WDD3 - week 4 Flashcards
persoonlijkheidsstoornissen clusters:
- cluster A: zonderling (paranoïde, schizoïde, schizotypisch);
- cluster B: dramatisch (antisociaal, borderline, histrionisch, narcistisch);
- cluster C: angstig (vermijdend, afhankelijk, dwangmatig).
korte neuropsychiatrische screeningstesten
Direct herhalen van een telefoonnummer - aandachtsstoornis
Oriëntatie in tijd en plaats - desorientatie
Enkele minuten onthouden van drie woorden - kortetermijngeheugen
Overeenkomst tussen roos en tulp, fiets en trein/betekenis spreekwoorden - abstractievermogen
Opsommen van meer dan tien dieren in één minuut - stoornis in executieve functies
Schrijven van een zin - dysgrafie
Tekenen van een klok - stoornis visuospatieel/constructieve apraxie
Somnolent
Doezelt weg maar antwoordt wel op krachtig aanspreken
Soporeus
Antwoordt niet maar voert wel eenvoudige opdrachten uit
vernauwd bewustzijn
Is geconcentreerd op een bepaalde ervaring en is afgeslo
ten voor prikkels van buitenaf
hypovigliteit
Reageert niet, of traag en kort
hypervigliteit
Is overmatig oplettend, reageert snel op nieuwe prikkels
hypotenaciteit
Raakt de draad kwijt bij langere antwoorden; cijferreeks
van vijf à zeven cijfers direct herhalen mislukt
ideomotorische apraxie
Kan niet net doen alsof hij wuift, salueert, een lucifer
afstrijkt of een kam of sleutel gebruikt
confabulaties
Verzint onbewust feiten over situaties of gebeurtenissen die hij zich niet kan herinneren vanwege een amnesie
Vergeet vroegere gebeurtenissen
Dissociatieve amnesie
Kan zich belangrijke persoonlijke ervaringen van psychotraumatische aard niet herinneren
Decorumverlies
Houdt zich niet aan de sociale gedragsregels die gebruikelijk zijn voor de situatie en voor hemzelf
Verminderd abstractievermogen
ziet geen overeenkomst tussen woorden
circumlocutie
Gebruikt vage en omslachtige omschrijvingen
afasie
Kan niet goed spreken of gesproken taal begrijpen
beperking in theory of mind
Kan het gedrag van een ander niet begrijpen in relatie tot
gedachten , gevoelens en motieven van die ander
derealisatie
Heeft een gevoel alsof de omgeving niet echt is
neologismen
Gebruikt zelfbedachte woorden met een eigen betekenis
alogie
Zegt weinig, of zegt weinig met veel woorden
tangentialiteit
Antwoordt langs de vragen heen
Ontsporing
Onderbreekt eigen verhaal met irrelevante, onbegrijpelijke opmerkingen
overwaardige denkbeelden
Heeft allesbeheersende irrationele ideeën
preoccupatie
Kan een overtuiging ofkrachtig verlangen niet loslaten
rumineren
Overpeinst , wikt en weegt voortdurend een al dan niet
reëel probleem, zonder dat een constructieve oplossing
wordt bereikt
dysfore stemming
Voelt zich ontstemd, wantrouwig, prikkelbaar, boos
sociaalfobisch
Heeft de vrees zichzelf belachelijk te maken
labiel
Toont snel afwisselende emoties zonder externe aanleiding
copropraxie
Maakt obscene gebaren als motorisc he tics
stupor
Is bewegingsloos en spreekt niet bij helder bewustzijn
motorische manierismen
Maakt vreemde, overdreven karikaturen van norma le
bewegingen
motorische stereotypieen
Maakt repeterende, abnormaal frequente, niet-doelgerichte bewegingen
katalepsie
Houdt door de onderzoeker aangebrachte ongewone
lichaamshouding langdurig en tegen de zwaartekracht in
vol
flexibilitas cerea
Heeft lichte, gelijkblijvende weerstand tegen het in een
andere houding plaatsen van ledematen
Echopraxie, echom imie , echolalie
doet bewegingen, spraak mimiek na
grimasserenn
Maakt gemaniëreerde, bizarre, overdreven bewegingen gelaat
coprolalie
Roept obscene woorden of zinnen als vocale tics
palilalie
Herhaalt op explosieve wijze eigen woorden of zinnen
Paranoïde-persoonlijkheidstrekken
Achterdochtig, prikkelbaar, snel gekwetst, rancuneus
Paranoïde-persoonlijkheidstrekken
Achterdochtig, prikkelbaar, snel gekwetst, rancuneus
Schizoïde-persoonlijkheidstrekken
Afstandelijk, gesloten , weinig emotioneel, solitair
Schizotypische-persoonlijkheidstrekken
Excentriek, zonderling, met vreemde spraak, met eigenaardige denkbeelden
Antisociale-persoonlijkheidstrekken
Onbetrouwbaar, leugenachtig, impulsief, agressief, roekeloos, geweten loos
Antisociale persoonlijkheidsstoornis – overtreden wet, agressie, impulsief, liegen zonder spijt, gebrek nemen verantwoordelijkheid.
