioneerde blik kritiek is op ‘als een specifieke gebeide actief zijn, tijdens een taak, zegt niet dat uitsluitend die gebieden deze functie controleren.

35
Q

Wat verbind de unitaire en gefractioneerde blikken op EFs?

A

Veel van dezelfde (actieve ) gebieden worden genoemd in beiden blikken. Het lijkt erop alsof deze actieve gebieden met elkaar in netwerken samenwerken om de executieve processen it te voeren. Er is een netwerk met nodes (breingebieden) dat andere nodes kan beheersen/controleren en door andere nodes gecontroleerd kan worden.

Welke gebieden?: dlPFC, ACC en vmPFC. Parietal cortex, cerebellum en basale ganglia

36
Q

Tekin en Cummings identificeerde drie fronto-subcorticale netwerken die belangrijk zijn voor EFs. Noem deze, wat voor fuctie(s) verbonden zijn en de breingebieden die erin voorkomen.

A
  1. Dorsolaterale Prefrontale netwerk (plannen en problemen oplossen, EF): Caudate nucleus, globus pallidus en thalamus
  2. Orbitofrontale netwerk (sociaal-cognitieve en gedragsmatig): Caudate nucleus, globus pallidus, nuculus accumbus en thalamus
  3. Anterior cingulate netwerk (motivatie): Ventrale striatum, thalamus en substantia nigra
37
Q

Als er schade is in het orbitofrontale netwerk (Tekin en Cummings), wat gebeurt er dan?

A

Veranderingen in de persoonlijkheid en ontremming (disinhibition)

38
Q

Als er schade is in het anterior cingulate netwerk (Tekin en Cummings), wat gebeurt er dan?

A

Apathie, gebrek aan gedrevenheid

39
Q

Voor EF zijn er drie fronto-subcorticale netwerken. Is er ook zoiets voor aandacht en cognitieve controle

A

Ja, de frontoparietale netwerk en de cingulo-opercular netwerk

40
Q

Dosenbach et al 2008 beschreven twee aandacht/cognitieve controle netwerken. Benoem ze en welke breingebieden er vaak mee geassocieerd worden.

A
  1. Frontoparietal control netwerk (initiatie van executieve beheersing/control in taken, en deze controle door error feedback aanpassen): dlPFC & parietale gebieden, zoals precuneus & Intraparietal sulcus
  2. Cingulo-opercular netwerk (de instandhouding van beheersing en tonic alertheid): Cingulate cortex, vlPFC, insula
41
Q

Dosenbach’s twee aandacht netwerken kunnen verbonden worden aan het shielding-shifting dilemma. Hoe? En hoe weten we dit?

A

Frontoparietal controle netwerk is betrokken in negatieve feedback en dus ook shifting activiteit.

De cingulo-opercular netwerk is betrokken bij shielding.

Onderzoek hiernaar heeft gezien dat wanneer er schade is in de dlPFC dit leidt tot moeite met switching. Schade aan de mPF en cingulate cortices leiden tot verminderde shielding

42
Q

Naast Dosenbach heeft Corbetta et al ook twee basis aandacht netwerken geïdentificeerd

A

Dorsale aandacht Netwerk (DAN) en de ventrale aandacht/salience netwerk. DAN bestaat uit de intraparietal sulcus en de frontale oog velden in beide ceberale hemisferen. Het is betrokken bij actieve controle van visuospatiale aandacht. De VAN is betrokken en de heroriëntatie van aandacht wanneer stimuli plotseling tevoorschijn komen

43
Q

Default Mode netwerk

A

Actief wanner er geen andere externe taken zijn. Dus wanneer de herenen rusten. Wordt gemonitord door de front pariëtale netwerk en in verband gebracht met zelf gerelateerde processen

44
Q

Volgens wie monitort de frontoparietale controle netwerk (Dosenbach) de balans tussen de dorsale aandact netwerk (corbetta). En wat doet dit

A

Volgens Spreng creëert dit een link tussen de DAN wanneer een externe taak uitgevoerd moet worden of maakt een verbinding met de DMN wanneer er aandacht gericht moet worden naar interne gedachtes.

45
Q

Basis alertheid, wordt gerelateerd aan de subcorticale regio’s. Welke regios en hoe heet het systeem?

A

De ascending reticular activation system (ARAS) omvat de thalamus en de hersenstam

46
Q

In de ARAS (basis alertheid) is de …. verantwoordelijk voor de synthese (aanmaak) en de verspreiding van een neurotransmitter. Welk gebied, welke neurotransmitter en waar is deze neurotransmitter belangrijk voor?

A

De Locus Coeruleus in de ARAS maakt noradrenaline aan en is belangrijk voor tonic en phasic alertheid.

47
Q

Ziektes waar beperking is in aandacht of executieve functies, of zorgen voor verstoring in EF

A

Aandachtsstoornis/ executieve functies
Traumatisch hersenletsel
Dementie: Frontotemporale Vasculaire LewyBody
Aandachtstekort/Hyperactiviteitsstoornis
Multiple Sclerose
Beroerte
Alzheimer

47
Q
A
48
Q

Is er een manier om de EF te verbeteren?

A

Hersenen veranderen voortdurend
en plasticiteit is de hoeksteen van functioneren volgens Cramer et al 2011. Dus ja, zolang er capaciteit voor veranderingen in flexibiliteit is. Is er capaciteit voor veranderingen in het mogelijke bereik van cognitieve prestaties, ook EF

49
Q

Cognitieve training wordt gebruikt om EFs te verbeteren. Waar of niet waar?
I:Training van executieve functies bevordert cognitieve en neurobiologische verbetering op oudere leeftijd Nguyen, Murphy & Andrews 2019

II: Cognitieve training leidde tot algemene verbeteringen op executieve functies bij kleuters Sciontiet al 2020

A

Juist

50
Q

In een aandacht toets presteert Patient A goed in conditie 1 maar is langzamer in conditie 2. Wat voor beperking is aanwezig?

Conditie 1: Taak uitvoeren zo snel mogelijk
Conditie 2: Getimede test, waar selectie nodig is

A

Selectieve aandacht

51
Q

In een aandacht toets presteert Patient A goed in conditie 2 maar is minder in conditie 1. Wat voor beperking is aanwezig?

Conditie 1: Taak uitvoeren zo snel mogelijk
Conditie 2: Getimede test, waar selectie nodig is

A

Informatie verwerking snelheid

52
Q

Wanneer zijn onze EF het beste/ meest actief

A

20-29 jaar