Week 1 Flashcards

1
Q

Wat is de correcte volgorde van deze plakken van rostraal naar caudaal?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

22/23 HER (2)

A

A= nervus trigeminus
B= tentorium (cerebelli)
C= a. meningea media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke van onderstaande motorkernen in de hersenstam zijn beschadigd door afsluiting van de art. spinalis anterior?
A nucleus ambiguus
B nucleus hypoglossus
C nucleus facialis
D nucleus abducens

A

nucleus hypoglossus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Welke type bloeding is dit?
  2. Hoe onderscheidt deze bloeding zich t.o.v. andere bloedingen op de scan?
A

1. subarachnoidale bloeding (SAB)
2. bloeding zit in de sulci

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welk stroomgebied bevindt zich het infarct?

A

A. cerebri posterior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk neurologisch symptoom verwacht je bij deze laesie? Benoem zo precies mogelijk: symptoom, aard en lokalisatie. (3p)

22/23 HER (6)

A

Symptoom: homonieme
Aard: hemianopsie
Lokalisatie: links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke aandoeningen kunnen gepaard gaan met dysartrie?

A

1. cerebellum laesie
2. uitval n. hypoglossus
3. ziekte van Parkinson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke celtype vormt de bloedhersenbarrière? En Welk onderdeel van deze cellen speelt hierbij een essentiële rol?

A

Endotheelcellen in de vaatwand.
‘Tight-junctions’ tussen endotheelcellen spelen hierbij een essentiële rol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vitale sensibiliteit verloopt via de _____?_____________ door het ruggenmerg.

A

Vitale sensibiliteit verloopt via de antero-laterale banen door het ruggenmerg.

kruist direct in het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De tweede synaps in de baan van de gnostische sensibiliteit vinden we in _____?_____________

A

De tweede synaps in de baan van de gnostische sensibiliteit vinden we in de thalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doet parasympatische innervatie via de n. oculomotorius?

A

Pupilvernauwing (miosis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem de 4 hersenzenuwen die parasympatische vezels vervoeren.

A

1. Nervus oculomotorius
2. Nervus vagus
3. nervus facialis
4. nervus glossopharyngeus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

**Juist of onjuist?
**
Mu-ritme kan verdwijnen door over de contralaterale hand te strijken

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

**Juist of onjuist?
**
Het occipitale ritme kan tot verdwijnen worden gebracht door de ogen te sluiten

A

Onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

**Juist of onjuist?
**
Delta-activiteit kan zowel van cerebrale origine zijn als berusten op artefacten

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

**Juist of onjuist?
**
Bij hersendood is er geen cerebrale activiteit op het EEG te zien

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat voor informatie vervoeren spinale vezels in de ventrale radix?

A

Alleen motorische informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat voor informatie vervoeren spinale vezels in de achterste ramus (ramus anterior)?

A

Sensibele en motorische informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat voor informatie vervoeren spinale vezels in de dorsale radix?

A

Alleen sensibele informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke hersenzenuwen vervoeren alleen motorische informatie

A

N. III (oculomotorius)
N. IV (trochlearis)
N. VI (abducens)
N. XI (accessorius)
N. XII (hypoglossus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke hersenzenuwen vervoeren alleen sensibele informatie?

A

N. I (olfactorius)
N. II (opticus)
N. VIII (vestibulocochlearis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke hersenzenuwen vervoeren zowel motorische als sensibele informatie?

A

N. V (trigeminus)
N. VII (facialis)
N. IX (glossopharyngeus)
N. X (vagus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar in het ruggenmerg ligt het cellichaam van axonen die in de ventrale radix verlopen

A

In de ventrale hoorn van het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat voor informatie vervoeren spinale vezels in de achterste radix (ramus posterior)?

A

Sensibele en motorische informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat kan een enkele spinale zenuw innerveren?

A

Een enkele dermatoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

De middenhersenen maken deel uit van de hersenstam, samen met twee andere structuren.
**Welke twee van onderstaande structuren zijn dat?
**

A

Pons en medulla oblongata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe verloopt de vitale sensibiliteit (pijn + temp.) door het ruggenmerg?

A

via antero-laterale banen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waar vinden we de tweede synaps van de gnostische (tast, vibratie, druk, proprioceptie) sensibiliteit?

proprioceptie= positie van lichaamsdelen

A

In de thalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe verloopt de gnostische (tast, vibratie, druk, proprioceptie) sensibiliteit door het ruggenmerg?