Borderline persoonlijkheidstrekken
Onbeheerst , impulsief, zich leeg voelend, overmatig idealiserend of afwijzend
Histrionische-persoonlijkheidstrekken
Theatraal , aandacht vragend, hyperemotioneel , oppervlakkig , suggestibel
Narcistische persoonIijkheidstrekken en stoornis
Arrogant, hooghartig , met grootheidsgedachten
Narcistische stoornis = Idee recht te hebben op dingen, geen rekening houden met gevoelens anderen, alleen met bijzondere mensen omgaan, exploiteren, fantasieen over macht en succes, overmatige behoefte aan bewondering, innerlijke wereld roept schaamte op
Vermijdende-persoonIijkheidstrekken
Terughoudend, sociaal onhandig, geremd, contactenvermijdend, met gevoel tekort te schieten
Afhankelijke persoonlijkheidstrekken
Onderdanig , afhankelijk, besluiteloos, passief, hulpeloos met minderwaardigheidsgevoel
dwangmatige persoonlijkheidstrekken
Dwangmatig, detaillistisch, beheerst, contro lerend, koppig, star, perfectionistisch
ALLE HC EN ELEARNINGS HIER
JO
depressie DSM5
somber/verlies plezier en
> 5 symptomen, twee weken:
Sombere grootste deel dag en bijna elke dag,
Verminderd (e) interesse of plezier in alles ish grootste deel dag en bijna elke dag
Gewichtsverlies of toename/verandering eetlust
Insomnia of hypersomnia
Psychomotorische agitatie of vertraging elke dag ish
Vermoeidheid bijna elke dag
Waardeloosheid/schuld bijna elke dag
Concentratieprobleem/besluiteloosheid bijna elke dag
Suïcidegedachten/plan
bij persisterend ook nog >2
- slechte eetlust of te veel eten;
- insomnia of hypersomnia;
- weinig energie of vermoeidheid;
- gering gevoel van eigenwaarde;
- slechte concentratie of moeite met beslissingen nemen;
- gevoelens van hopeloosheid
en niet meer dan 2 maanden niet aanwezig symptomen in afgelopen 2 jaar
depressie behandeling
-Voorlichting meerdere factoren, 60% na een half jaar hersteld, actieve houding en levenswijze nodig, geen alcohol- en drugs
-dagprogramma
-Psychotherapie
Antidepressiva bij matig-ernstig (SSRI of TCA, 6mnd dan afbouwen, langer bij meer dan 3 episoden/langdurig)
Combinatie psychotherapie en antidepressiva als monotherapie niet goed genoeg is
Persoonlijkheidsstoornissen betekenis en kans
langdurig diepgaande starre patronen van disadaptief gedrag
wat je mee hebt gekregen van huis (resilience/vulnerability) en stress
waardoor wordt bepaald wat normaal gedrag is?
