Week 2 Flashcards

1
Q

In de ILAE is afgesproken dat er drie situaties zijn waarin je bij een patiënt de diagnose epilepsie mag stellen. Noem ze alle 3.

A
  1. Een patiënt die meer dan één niet acuut-symptomatische epileptische aanval heeft gehad met meer dan 24 uur tussentijd
  2. Een patiënt heeft één acuut symptomatische epileptische aanval gehad met een ingeschatte hoge herhalingskans op een volgende aanval (>60% in de komende 10 jaar)
  3. Als er sprake is van een epilepsiesyndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voor de classificatie van een epileptisch aanval moet je zoveel mogelijk van verschijnselen beschrijven.

Er zijn twee elementen die je ten minste altijd moet benoemen. Welke zijn dit?

A
  1. Bewustzijnsverandering (ogen open/dicht, oogcontact/interactie)
  2. Motorische verschijnselen (trekkingen, schokken, verstijven, knipperen, smakken, nystagmus)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij koorts kan het geven van paracetamol elke 6 uur de kans op een koortsconvulsie verminderen.

Klopt dit?

A

Nee

Preventief behandelen met antipyretica (koortsverlagende middelen) is niet effectief bij koortsstuipen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Als een kind met een tevoren normale ontwikkeling een atypische koortsconvulsie krijgt, is dat reden voor een EEG onderzoek en MRI scan

A

Nee klopt niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Na twee keer een koortsconvulsie, dient een kind te starten met dagelijkse anti-epileptische medicijnen

A

Nee klopt niet

Anti-epileptica geef je bij epilepsie en niet bij een koortsconvulsie. Wel geef je als noodmedicatie een benzodiazepine (diazepam rectaal of midazolam nasaal/buccaal) om een koortsstuip de kop in te drukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als een kind een koortsconvulsie heeft gehad, heeft het een verhoogd risico op nog een keer een koortsconvulsie te krijgen bij een volgende koortsepisode

A

Klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A
Tijdens inspanning kan ook reflex zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de juiste dosering van intraveneus midazolam bij de acute behandeling van convulsies bij kinderen?

A
  • intraveneus midazolam bij kinderen is 0,1 mg per kilogram lichaamsgewicht, met een maximum van 5 mg per dosis. Voor een kind van 15 kg is de correcte dosis dus 1,5 mg.
  • nasaal 0,2 mg/kg, max. 10 mg per dosis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Als er in korte tijd 2 langdurige koortsconvulsies hebben plaatsgevonden, kan je spreken van epilepsie?

A

In de definitie van epilepsie is opgenomen dat het moet gaan om ongeprovoceerde aanvallen (die dus zijn veroorzaakt door interne kortsluiting in de hersenen). Wanneer koorts de aanleiding is, dan is de aanval dus niet ongeprovoceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Alcohol abusus is een bekende oorzaak van epileptische aanvallen.
Wat veroorzaakt meestal de epileptische aanvallen bij patiënten met alcohol abusus?

A

plotse onttrekking van alcohol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

​​Als wat voor een aanval is een absence in het kader van het epilepsiesyndroom “absence epilepsie van de kinderleeftijd” te classificeren?

A

gegeneraliseerde aanval, niet motorisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is ongeveer het herhalingsrisico van een kind dat een eerste koortsstuip heeft gehad?

A

30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Evenwichtspotentiaal Natrium (Na)

A

ong. 50 mV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Evenwichtspotentiaal Kalium (K)

A

-80 tot -90 mV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Evenwichtspotentiaal Chloride (Cl)

A

-60 tot -70 mV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe verhoudt de membraanpotentiaal tijdens de undershoot van een actiepotentiaal zich tot de evenwichtspotentiaal voor chloride ionen?

A

De membraanpotentiaal is lager dan de evenwichtspotentiaal voor chloride

Tijdens de undershoot van een actiepotentiaal zijn de kaliumkanalen nog geopend, wat de membraanpotentiaal dichter bij de kalium evenwichtspotentiaal (tussen -80 en -90 mV) brengt.

Aangezien de evenwichtspotentiaal voor chloride ionen doorgaans tussen -60 mV en -70 mV ligt, valt de membraanpotentiaal tijdens de undershoot lager dan die van chloride, waardoor de membraanpotentiaal negatiever is dan de evenwichtspotentiaal voor chloride.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat gebeurt er met chloride-ionen als chloridekanalen openen in een cel met een rustmembraanpotentiaal van -70 mV en een evenwichtspotentiaal voor chloride van -65 mV?