A

Dorsale kolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waar kunnen we de eerste synaps terugvinden van de vitale sensibiliteit?

A

In het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waar kruist somato-sensibele informatie over trilling/vibratie?

A

In de hersenstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke sensibele informatie verloopt via de antero-laterale baan van het ruggenmerg?

En op welk niveau kruist deze sensibele informatie naar de controlaterale hemisfeer?

A

Vitale informatie (pijn + temp.)
Ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke aandoeningen kunnen gepaard gaan met dysartrie?

dysartrie= motorische spraakstoornis van gesproken taal

A
  1. Cerebellum laesie
  2. Uitval van n. hypoglossus
  3. M. Parkinson
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn kenmerken die je kan vinden bij een centraal probleem?

A

Atrofie: afwezig
Fasciculaties: afwezig
Tonus: verhoogd
Reflexen: verhoogd
Voetzoolreflex: pathologisch (balbinski)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn kenmerken die je kan vinden bij een perifeer probleem?

A

Atrofie: aanwezig
Fasciculaties: aanwezig (bij voorhoornlaesie)
Tonus: verlaagd
Reflexen: verlaagd
Voetzoolreflex: normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat voor probleem is een polyneuropathie

A

Een perifere zenuw aangedaan = Perifeer probleem

Kenmerken: atrofie, sensibiliteitsstoornis, tintelingen, verlaagde reflexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Man (62) met DM, sinds een jaar tintelingen in beide voeten, langzaam opstijgend doof gevoel in de onderbenen. Handen tintelen sinds een enkele maanden, en minder gevoel.
* Neurologisch onderzoek: symmetrische sensibele stoornis in handen en voeten
* Areflexie aan armen benen

Waar lokaliseer je de afwijking? Hoe noem je dit klinische beeld?

A

Perifere zenuwen zijn waarschijnlijk aangedaan
Dit is een polyneuropathie of een perifere neuropathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Vrouw (45) kan tijdens een vergadering opeens niet meer spreken. Zij kan geen woord uitbrengen, maar begrijpt alles goed. Haar rechter mondhoek hangt af en haar rechterarm hangt slap.

Een maand eerder had ze 2 min geen gevoel in de linker lichaamshelft en 2 weken geleden kon ze plots niets zien aan de linkerkant. De CT toont een vers infarct.

In welk stroomgebied lokaliseer je de klachten?

A

a. cerebria media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat voor symptomen zou je zien als a. cerebri anterior is aangedaan?

A

Zwakte en/of gevoelsstoornis contralaterale been
veel minder snel: arm, gedragsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat voor symptomen zou je zien als a. cerebri media is aangedaan?

A

Zwakte en/of gevoelsstoornis van contralaterale arm en gelaat
Minder: been, afasie (indien dominante hemisfeer), andere hogere corticale functiestoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat voor symptomen zou je zien als a. cerebri posterior is aangedaan?

A

Contralaterale homonieme hemianopsie of kwadrantanopsie

43
Q

Wat voor symptomen zou je zien als a. vertebralis/basillaris is aangedaan?

A

Homolaterale coordinatiestoornis
dysartrie
draaiduizeligheid
oogbolmotoriekstoornis
slikstoornis
bilaterale of alternerende zwakte en/of gevoelstoornis

alternerend= afwisselind links/rechts

44
Q

In welk stroomgebied bevindt zich een infarct?
En welke neurologische afwijking verwacht je bij deze laesie?

A

A. cerebri posterior

Neurologische afwijking: Homonieme hemianopsie links

rechter lobus occipitalis is aangedaan

45
Q

Welke klachten passen bij een TIA in het a. carotis stroomgebied?

A
  • Taalstoornis
  • Zwakte in de linker lichaamshelft
  • Kortdurende blindheid aan een oog (a, opthalmica is aftakking van a. carotis interna voorziet o.a. retina en n. opticus van 1 oog van bloed).

A. carotis splitst in a. cerebri anterio en a. cerebri media

46
Q

Hoe kan je een recidief aneurysmatische subarachnoidale bloeding voorkomen?

A

Door een endovasculaire behandeling (coiling)

47
Q

A, B, C?

A

A = n. trigeminus
B = tentorium (cerebelli)
C = a. meningea media

48
Q

Welke arterie wordt aangeduid door de pijl?

A

A. cerebri anterior

49
Q

Wat is de naam van deze arterie?