statistische norm (rekenkundig)
populatie norm (norm binnen sociaal culturele context)
individuele norm (net zijn als anderen, functioneren, perceptie werkelijkheid, stemming, interpersoonlijke relaties)
verschil temperament – karakter – persoonlijkheid – persoon
temperament als baby aangeboren, karakter is de laag er omheen die de laag karakter zou kunnen balanceren (basaler), persoonlijkheid is niet meer alleen in relatie met ouders maar ook met anderen
freud ideeen
superego is door maatschappij bepaald (het geweten), id (driften die ons maken tot we zijn)
is altijd een strijd tussen. We moeten proberen Id te onderdrukken met afweermechanismen (meer naar minder adaptief; humor, anticiperen, verdringen, rationaliseren, devalueren, externaliseren)
Adaptieve afweermechanismen
Beheersen
Anticiperen = nadenken over komende moeilijkheden en oplossingen
Sublimeren = onacceptabele impuls omzettin in acceptabel
Humor
Neurotische afweermechanismen
Verdringen = Het buiten bewustzijn houden van bepaalde gedachten, gevoelens, impulsen of herinneringen ; kan leiden tot selectief geheugenverlies
Rationaliseren = Argumenten geven die op zich misschien wel waar zijn, maar die er emotioneel niet toe doen
Intellectualiseren = Theoretische vertogen geven die geabstraheerd zijn van de oorspronkelijke
moeilijkheden
Overdekken door het tegendeel = Gevoelens hebben of gedrag tonen tegenovergesteld aan oorspronkelijke gevoelens of intenties
Ongedaan maken = Een als negatief ervaren gedachte of handeling pogen te neutraliseren door een gedachte of handeling waarvan het individu (soms magisch) verwacht
dat het een tegengesteld effect heeft; bijvoorbeeld bij dwangneurosen
Affect isoleren = Zonder gevoelens pijnlijke gedachten of pijnlijke omstandigheden doorlopen
Verschuiven = Gevoelens tegenover de ene persoon verschuiven naar een andere
Primitieve afweermechanismen
Ageren = Wensen of driftmatige impulsen in gedrag uitleven
Idealiseren = Aspect van splitsen: alleen positieve gedachten en gevoelens tegenover een specifieke persoon of groep van personen toelaten
Devalueren = Aspect van splitsen: alleen negatieve gedachten en gevoelens tegenover een specifieke persoon of groep van personen toelaten
Externaliseren = Vermeende tekortkomingen aan een ander toeschrijven, of vermeende tekortkomingen van een ander benadrukken , om de aandacht niet te hoeven richten op de eigen tekortkomingen of problemen
Splitsen = Positieve en negatieve gevoelens tegenover een persoon of een groep van personen (bij voorbeeld een behandelteam) radicaal gescheiden houden
Ontkennen
Hulpafwijzend klagen = Klaaggedrag zonder de intentie om hulp te accepteren
Passieve agressiviteit
Projecteren = Eigen ongewenste gevoelens of gedachten aan anderen toeschrijven
Projectieve identificatie = Eigen ongewenste gevoelens of gedachten aan anderen toeschrijven en
daarbij de ander in de positie brengen dat deze die gevoelens of gedachten
overneemt en zich daarnaar gaat gedragen
wat is het verschil tussen trait en toestand
Trait = wat altijd aan de hand is (altijd iemand schuld geven; minder adaptief)
Toestand = tijdelijk
SCHEMATHERAPIE?
jo
Lexicografische benadering
persoonlijkheidstest
(big5) – altruisme, openheid, conscientieusiteit, extraversie en neuroticisme.
Ontstaan psychiatrische symptomen:
informatie opgenomen door bewustzijn, aandacht, waarneming. Wordt daarna getoetst door ervaring en geheugen. Dan waarderen door emotie, en wegen door denken. Daaruit komt intepretatie wat leidt tot psychomotoriek of gedrag.
pathogenese
. Syndroom met kennis van ontstaan
Etiologie
Verband initierende/onderhoudende factoren
Ethiopathogenese
is combi; ontstaan psychisch disfunctioneren is complex samenspel neurobiologische en psychische processen. Heeft wederzijdse beinvloeden; cerebrale processen zijn correlaat aan psychologische processen
Ziekte
samenhangend inzicht aard symptomen, onderling verband (syndroom), wijze van ontstaan (pathologie), factoren die proces op gang brengen en onderhouden (etiologie).
