week 11 Flashcards
criteria voor dementie
interfereren met DLA, duidelijk achteruitgang van vorig functioneren, niet anders verklaarbaar (delier,psychiatrisch), cognitieve tekorten (onderzoek en betrouwbare anamnese (hetero))
vroege kenmerken dementie
- Afspraken vergeten.
- Moeite met het opnemen of aanleren van nieuwe informatie/werkwijze.
- Stemmingswisselingen of onverschilligheid.
- Overzichtsverlies op het werk (bijv. drukke of complexe situaties).
- Gedragsveranderingen (bijv. agitatie en/of initiatiefverlies (apathie), maar ook vermijden).
- Gebruik van eenvoudiger taal en moeiten om woorden te vinden.
- Karakterverandering (bijv. meer gedienstig/afhankelijk).
- Moeite hebben met het bedienen van apparaten.
- Behandeling van de klachten heeft geen effect.
- Verandering van rol.
wat is praxis?
Praxis verwijst naar het vermogen om doelgerichte, complexe bewegingen uit te voeren, die niet alleen afhangen van motorische kracht, maar ook van planning, coördinatie en de juiste volgorde van bewegingen. Dit vermogen is gebaseerd op een goed functionerend motorisch systeem en adequate samenwerking tussen hersengebieden die betrokken zijn bij motorische planning, sensorische integratie en geheugen.
wat is apraxie?
Onvermogen om doelgerichte bewegingen uit te voeren ondanks intacte motorische en sensorische functies.
waarvoor wordt interlocking finger test gebruikt?
De interlocking finger test wordt gebruikt om apraxie (met name ideomotore apraxie) te beoordelen, een stoornis waarbij iemand moeite heeft met het uitvoeren van complexe, doelgerichte bewegingen ondanks intacte motorische en sensorische systemen.
expressieve afasie
niet vloeiend
begrip intact
onvermogen na te zeggen
broca gebied
receptieve afasie
vloeiend
verlies van begrip
onvermogen na te zeggen
wernicke gebied
geleiding afasie
probleem in connectie tussen broca en wernicke
vloeiend
begrip intact
onvermogen na te zeggen
anomische afasie
vloeiend
begrip intact
nazeggen intact
woordvind- en benoemstoornis (sommige woorden wel andere niet)
kenmerken van posterior corticale atrofie (PCA) –> (vorm van alzheimer)
jonge debuut leeftijd
vaak als non-organisch geduid
simultanagnosie
apraxie
agrafie
acalculie
agnosie
welke 6 cognitieve functies meet je bij neuropsychologisch onderzoek (DSM-5)
1) Perceptie en praxis
2) Taal
3) Geheugen
4) Sociale cognitie
5) Executieve functies
6) Aandacht
verschil neuropsychologische test en neuropsychologische screening
Neuropsychologische test :
- Onderzoekt een enkel cognitief (sub) domein
- Voldoet aan strenge psychologische voorwaarden om uitspraken te kunnen doen over of de score al dan niet afwijkend is
- Onderdeel van een breder neuropsychologisch onderzoek
- Alleen af te nemen en te interpreteren door of onder supervisie van klinische neuropsycholoog
Neuropsychologische screening
- Onderzoekt globaal verschillende cognitieve domeinen
- Snelle afname 10-15 min
- Door niet-neuropsychologen af te nemen
- Geeft globale (doch beperkt betrouwbare) indruk van cognitief functioneren
welke screenings worden vaak gebruikt in neuropsychologie
MMSE en MoCA
hoe werkt ABC schema in cognitieve gedragstherapie
(A) activating event
- actual event
- eerste intepretatie van event
(B) beliefs
- evaluatie
- rationeel
- irrationeel
(C) consequenties
- emoties
- gedrag
- andere gedachten
Centrale vraag in psychiatrische diagnose
Waarom presenteert DEZE patiënt NU en met DEZE symptomen onder DEZE omstandigheden
typische pariëtale dysfunctie
- Visuomotoriek (oog-hand coordinatie)
- Apraxie
- neglect
- extinctie
- agnosie (voelen)
typische temporale dysfunctie
- taal (receptieve afasie)
- geheugen (amnesie)
typische frontale dysfunctie
- initiatief verlies
- mentale traagheid
- problemen plannen
- ontremt gedrag
- utiliatie
- confabulaties
- expressieve afasie
typische occipitale dysfunctie
- stoornis herkenning ‘
- agnosie (gezichten)
- achromatopsia
functie frontaal kwab
- plannen, beslissingen nemen, probleem oplossing en gedragsregulatie
- motorische controle
- spraakproductie (broca)
functie pariëtaal kwab
- zintuigelijke informatie –> aanraking, temp, pijn en ruimtelijke orientatie
- integreren van visuele, auditieve en sensorische info om complexe waarnemingen te vormen
- rekenen
- lichaamsschema
functie occipitaal kwab
- beweging zien
- kleur zien
- helpt met herkennen van bv gezichten
functie temporaal kwab
- auditieve verwerking –> spraak en muziek
- geheugen verwerking
- taalbegrip (wernicke)
- emotionele verwerking
agrafie
onvermogen om te schrijven, ondanks intacte motoriek en zicht
alexie
onvermogen om te lezen
apraxie
Moeite met het uitvoeren van doelgerichte handelingen, ondanks intacte motorische functies.
