week 1 + 2 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Uit welke embryonale structuren ontstaan welke delen van de hersenen?

A

Telencephalon: cerebrum en subcorticale kernen (amygdala, basale ganglia)
Diencephalon: (hypo)thalamus
Mesencephalon: middenhersenen (oa sup. en inf. colliculus)
Metencephalon: cerebellum en pons
Myencephalon: medulla oblongata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk gebied in de hersenen regelt sensibiliteit en welk gebied motoriek (in de cortex)?

A

gyrus precentralis = motoriek
gyrus postcentralis = sensibiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk gebied in de hersenen herkent gezichten?

A

de fusiforme gyrus (lobus temporalis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke type glia cellen zijn er?

A

centraal:
- oligodendrocyten (-> myelineschede)
- astrocyten (bloed-hersenbarirère )
- microglia (fagocytose en littekenvorming)
- ependymcellen (liquorproductie)

perifeer:
- Schwann cellen (myelineschede)
- satelliet cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke klachten kunnen ontstaan bij een herseninfarct in de a. cerebri media?

A
  • afasie
  • hemianopsie
  • eenzijdig zwak gelaat, arm > been
  • eenzijdige gevoelsstoornis
  • dysartrie
  • hoge cerebrale functieverlies (bijv niet kunnen rekenen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke klachten kunnen ontstaan bij een herseninfarct in de a. cerebri anterior?

A
  • eenzijdige zwakte been&raquo_space; arm, gelaat
  • eenzijdige gevoelsstoornis
  • gedragsstoornis
  • desoriëntatie, apathie
  • dysarthrie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke klachten ontstaan er bij een herseninfarct in de a. cerebri posterior?

A
  • hemianopsie of kwadrantenopsie
  • (eenzijdige zwakte)
  • (eenzijdige gevoelsstoornis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke klachten ontstaan er bij een herseninfarct in de a. vertebralis of a. basilaris?

A

cerebellum:
- dysarthrie
- coördinatiestoornis
- draaiduizeligheid

hersenstam:
- slikstoornis
- ataxie
- dubbelzien
- dysarthrie, draaiduizeligheid, bilaterale zwakte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een epileptische aanval?

A

Tijdelijk optreden van symptomen door abnormale excessieve of synchrone neurale activiteit in de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is epilepsie?

A

> 2 ongeprovoceerde (of reflexmatige) aanvallen met interval > 24 uur
1 ongeprovoceerde (of reflexmatige) aanval met herhalingskans > 60 % binnen 10 jaar
er is sprake van een epilepsiesyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Als je een epileptische aanval wil beschrijven, waar let je dan op?

A

Altijd:
1. bewustzijn / gewaarwording: ogen open/dicht, oogcontact, interactie, navragen
2. motorische verschijnselen: verstijven, trekkingen, schokken, knipperen, smakken, nystagmus

Liefst altijd:
3. autonome verschijnselen: verkleuren, hartslag, ademhaling, zweten
4. postictale verschijnselen: vermoeidheid, uitvalsverschijnselen

Zo mogelijk:
5. sensorische verschijnselen: geluiden, beelden, smaak, geur, tintelingen
6. emotionele verschijnselen: angst, woede, verdriet
7. cognitieve verschijnselen: dejavu, geheugenverlies, afasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn oorzaken van de refractaire periode?

A

Na kanalen moeten herstellen van inactivatie
K kanalen staan nog open

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan anti-epileptica de prikkelbaarheid verminderen?

A
  • modulatie spanningsafhankelijk ionkanalen
  • inhibitie vergroten
  • remmen excitatie
  • remmen transmitterafgifte
  • remmen metabolisme
  • (corrigeren gendefect)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de functies van een EEG met betrekking tot epilepsie diagnostiek?

A

bepalen herhalingsrisico na eerste aanval
tijdens aanval bepalen of het epileptisch is
epilepsiesyndroom diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn oorzaken van amblyopie?

A

strabisme (scheelzien): esotropie
ongelijke brilsterkte: anisometropie (>1 dioptrie) en astigmatisme (>0,75 dioptrie)
gecombineerd (strabisme + anisometropie)
deprivatie amblyopie: ptosis of visueel storende media troebeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Met welke factoren moet je rekening houden bij het testen van pupilreflexen?

A
  • licht in de kamer (schemer)
  • smalle, felle lichtbundel (weinig strooilicht)
  • kijkt in de verte (geen miosis door accommodatie)
17
Q

Welke drie dingen zijn van belang bij een efficiënte geluidsoverdracht (in het middenoor)?

A
  • hefboomwerking
  • trommelvlies oppervlak
  • selectieve geluidsoverdracht
18
Q

Welke type gehoorverlies heb je?

A
  • conductief gehoorverlies (geleidingsverlies): trommelvlies of gehoorsbeentjes geven geluid niet goed door
  • perceptief gehoorverlies: binnenoorprobleem, slakkenhuis werkt niet goed.
  • gemengd gehoorverlies
  • retrocochleair gehoorverlies: zenuw geeft informatie niet goed door
19
Q

Waaruit bestaat het vliezige labyrint?

A

ductus semicircularis
sacculus
utriculus
ductus cochlearis
saccus endolymfaticus
gevuld met endolymfe die wordt geproduceerd in de ductus cochlearis en gereabsorbeerd in de saccus endolymfaticus

20
Q

Waaruit bestaat het benige labyrint?

A

canales semicircularis
vestibulum
cochlea
gevuld met perilymfe

21
Q

Wat zijn functies/eigenschappen van de buitenste haarcellen?