waarom wordt in psychiatrie altijd van een syndroom gesproken
omdat ontstaanswijze onbekend is
verschil tussen classificatie en diagnostiek
classificatie kan met DSM5
diagnose kijkt per persoon en naar subcategorieen
Methodisch/epistemologisch dualisme
relatie tussen materie en geest
Appraisal
inschatting wat betekenis is van een stressor, en de inschatting daarvan
Coping
manier om met stress. Kan probleemgericht of emotiegericht om de situatie of strain waarin je bent gebracht te reduceren
Afweer
automatische afweer onbewuste processen
Afweermechanismen
automatische onbewuste psychische processen die beschermen tegen onrustgevoelens door onbewust maken van die gevoelens of gedachten, herinneringen of fantasieen die tot die gevoelens aanleiding geven. Kan je later wel bewust van worden
Afweermechanismen
automatische onbewuste psychische processen die beschermen tegen onrustgevoelens door onbewust maken van die gevoelens of gedachten, herinneringen of fantasieen die tot die gevoelens aanleiding geven. Kan je later wel bewust van worden
hard problem of consiousness
proberen uit te leggen hoe en waarom fysieke toestanden (zoals hersenprocessen) bewust kunnen worden
Er ontbreekt een verklaring die uitlegt waarom een subject überhaupt waarnemingseigenschappen heeft, zoals een ervaring of beleving van smaak of kleur, oftewel qualia.
Default mode netwerk
in rust en joint attention
Salience netwerk
bij psychose, verslaving en anhedonie
Central executive network
voor aandacht, besluitvorming en executieve functies
ontstaan wanen en welk netwerk betrokken
Meer dopamine, toekennen importantie en leren behoren tot salience netwerk. Als verhoogde afgifte dopamine dan wordt neutrale stimuli beloning/aversie, en deze stimuli worden relevant (salient) waarvoor mens een verklaring/verband zoekt en construct maakt (waan)
hoe wordt anhedonie gevormd
met ventrale en dorsale circuit. Identificatie stimulus (waardering), komen tot gemoedstoestand (productie) en sturen gedrag (regulatie)
hoe wordt Angst gevormd
heeft twee routes; direct (thalamus amygdala) en indirect (thalamus – amygdala – sensorische cortex – hippocampus- prefrontale cortex)
somatische aandoeningen die depressie kunnen verergeren
Somatische aandoeningen
-Obesitas
-DM
-Myocardinfarct
-Oudere leeftijd
verschil TCA en SSRI
Zowel TCA’s als SSRI’s remmen de heropname van monoamines uit de synapsspleet tussen de neuronen door blokkering van de verantwoordelijke receptoren.
TCA blokkeert de opname van voornamelijk serotonine en norepinefrine, terwijl SSRI’s alleen de heropname van serotonine blokkeert. Dit resulteert in een verhoogde concentratie van deze monoamines in de synaptische spleet.
Als gevolg zullen receptoren die de productie van monoamines inhiberen downreguleren. Er wordt vermoed dat de downregulatie van deze receptoren een anti-depressief effect teweegbrengt.
Zie voor meer informatie de TRC (Psychiatry-> Depression)
indicaties TCA en SSRI
TCA’s indicatie:
- Neuropathische pijnen (niet geregistreerd)
- Bipolaire stoornissen
SSRI’s indicaties:
- Angststoornissen (vanwege anxiolytische werking)
- Obsessief-compulsieve stoornis
Bijwerkingen TCA’s:
- Orthostatische hypotensie (m.n. bij ouderen), met daar aan gekoppeld duizeligheid. Dit is gerelateerd aan de alpha-adrenerge receptor blokkerende werking van TCAs. Denk dus om het toegenomen valrisico bij ouderen!
- Anticholinerge bijwerkingen zoals een droge mond, wazig zien, mictieklachten en sufheid/sedatie
- Geleidingsstoornissen door kinine-achtige werking-> kan leiden tot cardiotoxicitiet (evt. levensbedreigend). Oppassen wanneer voorschrijft bij patiënten met suïcide neigingen!