A

In deze situatie zullen chloride-ionen de cel verlaten wanneer de chloridekanalen openen. Aangezien de rustmembraanpotentiaal van -70 mV negatiever is dan de evenwichtspotentiaal van -65 mV, bewegen chloride-ionen naar buiten om de membraanpotentiaal dichter bij hun evenwichtspotentiaal te brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat gebeurt er met de stroomrichting van chloride-ionen als een cel met een rustmembraanpotentiaal van -70 mV 10 mV depolariseert? Evenwichtspotentiaal voor chloride is -65 mV
.

A

Als de cel depolariseert naar een nieuwe membraanpotentiaal van -60 mV, wordt deze positiever dan de evenwichtspotentiaal van chloride (-65 mV). Als nu chloridekanalen openen, zullen chloride-ionen de cel instromen, omdat de membraanpotentiaal naar de evenwichtspotentiaal van chloride toe beweegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat gebeurt er met kaliumkanalen tijdens de undershoot van een actiepotentiaal?

A
  • Tijdens de undershoot van een actiepotentiaal staan er meer kaliumkanalen open dan in rust.
  • Dit komt doordat de kaliumkanalen vertraagd sluiten na de repolarisatiefase van de actiepotentiaal
  • Dit resulteert in een aanhoudende uitstroom van kaliumionen uit de cel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe beïnvloedt de undershoot de prikkelbaarheid van een neuron?

A

Tijdens de undershoot is de prikkelbaarheid van het neuron verlaagd.

De membraanpotentiaal is tijdens deze fase hypergepolariseerd, wat betekent dat deze verder van de drempelwaarde voor het genereren van een nieuwe actiepotentiaal is dan tijdens de rusttoestand.

Hierdoor is het moeilijker om een nieuw actiepotentiaal te initiëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De depolarisatiefase van de actiepotentiaal verloopt snel doordat er sprake is van positieve feedback.
Wat wordt daarmee in dit geval bedoeld?

A

De depolarisatie die het gevolg is van de opening van natriumkanalen, leidt tot het openen van méér natriumkanalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welk van onderstaande membraanpotentialen ligt het dichtst in de buurt van de evenwichtspotentiaal van Na+ (ENa) in dit experiment?

A

+45 mV

de evenwichtspotentiaal van een ion is de membraanpotentiaal waarbij de netto stroom voor dat ion 0 is. Dit is het geval bij Um = 45 mV.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Zet de volgende drie kanalen in volgorde van toenemend aantal subunits:

Nicotine receptorkanaal
Kaliumkanaal
Gap junction kanaal

A
  1. Kaliumkanaal (4)
  2. Nicotine receptorkanaal (5)
  3. Gap junction kanaal (6)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Na afgifte wordt een groot gedeelte van de neurotransmitter glutamaat opgenomen door glia.
Het grootste gedeelte van deze glutamaat verlaat de gliacel weer als…

A

In gliacellen wordt glutamaat omgezet in glutamine, en dit verlaat de cel via een glutaminetransporter (SN1).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de glycinereceptor?

A

chloridekanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waardoor wordt de afname van de natriumstroom (pijl in onderste grafiek) veroorzaakt?

A

inactivatie

Je ziet dat de natriumstroom toeneemt doordat de spanningsafhankelijke natriumkanalen openen, maar dat de stroom kort daarna weer afneemt doordat de spanningsafhankelijke natriumkanalen inactiveren en hierdoor dus geen natriumionen meer doorlaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoeveel tijd na het begin van de aanval spreken we in het algemeen van een dreigende status epilepticus?

A

5 minuten

29
Q

Bij bepaalde epilepsiesyndromen wordt als behandeling het ketogeen dieet ingezet.
Welk bestanddeel dient veel voor te komen in het ketogeen dieet?

A

Vet

geen koolhydraten

30
Q

Noem twee medicijnen die je zou kunnen voorschrijven inclusief de toedieningsvorm bij een status epilepticus.

A
  1. Midazolam nasaal
  2. Midazolam buccaal
  3. Diazepam (stesolid) rectaal
31
Q

Na hoeveel minuten dient een epileptische aanval gecoupeerd te worden?

A

Na 5 minuten

32
Q

Wat is de werkingsmechanisme van vigabatrine

A

remmen GABA afbraak

33
Q

Wat is de werkingsmechanisme van Tiagabine

A

remmen GABA transporter

34
Q

Wat is de werkingsmechanisme van benzodiazepines/barbituraten?