A
  • spanningsafhankelijke beweging in de lengteas: korter bij depolarisatie
  • frequentieselectiviteit
  • verantwoordelijk voor otoakoestische emissies
22
Q

Welke klachten passen bij een otitis media acuta?

A

koorts, ziek
othalgie (oorpijn)
otorrhoe (loopoor)
mastoïditis
meningitis

23
Q

Wat zijn gevolgen van een chronische otitis media?

A

Verandering structuur trommelvlies:
- myringosclerose
- atrofie lamina propria
- perforatie trommelvlies

gestoorde drukregulatie middenoor:
- atelectase middenoor
- cholesteatoomvorming

conductief gehoorverlies:
- taai gezwollen mucosa middenoor
- hypoventilatie middenoor
- tympanosclerose gehoorbeentjes
- perforatie trommelvlies
- erosie gehoorbeentjes

perceptief gehoorverlies

boterosie (cholesteatoom)

24
Q

Welke klachten passen bij een chronische otitis media met cholesteatoom?

A

gehoorverlies (conductief of perceptief)
otorrhoe (superinfectie)
duizeligheid (fistel)
facialisuitval
meningitis

25
Q

Wat zijn klinische tekenen van een schedelbasisfractuur (door het oor)?

A
  • battle sign
  • heamatotympanum
  • otoliquorroe
  • soms: dislocatie gehoorsbeentjes
  • soms: uitval van n. VII of labyrint
26
Q

Wat zijn oorzaken van ernstig (dubbelzijdig) perceptief gehoorverlies bij kinderen?

A

meningitis
infectieus: post-viraal, rubella, lyme, lues, bof, mazelen, CMV, herpes
perinatale nood
genetisch
posttraumatisch
enlarged vestibulair aquaduct, EVA
ECI

27
Q

Wat zijn tekenen van een acuut vestibulair syndroom?

A

neuritis vestibularis:
- heftige draaiduizeligheid met misselijkheid en braken, verergert bij hoofdbewegingen
- maximale vertigo na minuten tot uren
- vaak bij ontwaken en omdraaien in bed
- 50 % ervoor BLWI
- harmonie vestibulaire
- oscillopsie
- geen centrale symptomen
- BPPD in latere beloop

28
Q

Wat zijn symptomen passend bij morbus ménière?

A
  • aanvallen van vertigo met misselijkheid en braken, duren minuten tot uren
  • slechthorendheid aan 1 oor, herstelt zich aanvankelijk na aanval
  • tinnitus
  • vol gevoel in het oor of druk op het oor

KNO onderzoek
- buiten aanval normaal
- tijdens aanval nystagmus naar ipsilateraal en later naar contralateraal
- perceptief gehoorverlies

29
Q

Wat zijn symptomen passend bij een benigne paroxismale positie duizeligheid (BPPD)?

A

positioneringsduizeligheid, getriggerd door hoofdbeweging
soms met misselijkheid
meest voorkomende vorm van vestibulaire duizeligheid
piek incidentie tussen 50-70 jaar
aanval van vertigo:
- treedt op na latentie van enkele seconden
- bij hoofdbeweging schuin naar achter, posteriore kanaal
- na omdraaien in bed, horizontale kanaal
- duur max 1 min
- crescendo-decrescendo
- uitputbaar

30
Q

Wat zijn de dodelijke D’s?

A

Dit zijn tekenen dat de hersenstam minder goed functioneert:
- dysartrie
- diplopie
- dysmetrie
- dysfonie
- dysfagie
- dysesthesie
- drop attacks (plotseling vallen zonder syncope)
- down-up distorsies (tilt illusies)

31
Q

Beschrijf de lateral vestibulospinale tract.

A
  • vooral otolieten
  • laterale vestibulaire nucleus
  • ipsilateraal
  • cervicaal, thoracaal en lumbaal
  • zorgt ervoor dat de benen aanpassen aan hoofdbewegingen
  • excitatoir voor extensie spieren
32
Q

Beschrijf de mediale vestibulospinale tract.

A
  • mediale vestibulaire nucleus
  • vooral de semicirculaire kanalen
  • vooral ipsilateraal
  • innerveert cervicale segmenten via de mediale longitudinal fasciculus
  • houdt het hoofd stil in de ruimte -> vestibulo-collics reflex
33
Q

Welke verschillen kan je ondervinden bij n. peroneus mononeuropathie versus radiculopathie L5?

A

n. peroneus:
- vaak na erg afvallen
- dorsieflexie voeten en tenen

L5:
- dorsieflexie voet en tenen
- inversie voet

34
Q

Wat is het verschil tussen resolutie/nauwkeurigheid en gevoeligheid?

A

Resolutie is hoeveel afstand tussen twee punten in kan zitten, wil je ze kunnen onderscheiden en gevoeligheid is hoe zacht de aanraking kan zijn, mocht je een aanraking voelen.

35
Q

Welke laesies in de premotorische velden zorgen voor welke problemen?

A
  • Laesie in ventrale (laterale) premotorische schors: visuele input inzetten bij een motorische taak
  • Laesie area van Broca: spraakproductie
  • Laesie dorsale (mediale) gebieden: spontane bewegingen
  • Laesie frontal eye field (rostraal in dorsale premotorische schors): oogbewegingen
36
Q

Welke spierziekten zijn erfelijk en welke verworven?

A

Erfelijk
X-gebonden: Duchenne, Becker (spierdystrofie)
AD: Dystrofia myotonica, fascio-scapulo-humerale spierdystrofie (FSHD)
AR / metabool: Pompe

Verworven:
Inflammatoir: myositis, dermatomyositis, IBM
Endocrien: schildklier

37
Q
A