Bijwerkingen SSRI’s:
- Hyponatriëmie-> Bij gebruik SSRI’s kan na 1 week SIADH ontstaan-> te veel ADH-productie-> te veel water geresorbeerd in nieren-> te lage concentratie zouten.
- Verhoogde bloedingsneiging. Deze bijwerkingen moet je weten omdat daaraan gekoppeld ernstige problematiek kan ontstaan.
- Cardiovasculaire bijwerkingen (tachy/bradycardie, QT-interval verlenging, hypertensie).
- Gastro-intestinale klachten
Misselijkheid, diarree, seksuele functiestoornissen, angst, slapeloosheid en hoofdpijn komen overigens veel meer voor. Alhoewel deze niet direct levensbedreigend zijn, zijn dit wel bijwerkingen om rekening mee te houden omdat ze een negatieve invloed kunnen hebben op de therapietrouw.
Seksuele klachten
wat is niet samen te gebruiken met TCAs
anti hypertensiva en diuretica
geeft orthostatische hypotensie
wat is niet samen te gebruiken met SSRIs
thiazidediuretica:
geeft Hypo-natriëmie, voorkomen door vochtbeperking.
NSAIDs
Gastro-intestinale bloedingsrisico’s, dosis verlagen of selectieve cox-2-remmer geven en maagzuurremmende medicatie
welke van de TCA’s amitriptyline en nortriptyline wordt bij ouderen toegeschreven
Nortiptyline
Ouderen zijn gevoelig voor anti-cholinerge bijwerkingen (achteruitgang cognitieve functioneren/verwardheid). Nortriptyline heeft een minder anti-cholinergisch effect, wat dit middel geschikter maakt voor de behandeling van depressies bij ouderen.
contraindicaties en terughoudendheid TCAs wanneer
ontra-indicatie TCA’s:
- Recent hart infarct
- Enige vorm van hartblokkade, stoornissen van hartritme of van de kransslagaders.
Terughoudendheid geboden bij:
- Urineretentie
- Lever-/nierfunctiestoornis
- Glaucoom
- Epilepsie
- Suïciderisico (bij overdosis minder veilig ten opzichte van SSRI’s)
welke dodelijke bijwerking kunnen SSRIs hebben
geen andere medicatie die werking hebben op serotonine!
serotoninesyndroom kan dan optreden wat gepaard gaat met ernstige verschijnselen als agitatie, hyperthermie, tremor, convulsies en delirium. Vooral bij gelijktijdig gebruik van MAO-remmer is er een verhoogd risico op het voorkomen van dit syndroom.
advies antidepressiva
Een groot deel van de patienten (tot 40%) stopt binnen een maand! Een klinisch verbetering van de depressie wordt pas na langere tijd ervaren (meestal 2-4 weken), terwijl de bijwerkingen wel al vanaf dag 1 merkbaar zijn. De patiënt dient op de hoogte te zijn van zowel de korte als lange termijn bijwerkingen. Bij de start kunnen bijwerkingen optreden die meestal ook snel weer vergaan zoals initiële onrust en maag-darmklachten. Op lange termijn kunnen gewichtstoename en seksuele disfunctie een reden zijn voor patiënten om medicijngebruik te staken.
Ook bij een respons dient de behandeling gedurende 6 maanden voortgezet te worden.
Het is dus van belang voor het starten van de therapie samen met de patiënt een overwogen beslissing te nemen over het starten met pillen en de consequenties daarvan. Potentiële therapieontrouw kan een reden zijn voor het niet starten van therapie. Indien een patiënt echter bewust kiest voor medicamenteuze therapie kan dat de therapietrouw juist bevorderen.
op welk moment van de dag TCAs innemen
TCAs worden bijvoorkeur ‘s avonds gedoseerd. Deze middelen hebben namelijk een sederend effect. De hoogste plasmaconcentraties worden enkele uren na inname bereikt, het sederend effect is dan ook het sterkst en dat kan dan maar beter ‘s nachts zijn. Zo blijven overigens ook de gevolgen van het orthostatische effect beperkt. Herinner je dat je andere middelen die tot orthostase leiden ook wel ‘s avonds inneemt (bijvoorbeeld wanneer een thiazide diureticum voor het eerst wordt gecombineerd met een ACE remmer).
