Week 1 A en B Flashcards

1
Q

Noem de vijf abbb’s

A

Zorgvuldige voorbereiding (Feitenvaststelling, horen, inspraak, advisering
Motivering (Aanwezig, correct, draagkrachtig)
Gelijkheidsbeginsel
Vertrouwensbeginsel
Evenredigheidsbeginsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt de “Legitimation durch Verfahren” in? (van Niklas Luhman).

A

Legitimatie aanvaarding wegens de procedure. Een procedure is iet gericht op de absolute waarheid en rechtvaardigheid. Maar op: intersubjectiviteit, selectiviteit (specialiteitsbeginsel) en de acceptatie van de beslissingspremissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt attributie, delegatie en mandaat in?

A

Attributie: toekenning van een nieuwe
bevoegdheid.
Delegatie: overdracht van een toegekende
bevoegdheid aan een ander bestuursorgaan.
Mandaat: opdracht van bestuursorgaan tot uitoefening van zijn bevoegdheid aan een
ander→ soort vertegenwoordiging: “namens”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Is er altijd een wettelijke grondslag nodig?

A

Bij negatief overheidshandelen wel (legaliteitsbeginsel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent ‘bij of krachtens de wet’? Is delegatie dan mogelijk?

A

Ja, delegatie mogelijk. Ook als er staat “regels, regelt, stelt regels” etc.
Als er enkel staat “bij wet” dan is delegatie niet mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Is delegatie mogelijk als er staat “bij ministeriële regeling”?

A

Nee, is niet mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stel dat bij wettelijk voorschrift een ‘beschikkingsbevoegdheid’ is geattribueerd. Is voor delegatie resp. mandaat van deze bevoegdheid een wettelijke grondslag nodig?

A

Een beschikkingsbevoegdheid is een bestuursbevoegdheid en is wettelijk vastgelegd. Voor delegatie is een wettelijk grondslag verplicht, zie art. 10:15 Awb. Voor mandaat niet, dat mag altijd, tenzij (art. 10:3 Awb) een wettelijke bepaling bepaalt dat het niet mag of als de aard van de bevoegdheid zich daar tegen verzet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stel dat bij wettelijk voorschrift een bevoegdheid tot het vaststellen van wettelijke voorschriften is geattribueerd. Is voor delegatie resp. mandaat van deze bevoegdheid een wettelijke grondslag nodig?

A

Voor delegatie is een wettelijk grondslag verplicht, zie art. 10:15 Awb. Voor mandaat niet, dat mag altijd, tenzij een wettelijke bepaling bepaalt dat het niet mag of als de aard van de bevoegdheid zich daar tegen verzet. Zie artikel 10:3 lid 1 sub a Awb. In dit geval is voor mandaat wel een wettelijke grondslag nodig, het is namelijk een ingrijpende bevoegdheid om zelf wettelijke voorschriften vast te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Aan wie is attributie mogelijk?

A
  • Bo met politieke verantwoordingsplicht (aan een minister bijvoorbeeld)
  • Bo zonder politieke verantwoordingsplicht (zbo)
  • ambtenaren (bijv. leerplichtambtenaar)
  • Soms particulieren (bijv. eenmanszaak, garagebedrijf die apk uitvoert. Is immer geattribueerd in een wet).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is de AWb van toepassing op volmacht en machtiging?

A

Ja, zie artikel 10:12 Awb.
Een machtiging is voor een privaatrechtelijke rechtshandeling. Een machtiging ziet op feitelijke handelingen. Bijvoorbeeld mensen inhuren om hekken in te zetten op straat omdat er een groot evenement plaatsvindt. Mandaat is vertegenwoordiging, het lijkt wel op volmacht. Maar ziet puur op besluiten van de Awb.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is ondermandaat?

A

De gemandateerde heeft zelf de bevoegdheid om een ander aan te wijzen die met de uitoefening van de gemandateerde belast zal zijn, zie artikel 10:9 Awb.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer is ondermandaat mogelijk? Is dat ook mogelijk zonder dat dat in een mandaatbesluit staat?