acalculie
niet eenvoudig kunnen rekenen
vinger agnosie
onvermogen eigen vingers herkennen
prosopagnosia
gezichtsblindheid
associatieve agnosie
moeite om objecten te herkennen
kleur anomie
kleuren niet benoemen maar wel zien
ideatore apraxie
voorwerp voor verkeerd doel
ideomotore apraxie
geen houdingen meer na kunnen doen of voorwerpen op juiste manier vasthouden
kleding apraxie
kleding niet meer zelf aan kunnen doen
limb-kinetische apraxie
slordigheid en probleem in de premotore cortex
neglect (voor links) zit probleem?
parietaal rechts
frontaal syndroom
- ontremming
- reacties op prikkels ↑
- volgen eigen impulsen
- slecht plannen
- initiatief verlies
- komt tot niks
- traag
verschil werkgeheugen en korte termijn geheugen
werk: Cognitief systeem met beperkte capaciteit dat informatie tijdelijk vasthoudt, Belangrijk voor redeneren, besluitvorming en gedrag en mogelijkheid tot manipulatie
kort: Vermogen om een kleine hoeveelheid informatie tijdelijk in een actieve en direct beschikbare staat te houden
Houdt informatie kort vast voor direct gebruik (bijv. tijdelijk onthouden van een telefoonnummer)
Biedt geen mogelijkheid voor manipulatie; houdt alleen informatie tijdelijk vast
inprenten van informatie in geheugen wordt gedaan door?
hippocampus
opdiepen uit geheugen wordt gedaan door de?
prefrontale cortex
slecht onderscheid tussen info geheugen en nieuw noem je
confabulaties
hersenvliezen (meningen)
DAP–>
1. Dura mater hard
2. Arachnoidale laag
- Arachnoïdale villi (zijn nodig om hersenvocht te resorberen)
- cirkel van willis
- CBF
3. Pia mater zit echt op het brein
liquor aanmaak gebeurt in de?
- plexus choreoïdeus
o zijventrikels
o 4e ventrikel
liquor resorptie gaat via:
- Sinus saggitalis superior
o Arachnoïdale granulaties van Pachionnini - Spinale epidurale veneuze plexus
o Arachnoïdale granulaties wortelschede - Ependym ventrikels
hydrocefalus stoornissen
Centraal (gestremde ventrikel afvoer) = obstructie hydrocefalus
Convexiteit (resorptie stoornis) = communicerende hydrocefalus
communicerende hydrocefalus oorzaken
- Subarachnoïdale bloeding
- Aneurysma geknapt gaat stollen en gaat inflammatie achtige reactie oproepen hele vochtkamer resorptie dicht gaat zitten dilatatie van vochtkamer systeem acuut optredende hydrocefalie
- Acute bacteriële meningitis
- Zorgt ook voor extreme dilatatie
behandeling acute fase van hydrocefalus door infectie of bloeding
In de acute fase van infectie of bloeding: externe liquor drainage
* Externe ventrikeldrain
- Tegendruk systeem bepaalt hoe snel het eruit loopt
* Externe lumbale liquor drainage
chronische communicerende hydrocefalus
In chronische fase na infectie of bloeding: interne liquor drainage
* Ventriculo peritoneale drain (links)
* Ventriculo-atriale drain (rechts)
normale druk hydrocefalus (NPH) is?
- Hydrocefalus met normale druk
- Periodiek verhoogde liquordruk door resorptie probleem
- Verschijnselen:
o Loopstoornissen
o Urine-incontinentie
o Cognitieve stoornissen
De manier van lopen lijkt erg op parkinsonisme alleen verschil is dat dit een wijd loopspoor heeft (magnetische loop)