op welk moment van de dag SSRIs innemen
De SSRIs zijn niet sederend maar kunnen slaapproblemen veroorzaken. Verder hebben ze geen orthostatische hypotensie als bijwerking. Inname van SSRIs vindt dan ook meestal ‘s ochtends plaats.
wat geven bij toenemende angst, agitatie en/of slapeloosheid door antidepressiva?
benzodiazepines maximaal 2 weken, om het risico van afhankelijkheid ervan te verminderen.
advies bij stoppen antidepressiva
vertel mogelijkheid onttrekkingsverschijnselen. Dit neemt mogelijke ongerustheid weg wanneer de onttrekkingsverschijnselen optreden.
- Maak eventueel gebruik van een afbouwschema.
onttrekkingsverschijnselen antidepressiva
slaapstoornissen
gastro-intestinale stoornissen
griepachtig met zweten, hoofdpijn, rillingen en malaise.
minder vaak; agitatie, hallucinaties en duizeligheid voorkomen.
De verschijnselen beginnen een à twee dagen na de laatste dosering en kunnen tot drie weken aanhouden. Het is belangrijk de verschijnselen niet te verwarren met een recidief depressie.
LAATSTE ZSA AANVULLEN
JO
effect van positieve en negatieve instroom in neuron
Type ion kanaal bepaald het effect:
– Positieve instroom versterkt de neurotransimssie
– Negatieve instroom vertraagd de neurotransmissie
mogelijke reacties wanneer neurotransmitter bindt
1: Een nieuwe actiepotentiaal beginnen (elektrische neurotransmissie) (een ion-kanaal receptor die open gaat)
* 2: Een signaal (de second messenger) sturen om andere mechanismen aan of uit te zetten (een G-proteïne receptor)
hoe vindt signaalbeeindiging plaats in neuronen
1: re-uptake transporters; deze pompen de
neurotransmitter terug naar het
presynaptisch axon voor hergebruik
* 2: afbrekende enzymen (metabolisatie): bijv.
MAO-A en B.
waarbij is dopamine (DA) betrokken?
motivatie, plezier, beloning
waarbij is serotonine (5-HTP) betrokken?
obsessies en compulsies
waarbij is (nor)adrenaline (NA/A) betrokken?
alertheid, energie
Allosterische modulators;
versterken of verzwakken het effect van de natuurlijke stof (ligand) -> bijv. Alcohol
Antipsychotica indeling en bijwerkingen
- Typisch (bijv. haloperidol): Hoge affiniteit D2 antagonisme
- Atypisch (bijv. olanzapine): lagere affiniteit D2 antagonisme, ook andere effecten (dus meer bijwerkingen!)
- Bijwerkingen: Extra Piramidaal Syndroom (EPS); motivatieverlies, cardiotoxiciteit
dosis effect relatie antipsychotica
- Dosis-effect relatie; mesolimbisch traject minder actief door blokkeren signalen. Maar motorbaan ook onderdrukt – parkinsonisme waarbij fijne motoriek minder goed. Kijken welke dosis minste bijwerkingen en grootste effect
- Haloperidol heeft hoogste affiniteit, daarom grotere range om te doseren tot bijwerking optreed
wat is Venlafaxine, wanneer gegeven
is SNRI
N van noradrenaline, heeft ook noradrenaligere effecten. Liever dan citalopram bij melancholische depressie omdat ze ook niet meer uit bed kunnen komen
wanneer is het nodig een opbouwschama te gebruiken bij antidepressiva?