A

Ja, zie artikel 10:9 lid 1 Awb. Als er toestemming is van de mandaatgever en het niet is uitgesloten in een mandaatbesluit is het mogelijk om ondermandaat te verlenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat als een ondertekeningsmandaat niet is opgenomen in een mandaatbesluit is het dan nog mogelijk?

A

Ja, moet wel expliciet zijn toegestaan door de mandaatgever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe geeft de delegans aanwijzingen aan de delegataris? Beleidsregels of instructies?

A

Allen beleidsregels. Instructies alleen bij attributie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het uitgangspunt bij mandaat?

A

Mandaat mag altijd, geen wettelijke grondslag voor nodig (anders dan bij delegatie), tenzij een wettelijke bepaling dat uitzondert of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat als een mandaat onrechtmatig is genomen?

A

Kan in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld, art. 6:22 Awb. Het kan ook als rehctmatig worden gezien als de mandaatgever (bo) dezelfde beslissing ook zou hebben genomen. Komt neer op bekrachtiging, maar is het niet echt (meer privaatrechtelijk).

17
Q

Wat houdt ddp in?

A

Art. 3:3 Awb: Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. Ddp gaat veeleer om het (meer verfijnde) specialiteitsbeginsel, art. 3:4 lid 1 Awb).

18
Q

Wat houdt het specialiteitsbeginsel in?

A

Bo moet binnen de grenzen van zijn belang blijven, art. 3:4 lid 1 Awb.

19
Q

Noem de vier soorten belangen die bij het specialiteitsbeginsel horen. (Dus welke belangen geraakt kunnen worden in het licht van specialiteitsbeginsel).

A

A. Specifiek algemeen belang (het algemeen belang dat het wettelijk stelsel waarin de bevoegdheid is geregeld, beoogt te behartigen);

B. Vreemd algemeen belang (het algemeen belang dat vreemd is aan et algemeen belang dat het wettelijk stelsel waarin de bevoegdheid is geregeld, beoogt te behartigen);

C. Particuliere belangen van aanvrager (vergunning);

D. Particuliere belangen van derden (valt soms samen met specifiek algemeen belang onder A)

20
Q

Wat houdt het gelijkheidsbeginsel in?

A

Non-discriminatie: op bepaalde gromden mag geen onderscheid worden gemaakt. Verdragsrecht (o.a. 14 EVRM, 21 Handvest, 26 IVBPR en 1 Gw). Daarnaast heb je nog wet gelijke behandeling, wet gelijke behandeling mannen en vrouwen. De gronden waarop je geen onderscheid kan maken zijn in de wet benoemd.

21
Q

Wat houdt het formele gelijkheidsbeginsel in en welke 7 stappen moet je doornemen om te concluderen of er sprake is van een redelijke grond om onderscheid te maken?

A

Bij het formele gelijkheidsbeginsel zijn geen specifieke gronden genoemd door de wetgever. Bij materieel staat de inhoud centraal.

  1. Wordt onderscheid gemaakt?
  2. Juridisch relevant onderscheid Rechtens
    (objectief) beschermd belang?
  3. Gerechtvaardigd doel? Is er een objectieve en
    redelijke grond voor het onderscheid?
    4.. Onderscheid geschikt voor doelbereiking?
    5.. Onderscheid noodzakelijk voor doelbereiking?
  4. Subsidiariteit? Ander middel voor dezelfde
    doelbereiking?
  5. Proportionaliteit? Geen verdergaande
    belangenaantasting dan nodig?
22
Q

Wat houdt het formeel rechtszekerheidsbeginsel in?

A

Kenbare, duidelijke en begrijpelijke belissingen schrijven. Bo moet zijn besluiten zo formuleren dat de burger weet waar hij aan toe is en wat het bo van hem verlangd.

