We hoeven niet de hele tijd te lopen lachen en schateren Flashcards
Avoir besoin; être obligé
Hoeven (hoefde; heeft gehoeven)
Rire aux éclats
Schateren
Ressortir de; transparaître de
Blijken uit (bleek; is gebleken)
La prédisposition
De voorbestemdheid
La richesse
De rijkdom
Évoquer; susciter
Op/roepen (riep; heeft geroepen)
Se permettre quelque chose
Zichzelf iets gunnen
Vers; à la rencontre
Tegemoet
Craquer
Kraken
Approuver; confirmer
Beamen
S’associer à ; se rattacher à
Aan/sluiten bij (sloot; heeft gesloten)
En ce qui concerne
Wat … betreft
Déterminant; important; crucial
Doorslaggevend
Le point de vue
Het inzicht
Faire primer
Voorop/stellen
Selon
Aldus
Pourtant
Nochtans
Par contre
Integendeel
Direct
Rechtstreeks
Partiellement (2)
Deels
Gedeeltelijk
Le psychothérapeute
De psychotherapeut
L’acceptation de soi
De zelfacceptatie
Le jumeau
De tweeling
Être connecté l’un à l’autre (2)
Met elkaar verbond zijn (was; is geweest)
Met elkaar te maken hebben (had; heeft gehad)