A

A. cerebri posterior

50
Q

Benoem A, B, C en D

A

A= Derde ventrikel
B= Hippocampus
C= Insula
D= Pedunculus cerebri

51
Q

Waar is de hypothalamus onderdeel van en in de wand van welk ventrikel bevindt het zich?

A

Diencephalon
Wand van derde ventrikel

52
Q

Benoem A, B, C en D

A

A = laterale ventrikel
B = putamen
C = capsula interna
D= primaire visuele schors

53
Q

Wat voor angiogram is dit en aan welk kant wordt dit gezien?

A

Carotis angiogram
Laterale zijde

54
Q

Wat voor angiogram is dit en aan welk kant wordt dit gezien?

A

Vertebralis angiogram
Anterior zijde

55
Q

Benoem A, B, C en D

A

A= foramen interventriculare
B= primaire visuele schors
C= mesencephalon
D= plexus choroideus

56
Q

Benoem A, B, C en D

A

A= gyrus cinguli
B= fornix
C= chiasma opticum
D= pons

58
Q
  • Type bloeding?
  • Hoe onderscheidt deze bloeding zich tov. andere bloedingen in de scan?
A

Subarachnoidale bloeding
Bloeding zit in de sulci

59
Q

Welke neusbijholte wordt gemarkeerd met letter B?

A

Sinus maxillaris

60
Q

Het stroomgebied van welke arterie wordt met lichtblauw gemarkeerd?

A

A. cerebri anterior

roze=a. cerebri media + groen= a. cerebri posterior

61
Q

Wat voor traumatische bloeding is dit?

A

Epiduraal hematoom

62
Q

Wat voor traumatische bloeding is dit?

A

Subduraal hematoom

63
Q

Wat voor traumatische bloeding is dit?

A

Intraparenchymateus hematoom

Zit echt in het hersenweefsel

64
Q
A

Subarchnoidale bloeding

Je ziet een hyperdense basale cisternen + sulci, gevuld met bloed.

65
Q

Welke type bloeding is zichtbaar in de afbeelding?

A

subarachnoidale bloeding (SAB)

66
Q

Wat voor bloeding?
Wat is A?
Wat is er afwijkend?

A

Subduraal hematoom
Falx cerebri
Verschoven; niet meer in de midline

67
Q

Naar welke arterie wijst de gele pijl?

A

a. cerebri media

68
Q

Welke motorkern in de hersenstam is beschadigd door afsluiting van de art. spinalis anterior?

A

nucleus hypoglossus

a. spinalis anterior (komt van a. vertebralis)

69
Q

Welke motorkern in de hersenstam is beschadigd door afsluiting van de art. cerebelli inferior posterior?

A

Nucleus ambiguus

PICA, komt van a. vertebralis

70
Q

Welke motorkern in de hersenstam is beschadigd door afsluiting van de art. cerebelli inferior anterior?

A

Nucleus facialis

AICA, komt van a. basillaris

71
Q

Welke motorkern in de hersenstam is beschadigd door afsluiting van de pontine arteries

A

Nucleus abducens

komen van de a. basillaris

72
Q

Welke celtype vormt de bloedhersenbarrière?

Welk onderdeel van deze cellen speelt hierbij een essentiële rol?

A

Endotheelcellen in de vaatwand

‘Tight-junctions’ tussen endotheelcellen

73
Q

Welk bloedvat voorziet structuur A van bloed?

A

art. spinalis anterior

Pyramidebanen worden voorzien door de a. spinalis anterior

74
Q

het striatum vormt een onderdeel van welk hersendeel?

A

telencephalon

75
Q

Waar is de (hypo)thalamus onderdeel van?

A

diencephalon

76
Q

Waar gaat het mesencephalon caudaal over in?

A

Rhombencephalon

77
Q

Wat doet parasympatische innervatie via de n. oculomotorius?

A

Pupilvernauwing (miosis)

78
Q

Wat zijn de andere drie hersenzenuwen die parasympatische vezels vervoeren.

A

N. VII (facialis)
N. IX (glossopharyngeus)
N. X (Vagus)

79
Q

Welk van de volgende klachten past niet bij een TIA in het vertebrobasilaire stroomgebied?
A een taalstoornis
B dubbelzien
C zwakte in afwisselend de linker en rechter lichaamshelft
D een coördinatiestoornis

A

**Een taalstoornis
**

Het vertebrobasilaire stroomgebied voorziet onder andere occipitaalkwab (visus) en cerebellum (coördinatie) van bloed. De taalgebieden zitten frontaal en temporaal en worden voorzien door het gebied van de a. cerebri anterior en a. cerebri media.