23
Q

Wat houdt het materieel rechtszekerheidsbeginsel in? (vertrouwensbeginsel).

A

Geen terugwerkende kracht bij nadelige beslissingen. ‘Gerechtvaardigde verwachtingen’ moeten zo enigszins mogelijk worden ‘gehonoreerd; (vertrouwensbeginsel).

24
Q

Noem de zes stappen die je moet doorlopen om te kunnen concluderen dat er sprake is van een gerechtvaardigd vertrouwen? NB: Altijd uitwerken ook al is er geen gerechtvaardigde gedraging geweest).

A
  1. Is er sprake van een gerechtvaardigd vertrouwen?
    a. Wat is de vertrouwenswekkende gedraging geweest? (bijvoorbeeld een mondelinge toezegging. Moet concreet en ondubbelzinnig. Concreet is bijvoorbeeld: jij krijgt die vergunning. ‘ik denk dat je geen vergunning nodig hebt’ kan geïnterpreteerd worden als ondubbelzinnig);
    b. Door of namens wie is het vertrouwen gewekt? (moet door een bevoegd bestuursorgaan worden gedaan. Moet aan hem kunnen worden toegerekend en let ook op de gedraging van bo. Let op: ook anderen kunnen namens het bo bevoegd zijn, mits toerekenbare schijn. Bijv. een ambtenaar);
    c. Wat is de rol van de burger? (de burger mag geen onjuiste informatie hebben gegeven, maar ook als hij verstand heft van de materie speelt mee. Burger heeft daarnaast ook een inlichtingen- en onderzoeksplicht als het hem allemaal niet duidelijk is en hij mag geen foute informatie aan bo geven).

Is het antwoord overal bevestigend? Dan is er sprake van een gerechtvaardigd vertrouwen! Of het beroep ook slaagt, zie volgende vragen.

  1. Moet het gerechtvaardigd vertrouwen worden gehonoreerd? (wat is het belang?)
    a. Wat is het belang van de burger? Dat gaat voor! Bijvoorbeeld wegens financiële redenen.
    b. Algemeen belang tegen honorering? Bijvoorbeeld omdat het tegen de wet indruist. (Hoe zwaarder dit belang hoe minder reden voor honoreren)
    c. Zijn er derden betrokken, belangen van derden. Ook tegen de te honoreren beslissing. Bijvoorbeeld geluidsoverlast of stankoverlast. (Hoe zwaarder dit belang hoe minder reden voor honoreren)
25
Q

Wat houdt het evenredigheidsbeginsel in?

A

Artt. 3:3 en 3:4 Awb
Evenredigheidsbeginsel net als ddp van beperkt
praktisch belang, als gedragsnorm voor het bestuur. Wel van groot belang als toetsingsnorm voor de rechter (marginale toetsing).

Als je het doel op dezelfde manieren kunt bereiken moet je kiezen voor wat tot de ‘minste pijn’ leid voor de belanghebbende. Als bo dat niet doet leidt dat tot schending van evenredigheidsbeginsel.

26
Q

Waar is het transparantiebeginsel voornamelijk relevant voor?

A

Voor schaarse vergunningen (Ratio: gelijke kansen, gelijk speelveld (‘level
playing field’). Transparantiebeginsel komt voort uit het Europees recht

27
Q

Paardenbak Overbakbetuwe

A

Gaat over het vetrouwens- en gelijheidsbeginsel en een concreet ondubbelzinnige toezegging door een bevoegd bestuursorgaan.

De exploitatie van een manege en veehandelsbedrijf wordt beëindigd middels een last onder dwangsom. De paardenbak en de naast de woning gebouwde schuur dienen daarbij verwijderd te worden. De paardenbak staat er al heel lang, de buren klagen. Appellant had geen omgevingsvergunning. Appellant heeft een verslag waarbij ambtenaren zeiden dat er geen vergunning nodig zou zijn.
–> Hebben de twee ambtenaren een gerechtvaardigd vertrouwen gewekt en kan een beroep op het vertrouwensbeginsel slagen?

