Week 14 Flashcards

1
Q

welke vrouwen het meeste at risk voor zwangerschapsspecifieke psychiatrie

A
  1. bipolaire stoornissen
  2. psychotische patiënten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoeveel procent niet psychotische stoornissen peripartum

A

10-15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoeveel kraamtranen

A

50-85%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoeveel psychotische stoornis pp

A

1-2 %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

relatie tussen hormonale verandering en pp psychiatrie

A

is er niet!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn rf bij postpartum psychose

A

positieve familie anamnese, primigravida, VG (BD/PPP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rf bipolaire stoornis

A

recent recidief, positieve familie anamnesen, primigravida, weinig onderhoudsbehandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

rf depressie pp

A

vg (angst/depressie), recent recidief, stressvolle gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

homonale relatie pp psychiatrie

A

schildklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoeveel procent peripartum depressie

A

10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoeveel procent postpartum psychose

A

0,1-0,2%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

symptomen postpartum psychose

A
  • verminderde slaapbehoefte
  • wisselend bewustzijn
  • verhoogde energie
  • prikkelbaarheid
  • sterk wisselende stemming (eufoor, somber), hallucinaties, wanen, suïcidale/infanticide gedachten
  • eerste dagen klachten vrij, wisselend daarna, ernstig beeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kenmerken pp psychose

A
  • binnen 4 weken na de bevalling (<10 d)
  • immunologische ontregeling (schildklier)
  • vrijwel altijd na eerste bevalling
  • sterk verwant aan bipolaire stemmingsstoornis
  • sterke familiaire belasting
  • zeer grote kans op herhaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat niet tijdens de zwangerschap

A

valproïnezuur en lithium wel veilig maar soms wat dingetjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3 hoofdgroepen ziekte v huntington

A

1 motore problemen
2. gedrags en psychiatrische problemen
3. cognitieve problemen

  1. ongewild gewichtsverlies
  2. autonome verschijnselen (aanvallen van transpireren)
  3. Slaapstoornissen en verstoring van dag/nacht ritme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

motore problemen huntington

A
  • chorea
  • hypokinesie, bradykinesie, akinesie
  • rigiditeit
  • dystonie
  • tics
  • cerebellaire ataxie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gedrags- en psychiatrische kenmerken huntington

A

depressie
angst
obsessief compulsieve stoornissen
agitatie en agressue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

cognitieve problemen huntington

A
  • executieve functie: doelgerichtheid, plannen, flexibiliteit, inschatten
  • snelheid denken en handelen neemt af
  • geheugenstoornissen
  • taal blijft lang gespaard
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

diagnose huntington stellen

A

op basis van anamnesen neurologisch onderzoek en familieanamnese

bevestiging met dna diagnostiek
altijd in overleg met klinisch geneticus

geen beeldvorming of verder aanvullend bloedonderzoek noodzakelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

gen huntington

A

verlengde trinuleotide (CAG) reoeat in chromososm 4, anticipatie mannelijke lijn

geeft vervorming huntingtine waardoor astrocyten kapot gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

behandeling depressie huntington

A

citalopram, luoxetine, mirtazepine, valproinezuur, carbamazepine

21
Q

behandeling chorea

A

haloperidol (d r antagonist_

21
Q

behndeling agressie huntington

A

citalopram, sertraline, olanzapine, dipiperon, haloperidol

22
Q

creutsfeld-jacob ziekte kenmerke

A

verhoogd signaal pulvinar en dorsomediale kernen van de thalamus

  • angst prikkelbaarheid,
  • geheugenverlies, agitatie
  • later ook neurologisch: pijn, vallen, problemen lopen, hyperreflexie, myoclonien, oogbolproblemen, incontinentie
23
Q

wanneer kijken of iemand niet een organische oorzaak heeft

A
  • ouder dan 40, geen psychiatrische oorzaak
  • eerst psych aandoening aan somatiek gerelateerd
    …….

wisselend gedaald bewustzijn, vemrinder aandacth, stoornissen executieve verl

…..