A

verhogen affiniteit van GABA voor de GABAA receptor

35
Q

Welk medicijn is het minst geschikt bij een vrouw van 19 jaar met juveniele myoclonus epilepsie?

A

valproinezuur/valproaat

Valproïnezuur/valproaat mag NIET gegeven worden aan vrouwen tussen de 15 jaar en 40 jaar. Dit komt vanwege het risico op congenitale afwijkingen bij een mogelijke zwangerschap.

36
Q

Welk van de onderstaande kanalen wordt het meest geremd door ethosuximide?

A

calciumkanalen

37
Q

Welk van de onderstaande kanalen wordt het meest geremd door gabapentin?

A

calciumkanalen

38
Q

Anti-epileptica die natriumkanalen remmen?

A

fenytoine
carbamazepine
lamotrigine
oxcarbazepine
valproaat

39
Q

Wat is de werkingsmechanisme van retigabine?

A

Openen van kaliumkanalen

40
Q

Anti-epileptica die serotoninewerking verhogen?

A

Fenfluramine

41
Q

Wat is de eerste stap in de behandeling van een status epilepticus bij een kind?

A

stabilisatie van vitale functies, oftewel het controleren van de ABC’s.

Noodmedicatie zoals benzodiazepines wordt gebruikt om de aanval te couperen.

42
Q

Is het atypisch voor een kind van 3 jaar om een eerste koortsconvulsie te ervaren?

A

Nee, typisch
atypisch = <6 maanden en >5 jaar

43
Q

Is het typisch voor koortsconvulsies om focale schokken te vertonen?

A

Nee, het is atypisch om focale schokken te hebben bij een koortsconvulsie. Typische koortsconvulsies zijn meestal gegeneraliseerd, waarbij schokken aan beide zijden van het lichaam optreden.

44
Q

Wat is de juiste volgorde van behandeling bij een status epilepticus?

A
45
Q

Hoe verandert de hoeveelheid stroom die nodig is om een actiepotentiaal op te wekken in cellen met een gemuteerd natriumkanaal vergeleken met cellen met het wild-type natriumkanaal?

A

Er is minder stroom nodig.

Je ziet een shift naar links van de activatiecurve van T767I natriumkanalen (gain of function!). Het gemuteerde kanaal opent dus al bij een lagere spanning. De drempelwaarde is dus lager vergeleken met wild-type (normale) kanalen.

46
Q

Hoe vergelijkt de drempelwaarde voor het opwekken van een actiepotentiaal in cellen met een gemuteerd natriumkanaal met die in cellen met het wild-type natriumkanaal?

A

Cellen met gemuteerde kanalen genereren veel meer spontane actiepotentialen vergeleken met cellen met wild-type kanalen.

Dit gebeurt bij een gelijke stroom. Gemuteerde cellen hebben dus minder stroom nodig om een actiepotentiaal op te wekken dan WT-cellen.

47
Q

Hoe ontstaat de snelle toename van de kaliumstroom direct na de stap naar -20 mV (zwarte pijl)?

A

toename van de drijvende kracht (‘driving force’) voor kaliumionen

48
Q

Hoe ontstaat de langzame toename van de kaliumstroom (groene pijl) na de stap naar -20 mV?

A

activatie van kaliumkanalen

49
Q

Wat is de kans op epilepsie bij
veranderen bij mutaties die de activatiecurve naar links (oftewel in hyperpolariserende richting) of naar rechts
(oftewel in depolariserende richting) verschuiven?

Let op: de ionkanalen komen m.n. in GABAerge interneuronen tot expressie

als het om een neuron met een excitatoire neurotransmitter gaat, dan zijn tegenovergestelde antwoorden correct.
A
GABAerge interneuronen hebben een remmende functie op andere neuronen. Ze geven namelijk in de synapsen GABA vrij, en dit is een inhibitoire neurotransmitter.

Als de activatiecurve naar links verschuift, dan zullen natriumkanalen sneller/eerder opengaan → drempelwaarde voor actiepotentiaal wordt sneller bereikt → eerder depolarisatie → GABAerge interneuronen gaan meer vuren → minder kans op epilepsie.

Als de activatiecurve naar links verschuift, dan gaan kaliumkanalen sneller/eerder open → membraanpotentiaal zal dan negatiever worden bij het openen → het is hierdoor lastiger om een actiepotentiaal op te wekken (verlaagde prikkelbaarheid) → GABAerge interneuronen gaan minder vuren → meer kans op epilepsie.