80
Q

Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak indien een 40-jarige patiënt binnen een week drie TIA’s doormaakt, één in de rechter hemisfeer, één in de linker en één in de hersenstam?

A

Een emboliebron in het hart

81
Q

Wat is meestal een oorzaak van een subarachnoïdale bloeding?

A

de oorzaak is meestal een lek in een sacculair aneurysma aan één van de cerebrale bloedvaten

82
Q

Operatieve therapie is bij een subarachnoïdale bloeding mogelijk, en bestaat uit het ontlasten van de bloeding door middel van een boorgat.

Klopt dit?

A

Nee, behandeling is een endovasculaire behandeling (coiling)

83
Q

Een 40-jarige docent krijgt tijdens een drukke les van het ene moment op het andere ondraaglijke hoofdpijn. Ze is bekend met migraine maar deze hoofdpijn is veel malen ernstiger en ook anders van karakter. Ze maakt de les nog af, maar gaat daarna naar de huisarts. Op dat moment zijn de klachten duidelijk afgenomen.
**Wat is de waarschijnlijkheidsdiagnose?
**

A

Subarachnoïdale bloeding of SAB

Het spontane (van een op andere moment) heftige karakter van de hoofdpijn past bij een SAB. 1 op de 6 mensen met plots heel heftige hoofdpijn blijkt een SAB te hebben.

84
Q

Wat voor herseninfarct is dit?

A

Lacunair infarct:
Afsluiting van een kleine lenticulostriaire, perforerende arterie (25%).
Leidt tot een kleiner infarct diep in de hersenen met mogelijk ernstige ischemische gevolgen voor de buitenkant.

85
Q

Wat voor herseninfarct is dit?

A

Corticaal infarct
Afsluiting van een groot bloedvat (15%).

86
Q

Wat zien we hier?

A

Extracraniele carotisstenose
Embolie vanuit de a. vertebralis of a. carotis (30%)

87
Q

Waaruit bestaat de behandeling voor een herseninfarct?

A
  • Intraveneuze trombolyse
  • Stolsel oplossingsmiddel: alteplase (rtPA)
  • Endovasculaire trombectomie
88
Q

Herseninfarct bij A. Cerebri anterior?

Voorziet deels frontaalkwab en deels parietaalkwab

A
  • Halfzijdige zwakte, meer in been dan in arm/gelaat
  • Halfzijdige gevoelstoornis
  • Dysartrie
  • Gedragsstoornis
  • Desorientatie, apathie (gebrek aan emotie)
89
Q

Herseninfarct bij A. Cerebri media?

Voorziet 80% cortex pakt ook taalgebied

A
  • Halfzijdige zwakte in gelaat/arm
  • Halfzijde gevoelsstoornis
  • Dysartrie
  • Afasie
  • Hemianopsie
  • Andere hogere cerebrale stoornis (bv. rekenen)
90
Q

Herseninfarct bij A. Cerebri posterior?

Voorziet occipitale kwab

A
  • Hemianopsie/kwadrantanopsie
  • Halfzijde gevoelsstoornis of zwakte
91
Q

Herseninfarct bij A. vertebralis en A. basilaris

A

Cerebellum:
* Coordinatiestoornis
* Draaiduizeligheid
* Dysartrie

Hersenstam:
* Ataxie
* Dubbelzien
* Slikstoornis
* Dysartrie, draaiduizeligheid
* Zwakte

92
Q

Beschrijf A-E

is een (axiale) CT coupe zonder afwijkingen van een andere patiënt
A

A= Frontale kwab
B= Temporaalkwab
C= Cerebellum
D= Pons/hersenstam
E= 4e Ventrikel

93
Q

Vergelijk foto 1 en 2. Wat is de afwijking, en in welke ruimte van de hersenvliezen is deze afwijking gelegen?

A

**Subarachnoïdale bloeding
**
Komen binnen op de SEH in reanimatiesetting nadat zij acuut gecollabeerd zijn of met plotselinge, acuut ontstane, zeer heftige hoofdpijn
Ontstaan: geruptureerd aneurysma of a.g.v. trauma

94
Q

Benoem A-C

A

A = a. cerebri anterior, tweede segment
Want je bent al voorbij de communis
B = a. cerebri anterior, eerste segment
C = a. cerebri posterior

95
Q

Wat is de afwijking die je bij de DSA ziet (foto 4 en 5), en in welk bloedvat zit deze afwijking?