Er is nooit handhavend opgetreden tegen het perceel en paardenbak staat er al heel lang. Het belang van appellant (de nakoming van de gerechtvaardigde verwachting) weegt zwaarder dan het belang dat is gediend met het handhavend optreden.

Rechtsregel: toerekenbare schijn. Een gewekte verwachting moet concreet en ondubbelzinnig zijn. Hiervan kan ook sprake zijn indien deze toezeggingen zijn gedaan door een persoon waarvan de betrokkene op goede gronden mocht veronderstellen dat deze de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte.

28
Q

Paardenbak Overbetuwe: welke twee factoren zijn volgens de uitspraak bepalend voor de vraag of er sprake is van een toerekenbare schijn?

A
  • het feit dat initiatief voor een gesprek is genomen door het college van BW (namens college hebben twee ambtenaren gesprek gevoerd)
  • dat de ambtenaren geen enkel voorbehoud hebben gemaakt (ze hebben gewoon gezegd dat er geen vergunning nodig is, zonder voorbehoud)
29
Q

Wat betekent contra legem? Kunnen het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel contra legem werken?

A

Toepassing van ongeschreven abbb’s die leiden tot een besluit dat i.s.m. de wettelijke voorschriften is.

Het is mogelijk dat bo iets toezegt dat i.s.m. de wet is. Bijv. vertrouwensbeginsel i.s.m. legaliteitsbeginsel. (hangt af van de omstandigheden van et geval, want zie stap 2 onder b: het feit dat de wet er is is al een argument TEGEN honorering van gerechtvaardigd vertrouwen). Burger zou goede argumenten moeten hebben dat zijn belang groter is dan die van de wet.

Bij Paardenbak arrest is er een contra legem beslissing: bak moet volgens de wet weg, maar die mag blijven. Vertrouwensbeginsel belangrijker.

30
Q

Welke criteria moeten er worden gevolgd bij de beslissing al dan niet contra legem te gaan? (4 stappen)

A
  1. De aard van de te nemen beslissing;
  2. Het gewicht van het algemeen belang dat in de dwingende wetsbepaling bescherming heeft gevonden;
  3. Het gewicht van het belang van de betrokken burger bij naleving van de uit het beginsel van behoorlijk bestuur voortvloeiende verplichting;
  4. Het gewicht van de eventuele belangen van derden.
31
Q

Wat houdt het dispositievereiste in?

A

Als de burger al uitgaven heeft gemaakt op basis van het gewekte vertrouwen. NB: geen vereiste voor beroep het vertrouwensbeginsel

32
Q

Is een schaarse vergunning voor onbepaalde tijd toegestaan?

A

Nee, kan niet i.v.m. gelijkheidsbeginsel.

33
Q

Kwantum/Venlo

A

Art. 3:4 Awb lid 2(evenredigheidsbeginsel). Kwantum kreeg vrijstelling voor een bouwvergunning. Praxis en Maxis waren het er niet mee eens. Besluit tot vrijstelling werd vernietigt door rb, omdat zij meent dat ‘de nadelige gevolgen van het besluit tot vrijstellingen voor eisers onevenredig is t.o.v. de met het besluit te dienen doelen’.

RvS zegt: marignale toetsing van evenredigheidsbeginsel. Dus terughoudend. De rb had zich moeten beperken tot de vraag of sprake is van een zodanige onevenwichtigheid dat moet worden geoordeeld dat het orgaan niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. De Afdeling noemt art. 3:4 lid 2 Awb ‘een tot het bestuur gericht voorschrift’. In art. 3:4 lid 2 zit eigenlijk een dubbele boodschap. De boodschap aan het bestuur is: ‘u moet evenredigheid betrachten’, en die aan de rechter is: ‘u mag pas ingrijpen als die evenredigheid duidelijk zoek is’.