week 10 Flashcards

1
Q

verschil syncope en insult

A

Syncope  gaat over bloeddruk verlaagt in hersenen
Insult  teveel hersen activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

syncope soorten

A
  1. reflex syncope
    - situationeel
    - vasovagaal
  2. autonoom falen
    - CZS
    - PZS
    - medicatie
  3. cardiaal
  4. longembolie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

classificatie orthostatische syncope

A

Door medicijnen veroorzaakte orthostatische hypotensie (meest voorkomende oorzaak van OH):
- bijv. vaatverwijders, diuretica, fenothiazinen, antidepressiva.

Volume-uitputting:
- bloedingen, diarree, braken, enz.

Primaire autonome falen (neurogene OH):
- zuiver autonoom falen, multisysteematrofie, ziekte van Parkinson, dementie met Lewy-lichaampjes.

Secundair autonoom falen (neurogene OH):
- diabetes, amyloïdose, ruggenmergletsels, auto-immuun autonome neuropathie, paraneoplastische autonome neuropathie, nierfalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

red flags voor cardiale syncope

A
  • samen gaat met plots ontstane pijn op de borst, of kortademigheid, abdominale pijn
  • gedurende inspanning
  • opeens opkomen van palpitaties met daarna plotse syncope
  • geen prodromen (trauma)  serieus collaps
  • familie geschiedenis van plotse hartdood
  • syncope in zittende positie
  • ernstige structurele of coronaire arterie ziekte (laag LVEF, hart falen, eerder al myocardiaal infarct gehad)
  • persisterende bradycardie (<40 bpm)
  • nieuwe systolische murmur
  • ECG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

classificatie cardiale syncope

A
  1. bradycardie
  2. tachycardie
  3. structurele cardiac
  4. cardiopulmonaire en grote vaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

behandeling van symptomatische bradycardie

A

pacemaker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

behandeling ventriculaire tachycardie (VT) / ventriculaire fibrillatie (VT)

A
  • Behandeling van de oorzaak
  • Significant coronaire arterie ziekte
  • Elektrolyten (kalium)
  • Medicatie
  • Betablokker
  • Antiaritmie (amiodarone, mexiletine)
  • Ablatie van de oorzaak (elektrofysiologie)
  • Bail out: interne cardiale defibrillatie (ICD) –> eig dus geen behandeling als de behandeling gefaald is want kan onwijs oncomfortabel zijn –> alleen als vangnet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wanner is een epileptische insult ook echt ‘epilepsie’

A

Minimaal 2 niet-geprovoceerde (intoxicatie – alcohol, koorts) aanvallen OF
I.k.v. epilepsiesyndroom OF
1 Laat symptomatische aanval (post-stroke, posttraumatisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

behandeling epileptie

A

Korte termijn:
- Basic Life Support (BLS)
- Opvang ziekenhuis volgens A-B-C-D-E-methode
- Benzodiazepines (midazolam)
- Anti-epileptica (behandeling – ‘couperen’)
- Intensive Care (mortaliteit SE 1-2%)

(Middel)lange termijn:
- Geen
- Anti-epileptica (preventie) – structurele afwijking, hoog herhaalrisico (JME) [PM. zwangerschap(swens)]
- Uitlokkende factoren (alcohol, slaapdeprivatie) vermijden, therapietrouw
- Rijgeschiktheid (ook bij syncope!) en leefregels anderszins

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cataplexie

A

plotes verlies van spiertonus –> patient blijft bij bewustzijn
aanval vaak uitgelokt door sterke emotie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bradycardie door ritmestoornis –> wat is het tot tegendeel bewezen is?

A

atrium fibrilleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

collaps =

A

ineenzakken –> zegt niets over al of niet bewustzijnsverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

acute wegraking =

A

TLOC = kortdurend bewustzijnsverlies dat zich spontaan herstelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

syncope =

A

acuut en tijdelijk verlies van bewustzijn + spiertonus als gevolg van verminderde hersendoorbloeding
herstelt zich spontaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

arterie die langs de nek loopt, belangrijk voor doorbloeding hersenen

A

a. corotis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

autoregulatie =

A

Vermogen om de bloedstooom sterkte ondanks variaties in perfusiedruk constant te houden  verzorgt door myogene respons (baybliss effect)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

arteriele PCO2

A

Heeft tussen de 20 en 80 mmHg bij verhoging een sterk vasodilaterend effect

Mechanisme: via verhoging van de perivasculaire H+-concentratie

< 20 mmHg: geen verdere vasoconstrictie door ischemie

> 80 mmHg: geen verdere vasodilatatie door activering sympaticus

N.B. de erteriele pH heeft geen direct invloed op de CBF (bloed-hersenbarrière)

18
Q

autocoïden functie?

A

Veranderingen hierin spelen vooral onder pathologische omstandigheden een rol (b.v. hisamine, bradykinine, leuktriënen, TxA2)

Veroorzaken
- Een verandering in de permeabiliteit van de bloed-hersenbarrière  cerebraal oedeem
- En/of vasoconstrictie  cerebrale vasospasmen

19
Q

Factoren betrokken bij de regulatie van de CBF

A
  • Autoregulatie
  • Metabole regulatie
  • De arteriële PCO2
  • De arteriële PO2
  • Autocoïden
  • Nerveuze invloeden
  • De ICP
20
Q

subclavian steal syndroom

A

Subclavian steal syndroom is een aandoening waarbij een stenose of occlusie van de subclavia-arterie (voor de aftakking van de arteria vertebralis) leidt tot een omgekeerde bloedstroom in de vertebrale arterie. Dit veroorzaakt een verminderde bloedtoevoer naar de hersenen en arm, wat kan leiden tot duizeligheid, syncope, en zwakte in de aangedane arm bij inspanning.