  • ongewone beloopsvorm van eht syndroom
  • geen reactie op de gangbare behandelvorm
24
Q

prevalentie MS

A

1/1000

25
Q

piek-incidentie ms

A

20-40 j

26
Q

probleem bij MS

A

myeline en axonen beschadigd

ontstekingshaarden op verschillende plekken CNS en op verschillende momenten

27
Q

klachten bij MS

A

gevoelsvermindering
krachtvermindering
neuropathische pijn
incontinentie plas en poep
neuritis optica: visuele problemen en pijn
pijn
cognitie/stemming
spraak
seksuele functies
lopen
vermoeidheid
slikken
balans/evenwicht

28
Q

diagnose ms

A

mri liquor diagnostiek, bloedonderzoek, andere diagnoses uitsluiten, niet 100% zeker

29
Q

typische klinische verschijnselen MS

A
  • 20-40
  • neuritis optica
  • teken van L’Hermitte: ontsteking ruggenmerg met schok naar benen bij vooroverbuigen nek
  • perioden met verslechtering/verbetering: exacerbatie=terugval=schube=relaps, herstel weken/maanden, achteruitgang bij hitte/infectie=pseudoschub
30
Q

RRMS

A

schube en herstel volledig, schube en minder herstel, schube en minder herstel plateau

31
Q

SPMS

A

1 schube en daarna progressief

32
Q

PPMS

A

start progressief en later een keer een schube

33
Q

ongunstige voorspellers beloop MS

A
  • demografisch man, oud, niet-europees
  • klinsich: veel schubes, sympotmen, infra-tentotieel, vermoeidheid, progressief fenotype
  • biomarkers: oligoclonale banden, NfL
  • MRI: veel (actievere) laesies, laesies infratentorieel, atrofie

gunstig: vroege behadneling

34
Q

ms laesies kenmerken

A

ovaal, >5 mm, perivenular, langs de laterale ventrikels bevinden, loodrecht aan de ventrikels, ook veel in ruggenmerg unilateraal gedenseerd

35
Q

MS liquor bevindingen

A

extra/unieke oligoclonale banden

36
Q

diagnose criteria MS

A

disseminatie in tijd
disseminatie in plaats
MS meest waarschijnlijk

37
Q
A

immuunmodulatie: interferon bèta,

ook bij een progressief fenotype

SCT
……

38
Q

prevalentie anorexia nervosa

A

5500

39
Q

incidentie anorexia

A

1300

40
Q

aanvangsleeftijd anorexia

A

14-16 j

41
Q

duur anorexia

A

4-4,5 j

42
Q

chronisch anorexia

A

20%

43
Q

mortaliteit anorexia

A

2% (volwassenen 10%)

44
Q

kenmerken anorexia nervosa

A
  • angst
  • veel bezig zijn met eten/gewicht
  • controleverlies (glijbaan)
  • vergelijkend denken
  • bewegingsonrust: veel bewegen, rusteloosheid
  • geritualiseerd eetschema
45
Q

verstoorde terugkoppeling anorexia

A
  • lager hongergevoel
  • hoger gevoel vol zitten
  • onderschatten ondergewicht
  • vertekend lichaamsbeeld
  • geen moeheid, nooit ziek
46
Q

gevolgen gewichtsverlies

A
  • somberheid
  • rigide kenmerken
  • vergeetachtig
  • concentratie
  • stop menstruatie
  • stop groei
    …..
47
Q

compensatie lichaam bij gewichtsverlies

A
  • stofwisseling omlaag
  • vertraagde bloedsomloop
  • labafwijkingen
  • temp omlaag
  • minder zweten/rillen
  • trage darmen
  • haaruitval
  • lanugo (donshaar)
  • droge huid/brekende nagels
  • vertraagde botrijping/osteoporose
48
Q

behandeling anorexia

A

psychiatrisch/therapeutisch (veelal met het gezin. inzet ervaringsdeskundigen)
- psycho-educatie
- motivatiebewerking
- toewerken naar verandering

Internistisch/dietistisch
- somatische controles
- voedingsadvies

49
Q

wanneer opname anorexia

A
  • adolescenten en kinderkliniek
    ……..