wanneer mensen negatieve gevoelens hebben over het gebruik van medicatie, mensen die zichzelf gevoelig zien want die zijn extra opmerkzaam voor veranderingen
Fluroxetine
antidepressiva met langere halfwaardetijd (7 dagen), duurt langer voordat je steady state hebt bereikt (want is 5 keer halfwaardetijd), bouwt zich rustig op TENTAMEN
benzodiazepines gebruik
25% gebruikt chronisch, MAAR MAG MAX 14 DAGEN, TENTAMEN! is wel mogelijk om twee maanden totaal te gebruiken voor afbouwen
nieuw recept (verlenging) – switchen van lang naar kortwerkend benzodiazepine
werking benzodiazepines
Benzodiazepines vergroten chloorinstroom – tragere reacties. Niet combineren met alcohol want dit heeft zelfde effect – stop ademhaling. Dit effect vermindert bij regelmatig gebruik, receptor laat minder chloor door (normaal werken onder invloed). Het is een dempend systeem. Daarom wanneer brak te weinig demping, alles komt harder binnen
voor en nadelen benzodiazepines
Voordelen: snel effect, goed verdragen
Nadelen: amnesie (vooral hoge dosis), spierverslapping (niet autorijden), ademhalingdepressie (apnoe), sufheid (bewustheidsdaling, valrisico)
wat garandeert het meeste succes bij het stoppen van benzodiazepines
Meeste succes door motivatie patiënt. Dit bereiken door uitleg over wat de bedoeling is
wat voor tmax en t1/2 kies je bij een patient met een inslaapstoornis?
lage tmax want werkt snel, en lage halfwaardetijd; 5 keer halfwaardetijd en het is uit je lichaam, geen last meer van
waardoor ontstaat een rebound effect bij benzodiazepines?
Rebound benzodiazepines; door mentaal en toestand van chloorkanalen
Tapering;
procentueel afbouwen, iedere keer halveren. Een week of 2. Geleidelijke afnemende GAGAa bezetting
verslaving tot stand koming, welke hersengebieden
- hippocampus en amygdala zenden signaal naar;
- salience netwerk (nucleus accumbens en ventraal tegmentaal gebied), gaat naar
- Dorsolaterale prefrontrale cortex/anterior
- cingulate cortex voor controle
gaat naar orbitofrontale cortex voor aandrift
kenmerken schizoide persoonlijkheidsstoornis
niet echt interesse in romantische relaties
eenzaam beroep, sociale onhandigheid en niet naar feestjes gaan.
kenmerken schizoide persoonlijkheidsstoornis
niet echt interesse in romantische relaties
eenzaam beroep, sociale onhandigheid en niet naar feestjes gaan.
Borderline kenmerken, hoe vaak, beloop
geeft chronisch gevoel van leegte, instabiel zelfbeeld, extreem idealiseren en devalueren, dissociatieve klachten, suicidaal/beschadigend gedrag
Vragen of patiënten zichzelf kunnen omschrijven om te kijken of zelfbeeld stabiel is
Komt voor bij 1-2%
Beloop; soms suicide, soms beter functioneren
Ongeveer 5-10% overlijdt aan suicide, meestal niet als doodwens maar om geen pijn te voelen/uit onvermogen hulp te vragen
borderline comorbiditeiten
Vaak samen met eetstoornis, ADHD, middelen, PTSS en andere persoonlijkheidsstoornissen
borderline behandeling
Behandelen door patiënt het gevoel te geven dat je er voor de patiënt bent. SSRIs alleen als er sprake is van depressie of angst erbij.
borderline risicofactoren
Bij seksueel misbruik lang niet altijd borderline, bij borderline vaak onveilige hechting ouders
Chronische psychotraumatische stress in jeugd kan tot permanente neurobiologische veranderingen leidden in bijvoorbeeld de HPA as
Belle indefference
lastige onderwerpen vrolijk vertellen
Witzelsucht
eindeloze woordspelingen, ongepaste grappen, zonloze verhalen in sociaal ongepaste situatie
Histrionische persoonlijkheidsstoornis kenmerken en risicofactor
wat labiliteit, verhoogde stemming zonder lange episoden van depressie of manie. Ongepast seksueel verleidend, beschouwt relaties met anderen als intiemer dan ze daadwerkelijk zijn, maakt gebruik van het uiterlijk om aandacht op zich te vestigen, overdreven expressie van emoties en excessief impressionistische stijl van spreken, externaliseren
Vaak in kindertijd door ouders vertroeteld als paradepaardje
antisociale persoonlijkheidsstoornis risicofactor en comorbiditeit
Soms mishandeling in voorgeschiedenis
Vaak samen met verslaving, angst, borderline, narcistisch en stemmingsstoornis
Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis
alles moet op eigen manier, anders zelf overnemen, bepaalt gedrag anderen, regels moeten gevolgd, perfectionistisch, niet in staat waardeloze voorwerpen weg te gooien, niet goed delegeren, egosyntonie
Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis -
Verlantingsangst/conflichtmijden en onveilige hechting, moeite nemen beslissingen, opofferen om steun te krijgen, denken dat anderen beter kunnen, laten zich misbruiken, angstig, overkritieke ouders, negatieve ervaringen school, competitie broers en zussen verliezen. Goed op werk met weinig verantwoordelijkheid
waartoe kan devalueren door ouders leiden
tot afhankelijkheid/narcistische stoornissen
voor hoe verre is verslaving erfelijk, wat is er daarnaast nodig?