21
Q

Reactie op verminderde veneuze terugstroom

A

Geringe vermindering
- Activering van de cardiopulmonale reflex (CPR)
- Vasoconstrictie

Sterke vermindering
- Activering van de CPR + BRR
- Vasoconstrictie + tachycardie

Zeer sterke vermindering
- Activering mechanoreceptoren in LV (door verhoogde concentractiekracht bij afgenomen volume)
- Vasodilatatie + bradycardie

de ‘fight or flight’ - respons (HR, BP) gaat over in de ‘playing-dead’ - reactie (HR, BP)
Conclusie: de vulling van het hart gaat voor

22
Q

vasovagale syncope

A

overactivatie van de nervus vagus –> parasympaticus activiteit omhoog –> wat leidt tot een tijdelijke daling van de hartslag en bloeddruk.

uitgelokt door triggers zoals pijn, angst, langdurig staan of warmte

prodromen: misselijkheid, zweten en bleekheid

23
Q

stokes adams attack

A

Overdrive suppression: de hoge depolarisatie frequentie van de SAknoop leidt tot hyperpolarisatie in lagere pacemakers, waardoor die moeilijker depolariseren

Gevolg: ventrikels kunnen gedurende 5-30 sec stoppen met contraheren Na+ -instroom omhoog => Na+ /K+ -pomp geactiveerd => syncope

24
Q

orthostatische syncope => hoeveel moet de bloeddruk dalen bij staan

A

SBP daalt > 20 mmHg na gaan staan
( OF DBF daling > 10 mmHg)

25
Q

meest voorkomende oorzaak van syncope bij ouderen is?

A

antihypertensiva gebruiken (mn hydrochloorthiazide !)

26
Q

sinus caroticus syndroom

A

Sinus caroticus syndroom wordt veroorzaakt door overgevoeligheid van de sinus caroticus (een sensorisch gebied in de halsslagader), waarbij te veel druk op dit gebied een reflex uitlokt die de hartslag en bloeddruk drastisch verlaagt. Deze plotselinge daling in bloeddruk en hartslag kan leiden tot flauwvallen (syncope), meestal bij activiteiten zoals het dragen van een strakke kraag of het scheren.

27
Q

meest voorkomende oorzaak wegraking onder 20j

A

vooral reflexsyncope

28
Q

wat is suggestief voor een syncope van cardiale oorsprong met hoog risico

A
  • optredend tijdens inspanning of juist in liggende houding
  • gepaard gaand met hartkloppingen of ritmestoornissen
  • plots optredend en zonder waarschuwing vooraf dat wil zeggen zonder prodroom
  • plotse hartdood in de familie
29
Q

verschijnselen na insult bij epilepsie

A
  • aanhoudende verwardheid
  • tongbeet
  • hoofdpijn, spierpijn
30
Q

oorzaken van wegraking na gewicht heffen

A

Vlak voor gewichtheffen vaak hyperventilatie
=> PaCO2 omlaag => verminderde cerebrale perfusie

Grote inspanning => sterke sympathische activering => rechtsverschuiving autoregulatieplateau

De intrathoracale druk
- ICP omhoog => verminderde cerebrale perfusie
- veneuze terugstroom omlaag en dus de cardiac output omlaag
- bloeddruk daalt sterk (tot wel 50 mmHg)

Na gewichtheffen snelle daling intrathoracale druk
- snelle vulling centrale venen
- arteriële bloeddruk daalt nog meer

31
Q

wat is 10-20 systeem bij EEG

A

10-20-20-20-20-10  10-20 systeem  afstand in percentage van plekken waar de plakkers wordt geplaatst

32
Q

EEG zijn de even getallen (links of recht?)

A

rechts

33
Q

wat is het basis ritme van 8-13 Hz te lezen op EEG

A

alfa ritme

(side note: Hoe verder je naar voren gaat hoe minder goed je het alfa ritme ziet => is normaal)

34
Q

Beta ritme op EEG

A

beta 14-30 Hz sneller dan alfa (basis ritme 8-13 Hz)

35
Q

theta ritme op EEG

A

4-7 Hz trager dan (alfa basis ritme)

36
Q

delta ritme op EEG

A

0-3 Hz dus trager dan theta en dan alfa (basisritme) => enorme golven

37
Q

wat is de grote dip die je soms ziet op een EEG die niet duidt op iets pathologisch?

A

knipperen met de ogen

38
Q

epileptische abnormaliteit op een EEG

A

sharp wave (lijkt beetje op ECG golf)
spike
spike en wave

vaak geven polypiekgolven begin van epileptische aanval aan

39
Q

uitlokken van epilepsie voor meten kan door?

A
  • Hyperventilatie
  • Fotostimulatie
  • Praxis inductie
  • Ogen sluiten
  • (specifieke trigger zoals muziek of lezen => reflexepilepsie)
  • Slaapdeprivatie
40
Q

lance -adams syndroom

A

Lance-Adams syndroom is een neurologische aandoening die vaak optreedt na een hersentumor of beroerte, en wordt gekarakteriseerd door onwillekeurige, ritmische spierbewegingen, zoals tremoren en myoclonieën (plotselinge spiertrekkingen). Het wordt veroorzaakt door schade aan de hersenstam of basale ganglia, wat resulteert in een disfunctie van de motorische controle. Patiënten met Lance-Adams syndroom behouden vaak hun bewustzijn, maar de onwillekeurige bewegingen kunnen het dagelijks functioneren ernstig beïnvloeden.

41
Q
A