Geluk of stress ? Flashcards
L’influence sur
De invloed op
Introduire (ex.: un code)
In/voeren
Inquiet
Onrustig
Irritable
Prikkelbaar
Anxieux: nerveux
Zenuwachtig
La palpitation ; le battement de cœur
De hartklopping
Transpirer
Zweten
Trembler
Trillen
En caractère gras
Vetgedrukt
La donnée chiffrée
Het cijfergegeven
Le nombre
Het aantal
En général (2)
Over het algemeen
Algemeen
Déduire/ conclure
Af/leiden
Le sondage (2)
De enquête
De bevraging
Manifestement; de toute évidence; clairement
Blijkbaar
Admettre; reconnaître
Toe/geven (gaf; heeft gegeven)
Ressortir; frapper
Op/vallen (viel; is opgevallen)
Causer
Veroorzaken
De plus en plus (2)
Steeds meer
Meer en meer
(Au fur et) à mesure que; selon que; suivant que
Naarmate
Expérimenter; éprouver
Ervaren
La cause
De oorzaak
Au-dessus
Bovenuit
En revanche
Daarentegen
Diviser
Op/splitsen
Le sexe; le genre
Het geslacht
Pas moins de; minimum
Liefst
Déclarer
Aan/geven (gaf; heeft gegeven)
Valoir; être en vigueur
Gelden (gold; heeft gegolden)
La moitié
De helft
Le tiers
De derde
Het kwart
Le quart
Le participant (2)
De deelnemer
De respondent
Constater
Vast/stellen
Parfois; quelques fois
Weleens
Participer à (2)
Deel/nemen aan (nam; heeft genomen)
Mee/doen aan (deed; heeft gedaan)
Aucun problème
Nergens last van
La peur de l’échec
De faalangst
Les péripéties; les aventures; les mésaventures
De perikelen
L’apparence; le look; le physique (2)
Het voorkomen
Het uiterlijk
Le poids
Het gewicht
La séparation
De scheiding
Se tracasser; se faire du mauvais sang
Piekeren
Gérer
Om/gaan met (ging; is gegaan)
L’endroit ; l’espace (2)
Het plekje
De ruimte
Vivre (ex. Une expérience)
Mee/maken
Se moquer
Uit/lachen
La cigarette [ARGOT]
Het safke
L’exposé oral
De spreekbeurt
La déclaration
De verklaring
Contrer
Counteren
Les jouets
Het speelgoed
Le snack; le casse-croûte; l’encas
Het tussendoortje
Disposer de
Beschikken over
Attirant; attractif
Aantrekkelijk