A

Aneurysma ter hoogte van bifurcatie a. cerebri media

Geruptureerd aneurysma kan leiden tot subarachnoïdale bloeding (SAB)

96
Q

Foto 5 en 6 zijn opnames respectievelijk voor en na behandeling. Hoe heet deze behandeling en wat is er gedaan?

A

Coiling van het aneurysma

97
Q

Wat is de afwijking in foto 1A en in welke ruimte is deze gelegen?

A

**Epidurale bloeding
**

98
Q

Benoem de aangegeven anatomische structuren

A

E= 3e ventrikel
F= laterale ventrikel
G= occipitaal kwab

99
Q
A

Foto 1A-C:
de massa ligt in het hersenparenchym (intra-axiaal) binnen de bloedhersenbarrière
Er is een dun streepje hersenparenchym zichtbaar rondom de hele massa
Glioblastoom

100
Q
A

Foto 2A-c:
de massa kleurt sterk aan na contrasttoediening
Meningioom
Massa gaat uit van de hersenvliezen en buiten het hersenparenchym (extra-axiaal) en buiten de bloedhersenbarrière ligt. Ook is de tumor actief waardoor deze het bloed met het contrastvloeistof opneemt en zo oplicht.

101
Q

Wat is het verschil tussen een afasie en een dysartrie?

A

Een afasie een taalstoornis, dus de patiënt kan zich niet goed uiten en/of begrijpt gesproken taal niet goed.

Een dysartrie is een spraakstoornis, d.w.z. de patiënt kan niet goed articuleren.

102
Q

Een 50-jarige patiënt heeft plotseling last van dubbelzien, gevolgd door een hangend ooglid rechts en een totale verlamming van de linker lichaamshelft. Bij neurologisch onderzoek is er een totale ptosis rechts en kan het rechter oog alleen naar buiten bewegen. De pupil is wijd en lichtstijf. Aan de linker lichaamshelft een verlamming graad 0, hogere reflexen dan rechts en een voetzoolreflex volgens Babinski.

Zijn de afwijkingen centraal of perifeer? Wat zijn je argumenten?
Waar lokaliseer je de afwijking bij deze patiënt?

A

Centraal, want de reflexen zijn aan de aangedane kant hoger en er is een pathologische voetzoolreflex volgens Babinski.

Er is sprake van uitval van de n. oculomotorius rechts en piramidebaan rechts. Die combinatie wijst op een letsel in het mesencephalon

103
Q

Een 58-jarige man heeft in een paar maanden tijd in toenemende mate last gekregen van onduidelijke spraak en stuurloosheid van de rechter lichaamshelft. De voorgeschiedenis is blanco. De patiënt rookt zijn hele leven al fors. Bij neurologisch onderzoek is er een nystagmus, dysartrie en ataxie van de rechter lichaamshelft.

Waar lokaliseer je de klachten en afwijkingen van deze patiënt?
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak? Beargumenteer je antwoord.

A

In het cerebellum, en wel rechts, dus homolateraal van de laesie!
Een metastase van longcarcinoom. De klachten zijn geleidelijk ontstaan, wat een infarct of bloeding erg onwaarschijnlijk maakt, er is geen trauma in de voorgeschiedenis en zijn geen aanwijzingen voor een ernstige infectie.

104
Q

Een 60-jarige vrouw krijgt in een dag tijd last van een vreemd gevoel om het middel gevolgd door krachtsverlies aan de benen en totale gevoelloosheid vanaf het niveau van de navel. Bij neurologisch onderzoek aan de hersenzenuwen en armen geen afwijkingen. De benen zijn aanvankelijk slap en verminderd krachtig (graad 2), enkele dagen later zijn ze volledig verlamd en hypertoon. Het gevoel is gestoord vanaf de navel. De reflexen zijn zeer levendig en de voetzoolreflex is beiderzijds pathologisch (Babinski).

Zijn de klachten en bevindingen centraal of perifeer? Wat zijn je argumenten?
Wat is de lokalisatie?

A

Centraal, want de reflexen zijn verhoogd en de voetzoolreflex pathologisch.
Het ruggenmerg, ongeveer ter hoogte van de 10e thoracale wervel gezien het navelniveau. Er is sprake van een complete dwarslaesie.