40-80%. daarnaast negatieve psychologische en sociale symptomen nodig
welk projectiesysteem is betrokken bij parkinson
nigrostriataal ,
welk projectiesysteem is betrokken bij OCD, verslaving en schizofrenie
mesolimbisch
welk projectiesysteem is betrokken bij stress en HPA
tuberoinfuncibulair
waar wordt serotonine geproduceerd, waar naartoe, waarvoor gebruikt als behandeling
In rostrale en caudale raphekernen in pons en medulla, gaat overal naartoe. Verschillende receptoren.bij depressie OCD en angst
waar komt noradrenaline vandaan, waar naartoe, waarvoor gebruikt als behandeling
Vanuit bijniermerg en cz uit Locus coeruleus. Projecteren naar alle delen hersenen, stam en ruggenmerg.
bij ADHD en depressie
waarvoor wordt GABA gebruikt
Laag GABA en dus minder demping CZ geeft angst, slapeloosheid, epilepsie. Benzodiazepine is gaba agonist gegeven bij slapeloosheid en angst en epilepsie.
Twee neuronale netwerken voor hedonie en beloning.
Ventraal – orbitofrontale cortex, amygldala, insula, ventrale anterieure cingulaire cortex, nucleus accumbens.
Dorsale – dorsale prefrontale cortex, dorsaleanterieure cingulaire cortex en hippocampus.
Ventraal eerst waardering plaatsinden; orbitofrontale cortex ontvangt informatie, dan ventrale anterieure cingulaire cortex, insula en amygdala goedkeuring, nucleus accumbens regulatie. Dorsaal systeem reguleert; prefrontale cortex zorgt voor plannen, anterieure cingulaire cortex ziet fouten in gedrag, hippocampus voegt kennis uit geheugen toe.
Ventraal is dus voor herkenning en hedonie, dorsaal voor executieve functie.
welk neuronale netwerk is aangetast bij depressie
ventraal systeem, vooral nucleus accumbens (anhedonie)
door welk neuronaal systeem wordt je bij depressie niet alleen somber, maar heb je ook last van katatoon en concentratie
Cortico basale ganglia thalamo corticaal circuit; vooral via nucleus caudatus en putamen heen, dan via thalamus terug. Thalamus wordt normaal altijd geinhibeerd. Dit samen met associatief en limbisch systeem sterk verbonden. Daarom bij depressie niet alleen somber (limbisch) maar ook concentratie (cognitief) en katatoon (motoriek)
welk neuronaal systeem is bij OCD verstoord
frontostriataal systeem (prefrontale cortex, striatum, basale ganglia, thalamus) verstoord. Ventraal en dorsaal deel. Ventraal; ventromediale prefrontale cortex initieert, zorgt voor emotie m motivatie. Dorsaal vanuit dorsale prefrontale cortex zorgt voor cognitieve controleprocesse. Hebben beide directe (dysinhibitie thalamus zorgt voor initieren of in stand houden emotie), indirecte route (afremmen emotie door inhibitie thalamus). Bij angststoornissen verstoring in afstemming tussen ventraal (emotioneel) en dorsaal (cognitief). Overactiviteit directe route ventraal, overactiviteit indirecte route dorsale route.