50
Q

Wat is de belangrijkste oorzaak voor de afname van de natriumconductantie tijdens deze actiepotentiaal?

roze=natriumkanaal
A

Inactivatie van de natriumkanalen

51
Q

Wat is de belangrijkste oorzaak voor de afname van de kaliumconductantie tijdens deze actiepotentiaal?

A

Deactivatie van de kaliumkanalen

52
Q

Hoe veranderen de oriëntatie tuning curves van cellen in de primaire visuele cortex (V1) wanneer je een electrode schuin en parallel aan het oppervlak van de cortex beweegt?

A

De gemeten cellen hebben langzaam veranderende oriëntatie tuning curves.

Dit betekent dat de voorkeur voor de oriëntatie van visuele stimuli geleidelijk verandert naarmate de electrode langs naast elkaar liggende cellen beweegt.

53
Q

Beschrijf de receptieve velden van cellen die naast elkaar liggen in de primaire visuele cortex, gemeten met een electrode die parallel aan het cortexoppervlak beweegt.

A

De gemeten cellen hebben overlappende receptieve velden.

54
Q

Hoe kan een mu-ritme verdwijnen?

A

door over de contralaterale hand te strijken, dus bijvoorbeeld een vuist maken of sensorische stimulatie van de contralaterale hand.

55
Q

Hoe kan een occipitale ritme verdwijnen?

alfa-golven: 8-13 Hz achterin de hersenen

A

Verdwijnt met ogen openen en wek je op door ogen te sluiten

56
Q
A
57
Q

Kan delta-activiteit zowel van cerebrale origine zijn als berusten op artefacten?

A

Ja

  • Cerebraal wordt delta-activiteit waargenomen tijdens diepe slaap, specifiek tijdens stage 3 van NREM-slaap, waarbij de hersengolven traag en hoog zijn.
  • Artefacten die delta-activiteit kunnen veroorzaken, zijn onder andere het knipperen van de ogen tijdens een EEG-meting, wat bekend staat als een blinking artefact.
58
Q

Zien we bij hersendood elektrische activiteit op het EEG?

A

Nee, je ziet een iso-elektrisch EEG waarop je wel elektrische activiteit kunt zien die samenvalt met het ECG. Je ziet dan dus de elektrische activiteit van het hart op het EEG omdat er geen cerebrale activiteit meer is.

59
Q

Bij hoeveel van de mensen met epilepsie worden epileptiforme afwijkingen gezien op één standaard EEG?

A

35-59%

60
Q

Worden bij patiënten met epilepsie altijd epileptiforme afwijkingen op het EEG gevonden?

A

Nee

60
Q

Wat is de beste manier om de diagnose epilepsie te stellen?

A

De combinatie van een klinische epileptische aanval en een epileptische ontlading op het EEG.

61
Q

Heeft iemand met een epileptiforme afwijking op het EEG per definitie epileptische aanvallen?

A

Nee

62
Q

Welke vier soorten activiteit naar frequentie kennen we in het EEG?

A

Delta: 0,5 – 4 Hz
Thèta: 4 – 8 Hz
Alfa: 8 – 13 Hz
Bèta: ≥ 13 Hz

63
Q
A
64
Q

Je ziet een jonge man op het spreekuur die een eerste epileptische aanval heeft gehad. Er was geen duidelijke aanleiding en hij is nu hersteld. Je vraagt een EEG aan.
Wat is het nut van een EEG?

A

Als het afwijkend is, is er een hoog risico op een volgende aanval.

65
Q

Hoe wordt het genoemd als een focale epileptische aanval uitbreidt naar beide hersenhelften?

A

secundair gegeneraliseerde aanval

66
Q

Op EEG zijn verschillende activiteiten te zien. Welke golven bestaan er en wat zijn hun frequenties?

A
  • Delta golven= 0,5-4Hz
  • Theta-golven= 4-8 Hz
  • Alpha-golven= 8-13 Hz
  • Mu-ritme= 10 Hz
  • Beta-golven= 13-30 Hz
67
Q

Mutaties worden functioneel ingedeeld in (o.a.) neutraal, gain-of-function, loss-of-function, dominant-negative.

Wat voor mutatie is dit?

A

Het betreft hier een gain-of-function mutatie. Bij gain-of-function mutaties wordt de functie versterkt, of ontstaat zelfs een nieuwe, abnormale functie. Het eerste is hier het geval: de functie van het Na-kanaal om te openen bij depolarisatie is hier versterkt, omdat het gemuteerde kanaal al bij kleinere depolarisaties zal openen.

68
Q
A